Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde (1775)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
Afbeelding van Proeve van oudheid-, taal- en dichtkundeToon afbeelding van titelpagina van Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.02 MB)

Scans (70.13 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde

(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

IV. Dertiendag, twaalfdag.

Dat het Driekoningen-feest van ouds dertiendag hiet, is zeer bekend. Veldenaer, chronijk van Hollant, bl. 40: Daer na tehen die hoechtijt van Dertiendach so toech die Coninc tot Colen totten Heylighen drie Coninghen te versoecken mit sijn offerhande. Bonauentura, sinte franciscus leuen, HS., cap. IX: Van dertienen dach totter vasten toe; of volgens een ander HS. van het zelfde werk, van den dortienen daghe totter vasten toe. In die deuoete oefeninghen ende ghebeden, HS., vindt men niet alleen op dien dertien dach, maar ook op den dertien auont. Zie wyders, Huyd. op Melis Stoke; van Hasselt op Kilianus, Wagen. Amst., d. V, 60. I, stuk X, bl. 105; de Nieuwe bydragen der vaderl. letterk., d. I, bl. 5, aant. i, en Christian. Gottlob Haltausii calendarium medii aevi, p. 40. Maar de delfde dag, zo Huydecoper ons bericht, heet by de Hoogduitschen de twaalfde dag, by de Angelsaxen voorheen de twaafde nacht. Zie hem op Melis Stoke, I. 1300, bl. 307. Dit zal wel zo zijn, schoon ik het eerste in geen woordenboek vinde, en Huydecoper het tweede niet bewijst. Maar

[pagina 22]
[p. 22]

hieruit kan men verklaren het achterschrift van een oud handschrift van Wyrink van Grauenberg, dat aldus luidt, voor zo veel ik de half uitgesleten letters heb kunnen opsporen:

 
Dit bok is ghescreuen na godes bort
 
Druteyn hundert iar in deme twe unde
 
Seuentigesten iare in dem hilghen aue
 
d to twelften. vnde heft ghescreuen
 
her Jan uon brunswic maneb tho
 
.......... unde dit bok hort
 
Hertoghen alberte here tho brunsw'
 
Vn ............
 
........ minen gut gesete ame.

Merk, dat de d, die in den vierden regel voor aan staat, by aue van den voorgaanden regel behoort. De zin schijnt te zijn: ‘Dit boek is geschreven na C. geboorte in het jaar 1372 op den heiligen avond te Driekoningen’ en zo voords. Twelften is hier denkelijk Driekoningen. Achter het I. deel van Schilteri Thesaurus antiq. Teuton. staat een oud Kalendarium Alemannicum; en daarin wordt de 6 Januari genoemd der zwelfte tag. De Engelschen noemen dien dag noch twelfth-day. En in rechte was van ouds de tijd van

[pagina 23]
[p. 23]

Kerstijd tot Driekoningen by ons bekend onder den naam van de twaalf nachten: zie Wagen. Amst., stuk X, bl. 7, en 105. Wat meer is; men vindt in oude stukken, aangehaald by Haltausius, in calendario medii aevi, p. 38, 39, niet alleen der zwelffte tag, en diergelyken, maar ook, dat met ons voorbeeld in von Grauenberg zeer overeenkomt, der hillige tag tho twoelfften, am mittwoche nach dem zwelfften, in den hilgen twelften, an dem heiligen tage to twoelften, enz., alles met betrekking op den zesden van Louwmaand. Wat nu der Angelsaxen twelfte niht betreft, waar van Huydecoper spreekt, dat heb ik tot noch toe nergens gevondenGa naar voetnoot(*): maar wel twelftan-daeg, in de Angel-

[pagina 24]
[p. 24]

saxische euangelien, die by de Gothische van Ulphilas gevoegd zijn. Dus leest men daar, voor Matth. II, 1: Thys sceal on twelftan-daeg; Dit zal (men lezen) op Twaalfdag. Voor Matth. II, 19: Thys sceal on twelftan aef aen; Dit zal (men lezen) op Twaalfavond. Voor Matth. III, 13: Thys sceal on wodnaes-daeg ofer twaelftan daeg. Voor IV, 12: Thys sceal on frige-daeg ofer twelfta daeg. Voor IV, 23: Thys sceal on frige-daeg on thaere thryddan wucan of er twelften daeg; Dit zal (men lezen) op Vrydag in de derde week na Twaalfdag. Voor Luc. IV, 33: Thys sceal on thone sunnan-daeg betreox midde-wyntres maesse-daeg and twelftan daege; Dit zal (men lezen) op den zondag tusschen Midwinters misdag (het feest van Kerstijd) en Twaalfdag. Vergelijk Thomae Mareschalli observationes in versionem Anglo-saxonicam, achter die euangelien, bl. 522. Uit wiens aanmerking over Maesse-aefen, bl. 517, gevoegd by de aanteekeningen van Huyd. op Melis Stoke, III, 876, en IV, 1369, en het gene Haltaus. heeft, in calend. med. aevi, p. 15-17, wy noch meer byzonder kunnen leeren, wat dertien avond en twaalf avond is, of, zo als by Grauenberg, in dem hilghen avend to twelften: te weten de dag die voor Driekoningen voorafgaat, en dus

[pagina 25]
[p. 25]

by von Grauenberg, 's daags voor Driekoningen. Onze Meiavond, de 30 April, en der Hoog-duitschen Sonnabent, d.i. Zaterdag, zijn van het zelfde maakselGa naar voetnoot(a).

voetnoot(*)
Ik vinde wel in het chronicon Saxonicum, uitgegeven door Gibson, op het jaar 1125, bl. 229: Eall this waes gedon withinnon tha twelf-niht. Doch het is wat duister, wat of hier twelf-niht te kennen geve. Gibson vertaalt het, als of wy in het Duitsch zeiden: Dit alles was gedaan binnen de Twaalf nachten. Maar zoude men het niet natuurlyker kunnen vertalen: Dit alles was gedaan binnen (dat is, voor het eindigen van) den Twaalfnacht? De zin komt op één uit; maar volgens hem zoude het ééne woord twelf-niht de gantsche tijd van Kerstijd tot Driekoningen aanduiden; volgens myne vooronderstelling de feesttijd van Driekoningen alleen.
voetnoot(a)
Schepenboeck der Stadt van Utrecht, by Matth. de Nobil. L. III. praef. p. 48. (als men die telt): ‘Int jaer ons Heeren Duysent drie hondert drie ende t'seventich den dartienden avont, enz.’ M.T.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken