Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 4 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 4
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 4

(1977)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Beste revisors,

‘Als je iets over mij te lullen hebt, dan moet je me dat recht in m'n gezicht zeggen en niet achter mijn rug leggen kletsen.’

Zo hoort men het wel geformuleerd in kringen die niet de onze zijn, nietwaar? Afgezien van de formulering, ben ik het met de aard van deze mededeling eens.

Onderhavig schrijven bied ik jullie ter publikatie in De Revisor aan: hetgeen ik te zeggen heb, wens ik jullie recht in het gezicht te zeggen.

Welnu, ik kom daar heden bij mijn dagbegin, nog niet geschoren en ongesoigneerd, rechtop in mijn bed, met naast mij een kroes kof en een toostebroodje met chocoladen hageltjes, de Haagse Post van 10 september 1977 te lezen, op de voorkant waarvan drie heren prijken, alsook een juf van hoog niveau van denken.

De Revisorkliek. Het Nieuwe Mandarinaat. De Vorm-Makers. Het Piefschap van de Anti-Anekdote. Het elkaar innig beminnende en prijzende Letterkundige Gezelschap der Neo- Tachtigers, bestaande uit enige doctorandussen en enige halve- of kwart-doctorandussen, alle geschreven hebbend anderhalf boekje, veelal doch niet steeds bevattende Grote Beloftens.

Een gezeldschap van voorzichtigaards, met getuit mondje en met de natgemaakte top der pink zich de wenkbrauw strelend, pratende over van alles en nog wat, de literatuur en hun kijk daarop betreffende en ook het blad De Revisor betreffende.

Dit gezeldschap van personen ken ik wel, zij het zeer oppervlakkig, op één persoon na: Kellendonk. Wat zij zeggen over hun eigen visie op en aanpak van de letteren houdt mij thans niet bezig. Wel houdt mij bezig wat zij zeggen over De Revisor, aan welk blad ik al jaren regelmatig meewerk. Zij zeggen dingen over iets waar ik al jaren bij betrokken ben en zij zeggen daar dingen over die mij in gelijke mate verbazen en irriteren.

Gesteld, de matras waar ik al vele vele nachten op heb doorgebracht blijkt opeens niet een matras maar een ruwe plank met opwaarts stekende punten te zijn, of mijn kof niet kof maar aalt, of mijn toostebroodje niet vervaardigd van graan maar van zand. Dat zou mij in dezelfde mate verbazen en irriteren als het mij verbaast en irriteert nu te vernemen dat De Revisor zoiets als een ‘programma’ zou hebben.

Daar heb ik waarachtig al die tijd niks van geweten en ook nooit iets van gemerkt. Verbazing. Gauw lezen dus waar dat ‘programma’ uit bestaat. Irritatie.

Over het ‘programma’ van De Revisor komt Dirk Ayelt Kooiman aan het woord. Hij zegt:

‘Na vier jaargangen begint De Revisor een wat duidelijker profiel te krijgen, vind ik. In de bijdragen kun je impliciet een programma zien, hoewel van buitenaf de roep om een beginselverklaring voortdurend aanwezig blijft. Het zal nog wel even duren eer wij met zo'n programma komen, want de stroming die nu aan het ontstaan is, is nog betrekkelijk vaag. Bovendien staat het werken met een manifest de tweemaandelijkse verschijning van een blad met de omvang van De Revisor in de weg. Als je een programma formuleert moeten alle bijdragen daaraan voldoen. Dat zou betekenen dat er hoogstens één Revisor per jaar zou kunnen verschijnen. Alleen al om pragmatische redenen kunnen we dus voorlopig niet met een programma komen. Dat stoort mij niet, er zit immers behoorlijk lijn in het blad.’

Irritatie. Hierom: ik begrijp er geen zak van.

Je moet voor de lol De Revisor eens vervangen door kroket. En de woorden ‘programma’, ‘beginselverklaring’, ‘manifest’ en eventueel ook de woorden ‘profiel’ en ‘lijn’ vervangen door vlees. Nu zit je in een eetgelegenheid en je bestelt een kroket. Je vraagt aan de persoon die je deze lekkernij opdient: Zit er wel vlees in? Deze persoon antwoordt:

‘De kroket zoals ik hem nu opdien, heeft, vergeleken met de kroketten zoals ik ze vroeger maakte, een duidelijker profiel, vind ik. De inhoud van deze kroket bestaat impliciet uit vlees, hoewel van buitenaf de

illustratie

vraag naar vlees aanwezig blijft. Het zal nog wel even duren voordat wij een met vlees volgepropte kroket kunnen opdienen, want de aard van het vlees dat er nu in zit, is nog betrekkelijk vaag. Bovendien staat het werken met vlees de vervaardiging van een kroket met de omvang van de kroketten zoals ik ze maak in de weg, want dan zouden al mijn kroketten aan de vraag naar vlees moeten voldoen. Dat zou betekenen dat ik hoogstens één kroket per jaar zou kunnen vervaardigen. Alleen al om pragmatische redenen kan ik dus voorlopig niet aan vlees in mijn kroketten denken. Dat stoort mij niet, er zit immers behoorlijk lijn in de kroket.’

Dirk Ayelt Kooiman is een ‘Academisch schrijver’. Kan je nagaan! Hij zegt: Wij leven ‘niet (in) een tijd waarin veelomvattende uitspraken gedaan worden’. Hij zegt ook, dat als hij schrijft hij probeert om zich ‘zo zorgvuldig mogelijk uit te drukken’ en daarbij zoveel mogelijk ‘iedere verwarring’ te vermijden.

Wat doet hij als hij niet schrijft, maar praat?

Wat zegt Nicolaas Matsier over De Revisor?

‘De Revisor is misschien het tijdschrift bij uitstek waarin je geen Anekdotische schrijvers tegenkomt.’ ‘In De Revisor geen anekdotes, geen neo-romantiek en geen experimenteel proza.’

Verbazing. Irritatie.

Die Nicolaas! Hoe huppelt zijn paardje.

Jammer is het, dat ik al die Revisors die ik in de loop der jaren vlijtig heb doorgelezen, niet heb bewaard. Ik heb er maar enkele bewaard.

In die enkele Revisors valt mijn oog wel degelijk op anekdotische verhalen. Van het exredactielid Peter Verstegen, van Wim van Tuyl, van Theo Compaan. In het voorlaatste nummer van De Revisor prijkt mijn eigen geheel uit anekdotes samengestelde bijdrage Overal stilte. Tot de anekdote-literatuur reken ik ook de biografische geschiedschrijving waarin De Revisor soms uitblinkt: een feuilleton over De Schoolmeester door Marita Mathijsen, opstellen over Hugues C. Pernath en Hélène Swarth van mijzelf.

Geen neo-romantiek in De Revisor? In nr. 6 van de 2de jaargang staat het verhaal Gedaanteroof van de neo-romanticus Hans Plomp.

Geen experimenteel proza in De Revisor? Klopt. Al ben ik geneigd om de klonterige volzinnensoep vol geleerderigheid van D.A. Kooiman, zoals bijvoorbeeld opgediend in diens ‘zo zorgvuldig mogelijk’ neergeschreven en ‘iedere verwarring’ vermijdende bijdrage Over fiktionaliteit (De Revisor IV/.3.), een pannetjevol oneetbare experimentele warmoes te vinden. Moge ik doodvallen, als ik van die bijdrage wèl een zak heb begrepen. Verder herinner ik mij in dit verband de van zwaar eikenhout vervaardigde opstellen van H. Verdaasdonk: heupwiegend gekoketteer van een monomane wetenschapsbedrijver met al wat in de Nederlandse letteren experimenteel proza voortbrengt. Die Verdaasdonk mocht wel zo'n beetje de ‘zingever’ en de theoreticus van Neerlands experimentelen heten: de Rodenko van het proza-experiment, dat was hij. En die eikenhouten opstellen stonden in De Revisor. En De

[pagina 51]
[p. 51]



illustratie

Doeschka Meijsing:... hoog niveau van denken...


Revisor was zo een pooslang het haltehuisje waarin Neerlands experimentelen mochten schuilen, daar de ene Rasterbus net weg en de volgende nog niet in zicht was.

Maar kom, aangenomen nu dat alles wat Matsier zegt dat niet in De Revisor staat hoewel het er dan wèl in staat er inderdaad niet in zou staan, wat zou er dan wèl in staan?

Matsier kan er geen antwoord op geven. Wel zegt hij: ‘Als Flaubert morgen een fragment aan De Revisor aanbiedt, wordt het ogenblikkelijk en ongewijzigd geplaatst.’

Bravo. Zulk vertoon van belezenheid staat altijd gekleed en ik zit naakt en ongeschoren in mijn bed. Zulk vertoon van belezenheid is wat de toepet voorde kaalkop is. Zulk vertoon van belezenheid is het knookje kattevlees in de kroket. Die Revisor jongens lezen héél wat af! Kooiman leest Freud, Sartre, Walraff, Berger, Dostojewski, Tolstoi, Dickens, Gombrowicz, Handkeen Frisch. Matsier leest Svevo, Frisch, Handke, Musil, Flaubert en Sartre. En Nabokow! Aa, Nabokow! Oo, Nabokow!

Nederlandse literatuur lezen Kooiman en Matsier niet, tenzij, zeggen ze, die van Vestdijk. Maar wel vallen er bij het uitspreken van navolgende namen navolgende geluiden uit hun monden te vernemen: 't Hart: ba! Biesheuvel: boe! Van Keulen: bùùh! Ferron: ajakkie. Siebelink: hou op! Maatstafvullis! Tiradetroep! Hollands Maandbladmodder! Wij van De Revisor moeten daar niks van hebben. ‘Deze schrijvers zouden wij geen welkom heten.’ Wij lezen Franse, Duitse, Engelse en Russische letteren en van de Nederlandse letteren lezen wij alleen werk van een dooie.

Vertoon van belezenheid.

Verbazing. Irritatie.

Nicolaas Matsier leest ‘een beetje’, ‘te hooi en te gras’, ‘vroeger veel meer dan nu’, ‘zelden hele oeuvres’, zegt hij. Hij zegt: ‘Ik houd de moderne Nederlandse literatuur natuurlijk wel bij in die zin dat ik alle recensies lees, maar voor de rest haast ik me niet.’

Andermaal bravo. Nicolaas Matsier is een tijdschriftleider. Nicolaas Matsier is een Nieuwe Mandarijn. Nicolaas Matsier is een Revisor. Hij leest niks en niettemin maakt hij uit wat er gelezen moet worden, anders was hij geen tijdschriftleider.

‘Het enige dat die jaren (dit zijn “de roerloze jaren zestig”. J.B.) voortgebracht hebben is experimenteel proza.’ Dit zegt de belezen Nicolaas Matsier. Inderdaad, hij haast zich wel èrg langzaam.

Experimenteel proza in de jaren zestig. Kom kom, nou ja, er werd in de jaren zestig inderdaad experimenteel proza geschreven: Insingel, Krijgelmans, Michiels, Robberechts, Tophoff, Vogelaar, en nog zo hier en daar iemand, nietwaar? Is dit ‘het enige’ wat deze jaren aan proza hebben voortgebracht? Nicolaas, Nicolaas, die stoomboot van je ligt nog ver van de kade. De jaren zestig waren de jaren van het

illustratie

Kellendonk:... liefst Suske en Wiske...


eerder eenvoudige, rechttoe-rech tane, eerder ‘anekdotische’ vertellersproza, in welke jaren, door een enkeling, ook geëxperimenteerd werd. Het waren de jaren van, - Piet, strooi nog maar eens, - Geert van Beek, Bernlef, Brakman, Burnier, Geel, Geeraerts, Hamelink, Harten, Heeresma, Holsbergen, Kars, Van Kerkwijk, Krol, Memrecht, Plomp, Raes, Ruyslinck, Van Toorn, Den Uyl, Vandeloo, Vanvught, Van de Velde, Judicus Verstegen, Eduard Visser, Waasdorp, Wiener, Wolkers. Ik heb ze op alfabet gezet. Ik ben mij er van bewust dat enige nuancering wel geboden zou zijn: Krol en Membrecht in dezelfde adem, dat gaat natuurlijk niet, of Hamelink en Vandeloo. Maar ‘experimenteel proza’ schreven ze geen van allen. De jaren zestig waren de gloriejaren van Van het Reve, niet zozeer een experimenteel prozaïst, geloof ik. De jaren zestig waren de jaren van Barbarber en de godvergeten meligheid en het tegendeel van experimenteel proza. In de jaren zestig schreef Vestdijk nog en niet zo'n beetje: ik tel in de gauwigheid zo'n boek of vijfentwintig. Daar is niet één experimenteel prozawerk bij. In de jaren zestig was Krol al met ‘vorm’ bezig en verdomd, dat licht van mij moet maar eens onder die korenmaat uit, ik was dat ook. Krol schreef geen experimenteel proza. Ik ook niet. In de jaren zestig gold Tirade nog als het beste en het meest gezaghebbende literaire tijdschrijft, - er werd in dat tijdschrift nooit een experimenteel kuchje vernomen, - en als Van Oorschot niet zo'n betonhoofdig persoon was zou Tirade dat allicht nog zijn. En zo voort. Waarbij ik er tussen haken even op wijs dat De Revisor flinkdeels gevuld wordt met werk van oud-Tiraders.

Wat bedoélt Nicolaas nou precies met wat hij daar zegt over dat experimentele proza, dat het enige zou zijn dat de jaren zestig heeft voortgebracht? Ik begrijp er alwéér geen zak van. Terwijl ik niet ‘een beetje’ lees, maar veel. Niet ‘te hooi en te gras’, maar zeg maar alles. Niet ‘vroeger meer dan nu’, maar eerder omgekeerd. En niet ‘zelden hele oeuvres’, maar hele oeuvres. Niet Flaubert, maar Mulisch. Niet Dickens, maar Hermans. En ik lees altijd nog liever Heeresma dan Kooiman, liever Mensje van Keulen dan Doeschka Meijsing. Maarten 't Hart is méér een schrijver dan de hele Revisorredactie bijeen en het onbeduidendste lutflutopstelletje van deze 't Hart is mij dierbaarder (omdat ik ten minste begrijp waar het over handelt) dan het opgeblazen kakineuze geürm van Kooiman. Liever Biesheuvel dan Kooiman. Liever Ferron dan Kooiman. Liever Siebelink dan Kooiman. En al zal ik nu nog beweren dat ik Hes ter Albach de briljantste schrijfster na Hadewych vind, dan nog weet ik dat ik ten overstaan van deze beide Revisor redaciemen mijn aplomp niet zou verliezen, want ik namelijk houd de moderne Nederlandse literatuur niet slechts ‘in die zin’ bij ‘dat ik alle recensies lees’, al lees ik óók nog alle recensies.

Wat kom ik nu te weten over ‘het profiel’, ‘de lijn’ van De Revisor?

Niks. Wel kom ik te weten dat ik ‘eigenlijk’, als alles waar zou zijn dat ik

[pagina 53]
[p. 53]

hier in de Haagse Post lees, niet in De Revisor thuis hoor. En vele anderen ook ‘eigenlijk’ niet.

Wat staat er in De Revisor, als het niet anekdotisch, niet neoromantisch, niet experimenteel is?

Geen antwoord.

Welke maatstaven legt De Revisor redactie aan bij het samenstellen van hun nummers?

Geen antwoord.

Verbazing. Irritatie. Mijn kof wordt koud.

Twee van de drie Revisor redacteuren weten geen sodeju van moderne Nederlandse literatuur. Wat ze lezen, behalve werk van de dooie Vestdijk, is: elkaars werkjes. Kooiman die van Matsier. Matsier die van Kooiman. Sublieme werkjes vinden ze dat. Prima academische werkjes, waarin het verhaal niet ‘verteld’ maar ‘behandeld’ wordt, en/of het verhaal niet het verhaal maar de refelectie van het verhaal is, en/of nog interessanter: de reflectie van de reflectie van het verhaal. Gepaneerde korstjes vol lucht in een rolletje gedraaid, mijne heren revisors, dat vind ik dat het is, dit gezwets. Behalve elkaars sublieme werkjes lezen ze ook de sublieme werkjes van Doeschka Meijsing. Top Naeff gaf blijk van groter originaliteit, Marie van Zeggelen van groter vakvaardigheid, Alie van Wijhe-Smeding van groter durf en van Rie Cramer kreeg je er nog plaatjes bij ook. Deze Doeschka Meijsing publiceert in De Revisor omdat ze het papier waarop dat blad gedrukt wordt mooi vindt en het lettertype waarin het gedrukt wordt ook mooi. Ik vind dat een redelijke en sympathieke uitspraak. En verder publiceert

illustratie

Tom van Deel: ... vriendjespolitiek...


ze in De Revisor omdat ze de redacteuren Nicolaas Matsier en Tom van Deel goed kent, met wie ze, ik peur het allemaal uit deze Haagse Post, regelmatig over de vaktechnische kant van de literatuur praat en van wie ze vindt ‘dat ze goed schrijven’. Redelijk en sympathiek, want zo is het en allen dààrom publiceert Doeschka Meijsing in De Revisor. Tom van Deel is Revior redacteur nummer drie. Hij dichtte Doeschka Meijsing ‘een hoog niveau van denken’ toe. Haar verhalen vindt hij ‘intelligent van verbeelding, lucide, virtuoos en emotionerend. Perfect kortom.’ In De Revisor kwam een pagina's lang interview van Tom van Deel met Doeschka Meijsing. Tom van Deel zetelde in de jury tot toekenning van de Van der Hoogtprijs en de Van der Hoogtprijs ging naar Kooiman. Tom van Deel schrijft ook klinkende loftrompetsonates over Kooiman en Matsier. Deze loftrompetsonates worden alle door Matsier gelezen. Thans, zo verneem ik uit deze Haagse Post, treedt revisor nummer vier tot de redactie van De Revisor toe: Frans Kellendonk. Hij zegt: ‘Ik vind De Revisor het beste literaire tijdschrijft en ik waardeer het werk van Kooiman, Meijsing en Matsier’. Prima toch? Hij zal niet zeggen: Geef mij maar Bzzlletin, ik lees het liefst Suske en Wiske, dat werk van Meijsing daar kom ik niet door en Kooiman, wie is dat? Kellendonk: zelfde verschijnsel als Meijsing: schrijver van een hier en daar mogelijk best aardig één iets die onmiddellijk de aanzwengelaar in zijn kont krijgt en wordt aangezwengeld tot de Jonge God der Nieuwe Letteren. Ik moet goddomme nog zien of hij dat zal blijken te zijn. Ik ben zo'n persoon die niet hoera roept voordat het feest zijn hoogtepunt heeft bereikt.



illustratie
Dirk Ayelt Kooiman: ... kan niet schrijven...


[pagina 55]
[p. 55]

Ziehier het Schuttersstuk. Deze vier, en met Doeschka Meijsing er zo'n beetje bij: deze vijf, vormen de nieuwe lichting Mandarijnen. De nieuwe revisoren, dit zijn: controleurs. Controleren doen ze de snackbar der Nederlandse Letteren. Hoe het gesteld is met het quantum vlees in de kroketten van anderen. Een pierenpotje vol vriendjes, die er een blaadje op na houden, waarin alleen vriendjes mogen publiceren. Ik ook hoor, ik mag ook in dat blaadje publiceren. Al jaren. Onder eigen naam en onder pseudoniem. Tom van Deel en ik zijn sedert 1970 met elkaar bevriend, ik vind zijn gedichten erg mooi, hij heeft een loftrompetsonate over dat trompettenboek van mij geschreven, en ik zeg hem al jaren dat hij een Mandarijn is. Alles in orde. Niks aan de hand. Ik persoonlijk heb ab-so-luut niks tegen een vriendjes-maffia. Eendracht Maakt Macht. Hoe meer vlees erin, hoe lekkerder de kroket. Maar ik heb er alles tegen zodra in ‘ergerniswekkende vage’ taal wordt gedaan alsof het iets ànders, iets hogers, is dan een vriendjesmaffia. Het ‘programma’, de ‘beginselverklaring’, het ‘manifest’, het ‘profiel’, de ‘lijn’ van De Revisor is geen andere dan die van vriendjesopbellerij met het verzoek nog eens een bijdrage aan De Revisor af te staan. Dat heb ik altijd een prima programma en een prima profilering gevonden. Het gezicht van De Revisor heeft van meet af aan uit zijn gezichtloosheid bestaan. Oók prima: zo'n tijdschrift moet er ook zijn. Maar niet prima vind ik wat ik nu in de Haagse Post moet lezen over een wel impliciet aanwezig programma waaraan om pragmatische redenen niet de hand kan worden gehouden omdat anders alle bijdragen aan dit programma moeten voldoen hetgeen een onmogelijke eis is daar zulks de tweemaandelijke verschijning van het blad in de weg zou staan hetgeen betekent dat er voorlopig niet aan een programma kan worden gedacht wat anderzijds niet erg is omdat er niettemin toch nog behoorlijk lijn in het blad zou zitten. Deze experimentele dollemanspraat lezende, voel ik mij als regelmatig medewerker aan De Revisor behoorlijk in mijn nek geblazen. Wat hier klinkt is interessanterigheid en windgesuis. Wat hier klinkt is pretentie. ‘Pretentie’ en ‘leugenachtigheid’ zijn voor mij synoniemen.

Als De Revisor er niet zou zij n, dan zou Matsier in Maatstaf publiceren, Van Deel in Tirade, Meijsing in Hollands Maandblad, Kellendonk in De Gids en Kooiman nergens in, want die kan niet schrijven.

Zo zit dat met dat impliciete programma dat er expliciet niet is.

Kof is koud, toostebroodje is taai geworden, chocoladen hageltjes zijn tot pasta verpapt. Dit is anekdotisch maar waar. Ik ga maar eens in het bad om mij duchtig te reinigen.

Ik groet u allen. Vriend. Hoog. Enzovoort.

Jeroen Brouwers


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jeroen Brouwers

  • over Dirk Ayelt Kooiman

  • over Nicolaas Matsier

  • over Tom van Deel

  • over Doeschka Meijsing

  • over Frans Kellendonk

  • beeld van Nicolaas Matsier

  • beeld van Doeschka Meijsing

  • beeld van Frans Kellendonk

  • beeld van Tom van Deel

  • beeld van Dirk Ayelt Kooiman