Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 17 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 17
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 17

(1990)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

Frans van Dooren
Vertalingen

Het Thracisch veulen

 
Thracisch veulen, waarom kijk je
 
mij met schuinse oogjes aan?
 
Waarom vlucht je? Waarom lijk je
 
mij niet uit te kunnen staan?
 
 
 
Och, met hoeveel liefde deed ik
 
jou gareel en leidsel aan!
 
En hoe graag, lief hitje, reed ik
 
jou naar 't einde van de baan!
 
 
 
Als ik jou, speels tuimelaartje,
 
rond zie dollen in het gras,
 
denk ik dikwijls, dartel paardje:
 
O, als ik jouw menner was...!
 
 
 
Anakreon
 
Grieks, ca. 530 voor Chr.

Medea's tweestrijd

 
Medea trachtte ondertussen
 
de vlammen in haar hart te blussen.
 
En toen na veel strijd haar verstand
 
door haar gevoel was overmand,
 
verzuchtte ze: ‘Och, vecht maar niet,
 
't is zinloos dat je weerstand biedt:
 
een godheid kun je niet verslaan!
 
Ik zou er niet verbaasd van staan
 
als dit tenslotte liefde blijkt,
 
of althans iets dat erop lijkt.
 
De opdracht die mijn vader gaf
 
is voor mijn hart een zware straf,
 
die niemand meer belast dan mij!
 
Waarom ben ik zo bang dat hij,
 
die ik amper ken, nu dood zal gaan?
 
Hoe is die angst bij mij ontstaan?
 
Doof in je meisjeshart de vlam
 
die je alle rust ineens ontnam!
 
Als ik daartoe in staat zou zijn,
 
zou ik genezen van mijn pijn.
 
Maar ach, een vreemde macht weerstreeft
 
mijn vrije wil: de hartstocht geeft
 
mij deze raad, de rede die.
 
Terwijl ik 't goede voor me zie,
 
ga ik met wat verkeerd is door.
 
Waarom, prinses, bezwijk je voor
 
een vreemdeling en wil je buiten
 
je eigen kring een huwelijk sluiten?’
 
 
 
Ovidius
 
Latijn, ca. 5 na Chr.
[pagina 41]
[p. 41]

Zaligheid

 
Ik wens oprecht in dienst van God te staan
 
en zo naar 't hemels paradijs te streven,
 
waar, naar verluidt, de ziel zich stralend aan
 
plezier en zang en dans kan overgeven.
 
 
 
Maar niet wil ik er zonder háár heen gaan
 
wier zoete blik met blondheid is omweven.
 
Want 't was met mijn geluk ineens gedaan
 
als ik daar ver van haar zou moeten leven.
 
 
 
Ik zeg dit niet omdat ik in die staat
 
op hen die zondigen zou willen lijken,
 
maar slechts om naar haar wonderschoon gelaat
 
 
 
en klare oogopslag te kunnen kijken.
 
Wat een genot als ik haar inderdaad
 
de glorie van de hemel zag bereiken!
 
 
 
Giacomo da Lentino
 
Italiaans, ca. 1230

Psalm xix

 
Hoe ontglipt gij mij, hoe voel ik u ontvallen,
 
o levenstijd, die door mijn vingers schiet!
 
Hoe zwijgend sluipt gij nader, doodsverdriet,
 
en zet ge uw voet op alles en op allen!
 
 
 
Meedogenloos beklimt gij de aarden wallen,
 
die voor de jeugd een muur zijn van graniet,
 
terwijl míjn hart de vlucht al voor zich ziet
 
waarop 't u vleugellam ten prooi zal vallen.
 
 
 
O kwellend lot! O sterfelijke staat!
 
Hoe kan ik 't licht van morgen nog aanvaarden
 
als mij de dood nu al door 't hoofd heen gaat?
 
 
 
Elke ademtocht van 't leven hier op aarde
 
drukt ons op 't feit dat alles wat bestaat
 
zinloos en ijdel is en zonder waarde.
 
 
 
Quevedo
 
Spaans, ca. 1630
[pagina 42]
[p. 42]

Romeinse elegie v

 
Vreugde en geestdrift vervult mij nu staande op de grond der klassieken:
 
't tijdperk van toen en vandaag spreekt mij hier krachtiger aan.
 
Hier sla ik acht op de raad en verdiep me in de werken der ouden,
 
zoekend met nijvere hand dagelijks kiemend genot.
 
Maar in de nachten daartussen houdt Amor mij anderszins bezig:
 
slechts voor de helft zo geleerd, voel ik me dubbel zo rijk.
 
Leer ik mezelf niet een hoop wanneer ik de lieflijk gevormde
 
boezem bekijk en mijn hand zacht langs de heupen laat gaan?
 
Dan pas begrijp ik het marmer: ik denk en vergelijk en beoordeel,
 
zie wat ik voel met mijn oog, voel wat ik zie met mijn hand.
 
Als mijn geliefde overdag mij blijmoedig wat uurtjes ontfutselt,
 
geeft ze als vergoeding mij 's nachts enkele uren erbij.
 
Niet wordt er steeds meer gekust, maar er wordt ook verstandig gesproken.
 
Als haar de slaap overmant, leg ik me neer en denk na.
 
Zo heb ik talloze malen gedichten gemaakt in haar armen
 
en de zesvoetige maat zacht met mijn vingers geteld
 
op haar lieftallige rug. En wanneer ze aanminnelijk sluimert,
 
voel ik haar adem verhit gloeien in 't diepst van mijn borst.
 
Amor verzorgt dan de lamp en verplaatst zich opnieuw in de tijden
 
dat hij hetzelfde heeft gedaan voor zijn triumvirs van toen.
 
 
 
Goethe
 
Duits, ca. 1790
[pagina 43]
[p. 43]

Gulden verzen

 
Denkt gij, o sterveling, dat alles wat gij denkt
 
op deze gistende aarde slechts aan u ontvloeit?
 
Hoezeer uw inzicht ook in vrijheid openbloeit,
 
er is niets in 't heelal dat aandacht aan u schenkt.
 
 
 
Besef dat ieder dier met geestkracht is doordrenkt,
 
dat elke plant een ziel bezit die kiemt en groeit,
 
en dat in elk metaal een liefdesraadsel gloeit.
 
‘Alles zit vol gevoel!’, dat machtig naar u wenkt.
 
 
 
Vrees in de blinde muur de blik die naar u kijkt:
 
zelfs in de stof hebben zich woorden vastgeklonken...!
 
Zorg dat geen boze hand er goddeloos naar reikt.
 
 
 
In menig schamel schepsel ligt een God verzonken.
 
Zoals ogen achter hun leden, zo gedijen
 
zuivere geesten zelfs nog in de schulp van keien!
 
 
 
Gérard de Nerval
 
Frans, ca. 1850
[pagina 44]
[p. 44]

Overstroming

 
Zijn huisadres stond binnen in zijn pet,
 
op kladjes in zijn zak, en bovendien
 
nog op de trouwfoto waarop hij met
 
mijn moeder voor de kerkdeur was te zien.
 
 
 
‘As ze me vinde’ (hij bedoelde dood),
 
‘sluit dan het water af.’ Hij dacht en droomde
 
de laatste jaren angstig dat hij groot
 
gevaar liep als de badkuip overstroomde.
 
 
 
Op 't laatst trok hij 't toilet elke avond door,
 
deed zijn pyama aan, slofte naar buiten
 
en knielde in weer en wind onrustig voor
 
de hoofdkraan neer om die strak af te sluiten.
 
 
 
Al hoopte hij 'm te smeren als hij sliep,
 
hij was, denk ik, doodsbang dat men hem ‘vond’
 
niet in hun huis, zijn ark op Leedse grond,
 
maar in iets kouds dat donker was en diep.
 
 
 
Tony Harrison
 
Engels, ca. 1980

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Giacomo da Lentini

  • Tony Harrison

  • Francisco de Quevedo y Villegas

  • Johann Wolfgang von Goethe

  • Gérard de Nerval

  • Anacreon

  • Publius Ovidius Naso


vertalers

  • Frans van Dooren