Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Raam. Jaargang 1969 (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Raam. Jaargang 1969
Afbeelding van Raam. Jaargang 1969Toon afbeelding van titelpagina van Raam. Jaargang 1969

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.33 MB)

Scans (10.40 MB)

ebook (3.76 MB)

XML (1.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Raam. Jaargang 1969

(1969)– [tijdschrift] Raam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

[Nummer 59]

Journaal

'T stervend oog

Over dood gaan gesproken. Ze zeggen tegenwoordig dat het allemaal heel gewoon is en bij het leven hoort; het ene leven moet plaats maken voor het andere en betere dat na ons komt; als we even afstand doen van onze individualiteit, is het allemaal niet zo'n probleem etc. Maar dat is het nu juist. En wat mij bovendien ontzettend benauwt is de mogelijkheid dat ik op het laatste moment mijn zelfbeheersing verlies en lelijk door de mand ga. Ik bedoel niet dat ik vies ga doen en zoals bv. Voltaire, met poep ga spelen. Want dat is niet erg. Maar ik heb in de loop van de jaren een aardig verdringingsmechanisme opgebouwd tegen allerlei indoctrinatie en stel je voor dat dat het gaat begeven. Dat ik bijvoorbeeld ga zingen. En dan niet een van de vele religieuze liederen die mij in de hersens gegrift staan. Want ook dat is niet erg, het past mooi in een ritueel kader. ‘Blijf bij ons Heer’ zou heel goed kunnen. Ik herinner mij ook dat wij vroeger gedrild werden op het uitspreken van de zoete naam Jezus in deze situatie. Een strofe van het betreffende lied mag ik graag eens neuriën. Zij luidt:

 
Als bij 't flikk'ren van de doodskaars
 
't Stervend oog verdooft en breekt,
 
Mijn bestorven mond voor 't laatste
 
Jezus' zoeten naam nog spreekt,
 
Heil'ge Joseph in dien nood,
 
Schenk Uw kind een zaal'gen dood.

Woorden van die strekking lijken mij zeer passend bij het heengaan: mooi passief de zaak uit handen geven en zachtjes zoemend wegglijden. Maar stel je voor dat ik plotseling ontremd en ijlend ga uitbarsten in het lied van mijnheer de uil, Koenvisser of Californiasoep die is pas lekker, of een van die andere kreten die ons elke dag worden ingepompt en aan het onderdrukken waarvan een man in de kracht van zijn jaren al zijn handen vol heeft. Er hoeft maar éen klein veertje te springen en dat hele repertoire rolt er uit. Dat zou een kwalijke afgang zijn en bovendien: de nabestaanden zouden ongeduldig worden en denken dat ik grapjes maakte. Want die teksten worden veelal aangehaald als heel gevatte kwinkslagen; kennelijk zitten ze bij iedereen onder een strak veertje. Er zou dan een misverstand ontstaan dat ik nooit meer recht kon zetten.

 

Corn. Verhoeven

Alleenrecht

Toch is het leerzaam naar reclame te kijken en te luisteren. Ik heb bv. geleerd dat reclame niet, zoals de titel van een pas verschenen boek zegt, een ‘aanvaarde leugen’ is. Ze is geen leugen en ze is niet aanvaard. Ze zou dat misschien wel willen zijn, maar gewoon liegen rendeert blijkbaar op de duur niet. En omdat de waarheid natuurlijk helemaal niet in aanmerking komt, komen er dan allerlei slimmigheden waarvan niemand kan zeggen dat ze zonder meer leugens zijn. Een heel mooi voorbeeld vind ik King Corn die laat weten: ‘Alleen King Corn kan zeggen: het enige dat U weggooit is de verpakking’. Er zou van deze mededeling een hele analyse te maken zijn; een logische en grammaticale ontleding zou een heel spectrum van dubbelzinnigheden kunnen onthullen. Maar de boodschap die ervan uitgaat is ook zonder die analyse wel ongeveer zo weer te geven: Alleen dit brood is zo goed, blijft zo lang vers en is zo deskundig verpakt, dat het niet oud wordt. Zo geformuleerd is de boodschap uiter-

[pagina 3]
[p. 3]

aard niet waar; van elk verpakt brood kan dit wel gezegd of gesuggereerd worden. En dan nog staat het mij vrij om tegelijk met de verpakking een sneetje van dat kostelijke King Corn weg te gooien. Als ik dat doe klopt er al helemaal niets meer van de bewering. Verder: iedereen kan zeggen: het enige etc. Dat is helemaal geen kunst. Deze leus is volstrekt niet moeilijk uit te spreken; het is gewoon niet waar dat King Corn dat alleen over de lippen kan krijgen. Maar natuurlijk is er bedoeld: alleen King Corn kan met recht zeggen: het enige etc. En het leuke van deze slagzin is dan, dat hij maar op één manier geïnterpreteerd kan worden als een onomstotelijke waarheid en zo dat hij per se geen leugen is. Die manier is heel banaal en heeft uiteraard niets met de kwaliteit van het brood te maken. Zij gaat als volgt: Alleen K.C. mag reclame maken door te zeggen: het enige etc. Een ander broodbedrijf kan dat niet met recht zeggen; het zou dan plagiaat plegen en in juridische moeilijkheden komen. Deze uitleg is niet alleen interessant door zijn waterdichte juistheid, maar ook nog door twee andere dingen. Ten eerste: om er zeker van te zijn dat je de waarheid spreekt is het maar het beste helemaal niets te zeggen en van elke inhoud af te zien. Ten tweede: reclame blijkt al over reclame te gaan en is hierin bezig haar wereld te verliezen. Er is al een tweede generatie in de slagzinnen, die de eerste generatie imiteert en parodieert of er tenminste op reflecteert. Het is de vraag of de reclame hierdoor, dus door een proces van introvertering, rendabeler wordt. Waarschijnlijker is dat ze bezig is zich in haar eigen netten te verstrikken, zoals leugens altijd al gedaan hebben.

 

Corn. Verhoeven

Een uitvinding

Ik doe wel eens uitvindingen. De meeste daarvan komen een paar eeuwen te laat en de geschiedenis herhaalt zich helaas niet om mij te gerieven. Veel andere zijn technisch niet realiseerbaar omdat ze betrekking hebben op dingen die alleen maar gedaan worden als we ze zelf doen. Maar een daarvan komt zo dicht bij de uitvoerbaarheid, dat ze al onder woorden te brengen is. Het is naar mijn idee - verder kom ik nooit - een vrij eenvoudig, plat instrumentje, dat kan worden aangebracht op een televisie-toestel. Ieder kan het naar zijn behoefte instellen om daardoor programma's te weren die hem niet welkom zijn. Bij zo'n programma slaat het toestel automatisch af.

De eenvoudigste uitvoering is gebaseerd op het principe van de lie-detector, maar het instrumentje kan natuurlijk ook afgericht worden op gebrek aan logica, op galm, insinuaties etc. Het mijne zou er speciaal op afgesteld zijn reclameboodschappen te weren. Dat lijkt vrij eenvoudig te realiseren, want al die boodschappen komen in toon opvallend overeen. Een technische analyse van die verleidelijke, hitserige toon kan als basis dienen voor een filter dat juist die tonen weert. Voor niet-bezitters van het instrument blijft het natuurlijk mogelijk even de knop in te drukken, maar dat is een heel karwei zo rond de nieuwsuitzending. Bovendien, en nu komt het, zou het apparaat een uiterst leerzaam effect kunnen hebben. Want, onpartijdig en consequent als het is, zou het niet alleen de reclame uitfilteren, maar ook alles wat daarmee tot onze verrassing overeenkomt. Op de meest onverwachte ogenblikken zouden de uitzendingen onderbroken worden. Als Toxopeus of Schmelzer hun kop in het venster steken, zou het onmiddellijk beginnen te sneeuwen, de dagsluiting zou niet tot een goed einde kunnen komen en wie weet wat er zou gebeuren met al dat nieuws dat speciaal voor de camera wordt overgedaan. De overeenkomst in toon zou op zeer verrassende en pijnlijke manier aan het licht komen, want de techniek liegt niet. Het

[pagina 4]
[p. 4]

zou interessant zijn die overeenkomsten te bestuderen aan de hand van allerlei, verschillend afgestelde filters. Daar zouden dan hele tabellen van gemaakt moeten worden en vergelijkende overzichten. Televisie-programma's zouden gewaardeerd moeten worden op hun filterbestendigheid. De televisie-critici, die nutteloze wezens, zouden belangrijke mensen kunnen worden door in grote en kostbare filterkamers, die zich als welkome parasieten gaan vasthechten aan de studio, de vergelijkende grafieken van de programma's uit te werken. Hiltermann zou het zich dan niet kunnen permitteren drie keer uit te vallen op eigenwijsheid; Okke Jager zou zijn pastoraal raffinement tot in het oneindige moeten ontwikkelen om niet op galm en bijbedoelingen weggefilterd te worden en de insinuaties van Achter het Nieuws zouden ons in pasklare curven voor ogen gebracht worden. Nu zijn dat allemaal loze en subjectieve kreten. Wacht maar eens, als de techniek komt.

Het moeilijke punt blijft natuurlijk de instructie van het apparaat. Ik stel daarom voor een grote hoeveelheid instrumenten te maken met de meest uiteenlopende filters. Pas wanneer er veel resultaten binnen zijn, kan de evaluatie beginnen en op grond daarvan kunnen de definitieve filters, uiteraard met ruim programma, geleverd worden.

 

Corn. Verhoeven

Godsbeelden

Van het Reve is een ezel, en zijn god een muisgrijze zelfprojectie, maar in onze Lage Landen is het nu eenmaal ten strengste verboden zich buiten de gevestigde godsbeelden te projecteren. Zelfs een bekroonde ezel staat niet boven die wet. Het spektakel om Nader tot u ontstond doordat Midas de godsbeelden te na kwam - wat, met of zonder hooft en kroon, gevaarlijk is. Toen vrome Gerard, pour baiser la mule du pape, zijn Ezel voor het Kruis verruilde, verstomden de ketterjagers. Algra en Van Dis rukken in, Confrontatie loopt op de laatste benen, maar het gevaar voor Van het Reve is niet geweken. Boer Harmsen heeft de strijdbijl opgegraven - en ik ben bang dat, zo de inquisiteurs van de rechtervleugel het heft in handen namen (wat hun god genadiglijk verhoede), Van het Reve de eerste zou zijn die het zaad der kerk, het bloed der martelaren, moest storten. De inquisiteurs, en de Hunnen, sluimeren slechts, in hun veluwse leger bijvoorbeeld.

Veiligheidshalve breng ik maar vast een andere afgodsbeeldendienaar aan. Zijn altaarhoogte is een gedicht - wat hem ongetwijfeld kopzorgen en processen bespaard heeft: de poëzie der uitverkorenen beperkt zich tot de psalmen en het gecensureerde Hooglied. Ik citeer uit Ochtendgebed voor als het nog donker is van dominee(!) Guillaume van der Graft:

 
Gij die gestorven zijt,
 
gij die verborgen zijt,
 
gezegende, verzwegene, beminde, overwegende,
 
woord in het hart van de tijd,
 
licht in de buik van de vis;
 
gevleugelde, gesnavelde, gij die het ei
 
van de menselijkheid
 
als een voorspellende droom
 
doet uitkomen....

Deze dithyrambe handelt over Christus: een soort broeds hoen, compleet met vleugels en snavel - wat de gezamenlijke auteurs van oude en nieuwe testament wel niet voor ogen gestaan zal hebben. Het is niet gezien, het is onopgemerkt gebleven. Van der Graft mag zich er gelukkig mee prijzen: een godsbeeld halverwege het evangelie (‘ik heb uw kinderen willen vergaderen gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels’) en Wolkers' achtste-plaagkip valt buiten de orde, valt in de duisternis waar het geween is, en het geknars van het Michaëlslegioen.

Goddank, voor de dìchter Van der Graft, leest noch lust de orthodoxie ‘ver-

[pagina 5]
[p. 5]

zen’. Behalve, vooral de reformatorische, psalmverzen. En de godsbeelden die daar wèl mogen, mensenlief, daar sta je van te kijken! Neem bijvoorbeeld psalm 135:5, berijmd door het genootschap Laus Deo Salus Populo (in de achttiende eeuw, maar die berijming werd tot voor kort gebruikt):

 
God, die vrees'lijk is en groot,
 
sloeg, zijn heil'gen naam ter eer,
 
alle d'eerstgeboor'nen dood...

In de berijming van dit decennium staat het er wat minder cru, maar intussen... als je ook nog leest (118:8) Gods rechterhand is hoog verheven (in de nieuwe versie staat dat er nog), dan kun je je van the face of God after Auschwitz eindelijk een voorstelling maken.

Met Onze Lieve Heer kun je alle kanten uit, maar niet die waar de ‘geheime opening’ schuilt, zoals Van het Reve heeft ondervonden. Tenminste, het gelijk van de orthodoxen hangt er wel vanaf, of de bron der mechanische inspiratie zich in psalm 139:3 inderdaad heeft vergist:

 
Gij hebt van acht'ren mij bezet,
 
vooruit wordt mij de vlucht belet:
 
ik word bepaald door uwe hand.
 
Hoe zou ik met mijn zwak verstand
 
naar uwe wond're kennis streven?
 
Z'is mij te groot, te hoog verheven!

Als Onze Lieve Heer er werkelijk zo over denkt als het hier lijkt, wel, dan krijgen in het hiernamaals Algra en Van Dis (ik neem maar de oudsten) op hun sodemieter. En vervolgens de Hunnen.

 

Jacques Kruithof

Iedere dichter

 
iedere dichter zingt
 
zoals hij gestemd
 
en zwijgt
 
als hij gekeeld is

Verborgen verleider

 
een ingezet kruis-
 
stukje is onvervangbaar
 
geen enkele andere
 
 
 
konstruktie
 
ook niet een zogenaamd ingebreid
 
kruisje
 
geeft de garantie voor voldoende
 
ruimte
 
en bewegingsvrijheid
 
 
 
door de enorme vraag
 
is het mogelijk dat uw
 
danlon en duetwinkelier
 
op een bepaald
 
moment
 
uitverkocht is
 
 
 
wacht dan liever
 
een paar dagen

Deze dag

 
deze dag moest smaken naar as
 
niet naar meer
 
want wind en ether
 
zijn bevolkt met namen
 
savonds om 7 uur
 
en van 8 tot 8.20 uur
 
nemen ze zelfs gestalte aan
 
lachende meneren
 
(hun angst ritselt in hun aktetas
 
of hangt als een zorgvuldig
 
geplooide regenjas
 
over de arm -
 
de arm waarmee ze niet zwaaien
 
vanzelfsprekend -)
 
die het praten reeds meester
 
een zilvergrijze buik
 
verlaten
 
 
 
smorgens stoeien
 
papier en drukinkt
 
met magiese klanken en tekens
 
bijvoorbeeld: pentagon
[pagina 6]
[p. 6]
 
khe san mekong koeinon
 
tropiese vogels of zo
 
denkt men maar merkwaardig genoeg
 
dringt zich de geur van oude
 
paddestoelen op
 
 
 
niettemin
 
elke nacht vinden we elkaar
 
terug met verschaalde
 
gevoelens weliswaar

Rouke G. Broersma

Over de aanwezigheid van de afwezigheid

Tijdens het seizoen 69-70 bracht Toneelgroep Theater twee moderne klassiekers: Les Chaises van Ionesco en Eindspel van Beckett. In het tweede stuk komen, behalve de twee hoofdrolspelers, een man en een vrouw voor die een bijzonder aangrijpende rol vertolken vanuit hun levensgrote vuilnisbak, maar desondanks toch op de achtergrond blijven. Wanneer ze hun zegje hebben gedaan, klapt het deksel van hun vuilnisbak dicht en zijn ze er niet meer, tenminste niet zichtbaar.

Iedereen met wie ik hierover sprak, vond het jammer dat deze twee hulpeloze oudjes niet wat meer aan het woord kwamen. Het was zelfs zo, dat men steeds wachtte op het opnieuw opengaan van het deksel, en met mij verging het precies eender. Je zag de vuilnisbakken staan, je wist dat ze open konden, maar ze gingen níet meer open. Ze bleven dicht: een onbevredigende toestand.

Na hierover wat gepiekerd te hebben, geloof ik dat de aanwezigheid van deze twee achtergrondpersonen des te sterker uitkwam door hun afwezigheid. Het steeds verwachten van de afwezige maakt de aanwezigheid ervan des te intenser, hoe paradoxaal dit ook klinkt. De oudjes mógen niet meer terugkeren, ze zijn aan de kant geschoven, uit deze maatschappij verbannen. Ze mogen alleen toeluisteren, wanneer wij - die midden in de maatschappij staan - onze problemen naar voren brengen, en af en toe geven we ze dan een beschuit of een ulevel, zoals in het stuk van Beckett gebeurde. Maar... Beckett liet ons de aanwezigheid in ieder geval nog duidelijk zien doordat hij de vuilnisbakken liet staan, de vuilnisbakken waarvan we wisten dat Nagg en Nell erin zaten.

Theoretisch moet het ook mogelijk zijn om volledig afwezigen op deze manier voortdurend aanwezig te laten zijn. Welnu, sinds 1968 bestaat er zo'n geval in onze eigen literatuur!

Hebt u het voorleesboek van Hugo Raes De lotgevallen gelezen? Ik citeer hiervan de eerste pagina (gedeeltelijk): Achter hen zit de moeder, van dezelfde middelbare leeftijd als de man. Zij houdt een verchroomde hoge kinderstoel vast waarin een duidelijk abnormaal kind van vier, misschien vijf, jaar zit, met een rode ruwuitziende huid, korte dikke armpjes, een kogelronde kop, dikke lippen en heel kleine oortjes. De vrouw tuurt achter de man door naar de oever waarvan zij de details nu goed onderscheiden kan.

Het achterlijke kind neemt met de rechterwijsvinger en duim de stof van de linkermouw en trekt eraan, laat ze los en begint ononderbroken opnieuw, neemt de stof van het jasje tussen duim en wijsvinger, trekt eraan en laat los.

Een interesant ventje - ís het een ventje? - dit achterlijke kind. Beslist een heel belangrijke persoon; hij is immers reeds vanaf het begin van het boek aanwezig? En ja hoor, op de volgende blz. keert hij weer al terug en op de daarop volgende en de daaropvolgende weer, tot en met pagina 9:

Ze werpen allen nog een laatste blik op het kind in de hoge stoel, en stappen dan gehaast dieper het bos in. Daar groeien varens waardoor ze zich een weg banen. De kinderen klagen dat het prikt, zodat vader eerst gaat en de varens plat trapt, een pad baant. Onverwacht klinken een

[pagina 7]
[p. 7]

paar langgerekte hysterische kreten als spookgillen. Messen in de woudstilte. Even blijven ze staan om achterom te kijken. Tussen de varens door zien ze op de hoge glimmende buizen van de verchroomde kinderstoel een paar zonnevlekjes schitteren. Het achterlijke kind zit doodstil. Alleen de vingers bewegen op de stof van de mouw.

En dan is het kind verdwenen en het komt in het hele boek niet meer terug. Het is en blijft afwezig, hoe we er ook naar uit blijven kijken. Maar door dit ‘uitkijken-naar’ is het juist wél aanwezig! Men blijft uitkijken naar dit kind en beseft tenslotte hoe ook deze aanwezige afwezigheid functioneel is in onze moderne maatschappij: de kneusjes worden de rimboe ingestuurd!

 

Heeft Raes dit idee van de ‘aanwezigheid van de afwezigheid’ van Beckett overgenomen? Natuurlijk niet. Want voor een goed schrijver zoals hij zou er dan nog maar één consequentie overgebleven zijn: de lezers te laten blijven uitkijken naar zijn volgende werk. Door de afwezigheid daarvan zou hij dan des te meer aanwezig gebleven zijn, net als.... G.K. Franciscus van het Reve.

 

Aldert Walrecht


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A. Walrecht

  • Cornelis Verhoeven

  • Jacques Kruithof

  • Rouke G. Broersma