Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het geestelijk leger

Nu wil ik spreken over de genade die de mens zijn zonden doet ontvluchten en aanzet tot een deugdzaam leven. Deze genade is een noodzaak om behouden te blijven. Wie haar ontbeert, is Gods vijand en zijn gebed vindt bij God geen gehoor. Daarom moet u hier goed naar luisteren, want dit is de belangrijkste reden dat ik dit boek voor u ben gaan schrijven. Voordat ik verder ga, wil ik u daarom eerst leren zelf te onderzoeken of u in Gods genade bent.

Volgens de geleerden kunt u dit opmaken uit vier punten. Het eerste is dat u graag over God hoort spreken. Het tweede is dat u oprecht berouw hebt van uw zonden. Het derde is dat u zich voortaan van zonden wilt vrijwaren. Het vierde is dat u uit alle macht probeert een beter leven te leiden en goede werken wilt doen. Wie meent deze vier eigenschappen in zich te hebben, mag hopen dat hij Gods genade heeft. Maar wie een van

[pagina 54]
[p. 54]

deze vier te kort komt, moet vrezen dat hij buiten Gods genade staat.

Degenen die de wil hebben zich van zonden te vrijwaren, ontvangen van de Heilige Geest een genade waarmee zij weerstand kunnen bieden aan de zonden en een leven vol deugden kunnen leiden. Want zoals zij de wil hadden uit de slaap van zonden te ontwaken, hebben zij nu de wil voort te gaan in deugden. Maar dit geldt niet voor iedereen in gelijke mate; dit zal ik u uitleggen aan de hand van een vergelijking.

Een koning die ten strijde trekt, heeft in zijn leger graag drie rangen van krijgslieden. In de eerste plaats eenvoudige mensen die de heer voorzien van proviand en de zorg dragen voor de bevoorrading. Zij bewaken de pakwagens en voeren allerlei karweitjes uit in opdracht van hun leiders. Vanwege hun onedelheid zijn zij ver van de koning gelegerd, hoewel zij onder zijn vaandel strijden en bij hem horen. Zij kunnen niet paardrijden en zijn doorgaans slecht bewapend.

Meestal bevinden zij zich het dichtst bij de vijand en worden daarom dikwijls bestookt, hoewel de vijand eerder uit is op de bevelhebbers dan op het gewone volk. In hun rangen vallen de meeste slachtoffers maar zij worden het minst beklaagd.

In het openbaar gedragen deze soldaten zich alsof zij binnenshuis zijn en vaak gebeurt het dat zij te veel drinken. Door eigen toedoen verkeren zij vaak in groot gevaar. Zelden streven deze lieden naar eer; als zij de gewone bevelen en de wapenkreet kennen, vinden zij dat voldoende. Zij eten en drinken te pas en te onpas, zoals het hun uitkomt.

Edeler dan de soldaten zijn de schildknechten en jonkers, die de heren - ridders, graven en hertogen - dienen en hun op gezette tijden hun proviand brengen. Zij onderscheiden zich graag van het gewone volk en zijn liever in het gezelschap van de hoge heren. Zij kunnen paardrijden en weten hoe zij hun zwaard moeten hanteren. Ook anderszins hebben zij zich voorbereid op de strijd. Toch zijn zij niet zo edel en sober als de

[pagina 55]
[p. 55]

grote heren die zich aan de zijde van de koning bevinden, en zij worden ook niet zo goed van alles voorzien, want zij moeten voor zichzelf zorgen. De schildknechten geven nog eerder toe aan plezier en gemak dan aan de verplichtingen van hun adelstand. Hun wapens en harnas zijn dan ook niet van de beste kwaliteit en hun paarden zijn niet gewend aan een strakke teugel. Deze mensen staan tussen de soldaten en de hoge heren.

Ten slotte zijn er de wijze ridders en heren van hoge adel die zich altijd aan de zijde van de koning bevinden. Zij hebben niets anders op het oog dan het verdedigen van de koninklijke eer. Zover als het in hun vermogen ligt, zullen zij alles doen om de koning gunstig te stemmen. Zij beschikken over beproefde wapens. Zij dragen gouden helmen terwijl de schildknechten zilveren helmen hebben en de soldaten zich met ijzeren stormhoeden tevreden stellen. De wijze ridders hebben hun paarden getemd, zodat zij ongehinderd kunnen rijden. Zij laten de teugels vieren en leggen die in handen van hun leidsman. Zij dragen hun schild altijd aan de linkerzijde en in hun hand houden zij een tweesnijdend zwaard om zich op de vijand te wreken, zoals David zegt.

Van deze wereldse strijd bent u wel op de hoogte, mijn goede vriend, want u bent zelf een werelds riddder.

 

Nu wil ik deze vergelijking onderbrengen in ons geestelijk ridderschap, waar ik hetzelfde meen te vinden met slechts één verschil. Als een wereldse koning zijn onderdanen gebiedt met hem ten strijde te trekken, kan men niet zo maar ridder, graaf, schildknecht of jonker worden. Dat is allemaal afhankelijk van afkomst en adeldom. Dit ridderschap is anders. Want onze koning is zo edel, mild, machtig en rijk dat hij alle mensen oproept, arm en rijk, kreupel en blind. En hij geeft hun zoveel eer en heerschappij als zij zelf begeren. In de scharen van de geestelijke koning is een ieder zo edel of onedel, hoog of laag en onaanzienlijk als hij zelf wil. Daarom bepaalt slechts onze wil

[pagina 56]
[p. 56]

de edelheid en goedheid of onedelheid en slechtheid. Maar tegenover deze grote genade en edelheid staat weer dat degene die de hoogste eer begeert in deze strijd, de meeste schande op zich laadt en het meest veracht wordt door de koning als hij niet trouw en standvastig blijft tot het einde. Wie dan in gebreke blijft, zal veel zwaarder gestraft worden dan degene die minder verplichtingen op zich genomen heeft. Want hoe hoger men staat, zo veel dieper is de val.

Maar nu kom ik weer op de mensen die zich voorbereiden om op te trekken in het leger van de geestelijke koning. Zij gaan te paard, zij hebben de hand aan de teugels. Als de Heilige Geest hun toebereidselen ziet, leert Hij hun zelf - of door middel van Zijn dienaars - de wapenkreet van de koning en deze moeten zij altijd onthouden. Van jongs af dragen zij het pantser want dat hebben zij in de doop ontvangen. De Heilige Geest brengt hun de drie rangen voor ogen en zou hen graag leiden tot de hoogste staat van ridderschap met de grootste beloning. Om hen aan te sporen toont de Heilige Geest hun de verdienste van iedere rang, de grote eer, de zekerheid en edelheid. Hij laat hun de verschillende wapens van deze krijgslieden zien, de zekerheid en onzekerheid, de vrede en onvrede. En als Hij samen met Zijn dienaars op die manier al het nodige heeft gedaan om deze mensen eerzuchtig te maken, hangt het van hun wil af welke rang zij kiezen.

Zie toch de grote genade, de grote liefde en goedertierenheid van deze koning. Maar wat moet ik zeggen van de onwaardige knechten die komen om met de koning ten strijde te trekken en deze goedheid en genade verloochenen? Ik zeg niet dat zij hem geheel en al verloochenen maar zij zijn gemakzuchtig en onedel. Nauwelijks één op de duizend wil tot de heren of graven van de koning behoren, en slechts één op de honderd tot de jonkers of schildknechten. De meesten kiezen voor de rang van soldaat en blijven liever gevaar lopen. Sommigen mengen zich zelfs liever onder hun vijanden dan dat zij bij de koning zijn.

[pagina 57]
[p. 57]

Maar in de wereld is een graaf immers adellijker dan een jonker en een jonker adellijker dan de gewone man? Voorwaar, God is veel nobeler en beter dan een sterfelijk mens - het maakt niet uit of hij koning, hertog of keizer is - en daarom genieten de ridders van God veel meer aanzien dan de ridders van de wereld.

Het enige dat deze gemakzuchtigen baat, is dat men beter met de soldaten tot de overwinnaars kan behoren dan als edelman voor eeuwig sneuvelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken