Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 1
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 1

(1974)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Burniers strijd tegen het y-chromosoom

‘En tot de vrouw sprak Hij: ‘De lasten uwer zwangerschap zal ik verzwaren, in smarten zult ge kinderen baren. Toch zult ge naar uw man verlangen, en hij zal over u heersen.’

Door bovenstaande bijbeltekst is eeuwenlang de verhouding tussen man en vrouw in de joods-christelijke cultuur bepaald. De sociale positie van de vrouw in die cultuur is in de loop van deze eeuw veranderd en niet langer te rijmen met de mentaliteit die spreekt uit het bijbelcitaat, en die onder mannen nog maar zeer ten dele afgezworen is. Vandaar het moderne feminisme - een strijd om gelijkberechtiging van vrouwen, die soms groteske vormen aanneemt, maar die verdient gesteund te worden, al was het maar omdat de achterstelling van de vrouw een onrecht is waar iets aan gedaan kan worden, hetgeen niet geldt voor het vaak veel schrijnender onrecht als gevolg van het feit dat de ene mens invalide is, de andere gezond; de een intelligent, de ander dom; de een afstotelijk, de ander aantrekkelijk.

Het bijbelcitaat (Genesis III, 16) vond ik aangehaald in een VN-interview (van 10 augustus j.l.) met de Franse feministe en lesbische schrijfster Monique Wittig, die onlangs als een moderne Lysistrata een ‘vrouwenstaking’ op touw heeft gezet. Ze zegt in het interview een paar aardige dingen, bijvoorbeeld dat Franse mannen lesbiennes zien als ‘vrouwen die liefjes, zacht, teder en popperig met elkaar omgaan (...) het traditionele beeld, zo van ‘kijk die vrouwtjes eens schattig samen’. Daar beleven mannen plezier aan, dan hebben ze twee objecten in plaats van één’ (een beeld dat nogal afwijkt van het in ons land gangbare, lijkt me), maar ze debiteert toch voornamelijk dermate militante en ongefundeerde beweringen dat ze zich als serieus feministe diskwalificeert. Ze acht elke niet-lesbische vrouw diep te beklagen, getuige bijvoorbeeld dit citaat: ‘Het is juist op het gebied van de heteroseks dat de vrouw het diepst vernederd wordt, minderwaardig gemaakt aan de man en opgeofferd aan zijn plezier en/of de voortplanting.’

Maar Monique Wittig projecteert haar homoseksuele vooringenomenheid ook op het verleden en beweert in alle ernst dat er in prehistorische tijden uitgestrekte lesbische Amazone-culturen hebben bestaan, en wel ‘in Griekenland, Noord-Afrika, Zuid-Amerika, in de Kaukasus, langs de Zwarte Zee, in Ierland, langs de Noordzee.’ De positie van de man in die culturen - zo hij al werd geduld - was volstrekt ondergeschikt.

Weliswaar zijn ervoor deze bewering geen historische gronden, maar dat bewijst voor haar alleen dat die culturen uit de geschiedenis zijn ‘weggeschreven’ (door mannen) en tot mythen bestempeld.

Terwijl juist die mythen, en het feit dat enkele klassieke geschiedschrijvers er geloof aan hechtten, het enige spoor vormen dat zulke culturen bestaan zouden kunnen hebben, omdat er nooit prehistorische aanwijzingen voor gevonden zijn (Zie bv. Poggott: Ancient Europe).

Door een dergelijk staaltje van onzuiver denken zal geen tegenstander van het feminisme overtuigd raken. Het is typerend dat Monique Wittig ook sniert op vrouwen die ‘vriendelijk glimlachend vragen of ze alsjeblieft wat meer rechten, wat meer ruimte voor zich zelf kunnen krijgen, alsof vrijheid iets zou zijn dat je cadeau kunt krijgen. Kruimeltjes, dat is wat je op die manier krijgt, en niets méér.’

Het alternatief van Monique Wittig bestaat uit een confrontatie tussen de seksen. Daarover (en over de triomf van de vrouw) gaat haar boek ‘Les Guérillères’ en de vooruitzichten lijken haar niet ongunstig: ‘het lijkt me soms dat vrouwen nu al beschikken over het vermogen om de maatschappij volkomen lam te leggen - zonder gewapende strijd’. Een totaal andere Franse feministe is Francoise Giroud, de gewezen hoofdredactrice van L'Express, die onder Giscard staatssecretaris is geworden en een goede kans maakt de nieuwe Franse regering te winnen voor een geliberaliseerde abortuswetgeving, nadat er al een succes is geboekt met de pil, die voor rekening van het ziekenfonds komt. Francoise Giroud lijkt me een feministe van het type tegen wie Monique Wittig zich afzet - een vrouw die door middel van haar intelligentie, charme en esprit werkelijk iets gedaan krijgt. De door feministen gewenste mentaliteitsverandering is eerder te verwachten van zulke vrouwen - die de gelijke of de meerdere zijn van de mannen met wie ze samenwerken - dan van vrouwen à la Monique Wittig die zich isoleren en hun intelligentie ondergeschikt maken aan hun paranoiede mannenhaat.

Dit alles dient als inleiding tot een bespreking van Andreas Burniers nieuwe boek Poëzie, jongens en het gezelschap van geleerde vrouwen (Querido, f18,90), een bundel essays, aangevuld met verhalende prozastukken en enkele gedichten. Andreas Burnier verenigt in zich aspecten die doen denken aan zowel Francoise Giroud als Monique Wittig. Ze heeft zich als intellecueel in de universitaire mannenwereld op het eerste plan geplaatst door haar professoraat in de criminologie,en ze behoort daarmee tot de vrouwen van wie de Nederlandse feministes het moeten hebben, maar anderzijds heeft ze in haar feministische beschouwingen een hang naar knaleffecten die meer door emoties dan door rationeel denken ingegeven lijkt, waarmee ze volgens mij de overtuigingskracht van wat ze te zeggen heeft ondergraaft.

Enkele citaten om dit toe te lichten:

Over mediane jaarlonen in de Verenigde Staten:

‘White Males $ 6.704/Non-white Males $ 4.277/White Females $ 3.991/Non-white Females $ 2.861’ waarop Burnier als commentaar geeft ‘dat je zelfs in de V.S. nog altijd beter een zwarte man kunt zijn, dan een blanke vrouw (statistisch gezien)’ (p. 39) - een geval van demagogie, omdat de mediane jaarlonen buiten beschouwing laten dat veel vrouwen parttime werken.

Over mannen:

‘Het feit dat alle mensen van nature vrouwen zijn en dat sommigen (door een extra dosis androgenen op een kritiek moment in de embryonale ont-

[pagina 44]
[p. 44]

wikkeling) man worden’ (p. 40) en ‘het miserabele Y-chromosoompje waar mannen het, bij gebrek aan een volwaardig tweede X-chromosoom, mee moeten doen’ (p. 40) en ‘Het blijkt namelijk uit ruim dertig eeuwen cultuurgeschiedenis dat mannen (die vrouwen met een teveel aan androgenen in een kritieke fase van hun prenatale bestaan) buitengewoon ongeschikt zijn voor het beheer van het sociaal-economische en culturele leven. De door de te-veel-geandrogeniseerde vrouwen gedomineerde geschiedenis is één keten van oorlogen en andere moordpartijen, terreur, onderdrukking, uitbuiting, discriminatie, milieuverwoesting en -vernietiging.’ (p. 85)

Dit laatste is moeilijk te ontkennen, al is de impliciete claim dat vrouwen het beter zouden doen vooralsnog op niets gebaseerd. Maar Burniers gimmick dat mannen ‘van nature’ vrouwen zijn, die door een ‘teveel’ aan androgenen ontaarden in mannen, is even idioot als de tegenovergestelde bewering dat vrouwen in hun ontwikkeling gestoorde mannen zijn. Waarom een ‘teveel aan androgenen’? Het is precies de gewenste portie om mensen te doen ontstaan die ‘van nature’ mannen zijn.

Over Turkse vrouwen: ‘Of ze “gelukkig” of “ongelukkig” zijn weet ik niet, want ik heb er niet één gesproken. De categorie “geluk” lijkt mij op het punt van de volwassen menselijke waardigheid en autonomie ook niet zo erg relevant.’ (p. 143) De woorden ‘geluk’ en ‘gelukkig’ tussen aanhalingstekens plaatsen helpt niets. Moet je mensen die harmonisch functioneren dwingen om jouw (eventueel waanwijze, in ieder geval subjectieve) ideeën over menselijke waardigheid over te nemen? Wat is dan het verschil met politici die een bevolking dwingen om zich te conformeren aan hun opvatting van wat een heilstaat is? Wat is het verschil met het gewelddadig brengen van de beschaving aan Braziliaanse Indianen, die de gevolgen doorgaans niet overleven? Over homoseksualiteit:

‘Arlette was niet intellectueel. Zij was ook niet homofiel. Deze twee gebreken in een vrouw werden bij haar niet gecompenseerd door jeugd of een verbijsterende schoonheid, noch door een charmante wijze van leven.’ (p. 149) Uit deze voorbeelden blijkt mijns inziens dat ook Andreas Burnier zich van tijd tot tijd vergaloppeert en beweringen poneert die berusten op homoseksuele vooringenomenheid, op emoties en niet op redenatie. De bundel is nogal heterogeen. Misschien heeft Andreas Burnier zich in een aantal stukken bewust niet de intellectuele discipline opgelegd die kenmerkend is voor haar beste essays in dit boek (De open universiteit; Hedendaagse inquisitie; Wetenschap tussen cultuur en tegencultuur; Het beeld van de vrouw in de litteratuur). Misschien geeft ze opzettelijk toe aan een neiging te shockeren en te provoceren, om het ongeëmancipeerde deel van haar publiek desnoods met demagogische middelen achter het feministische vaandel te scharen. In elk geval geeft deze bundel de indruk dat Andreas Burnier met twee tongen spreekt, die van intellectuele en die van militant feministisch lesbienne, en ik vraag me af waarom die twee kanten van haar persoonlijkheid niet met elkaar te verzoenen zouden zijn. Ten overvloede: het boek bevat een aantal stukken waarmee Andreas Burnier zich laat kennen als een van de drie of vier beste essayisten van ons land.

 

Peter Verstegen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Poëzie, jongens en het gezelschap van geleerde vrouwen


auteurs

  • Peter Verstegen