Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De soldaten

Vervolgens zal ik u uiteenzetten wie bedoeld zijn met de drie legerscharen van onze geestelijke koning, opdat u kunt kiezen met welk gezelschap u op weg wilt gaan. En indien u reeds op weg bent, kunt u altijd nog van keuze veranderen.

De soldaten die in onze geestelijke ridderschare met de koning ten strijde trekken, zijn de eenvoudige mensen van goede wil die hun best doen volgens de tien geboden te leven zonder deze te breken want de geboden zijn de nagels die het harnas bijeenhouden. En onder het harnas verstaan wij de twaalf artikelen van ons geloof. Omdat deze mensen weinig andere wapens hebben, moeten zij hier heel zorgvuldig mee omgaan. Want als het harnas kapotgaat, kunnen zij gemakkelijk dodelijk gewond raken.

Zij hebben weliswaar stormhoeden, maar dit zijn gebrekkige helmen. Bovendien zijn ze van ijzer en verroesten dus snel als men ze niet regelmatig onderhoudt. Deze stormhoed staat voor de hoop, zoals eerder van de helm gezegd is. Deze mensen hebben geen vaste hoop. De roest - dat wil zeggen: hun onreinheid - tast hun hoop aan en brengt hen tot zonden. Als zij hun stormhoed niet vaak genoeg schoonvegen, zal de roest verder doorvreten. Daarom moeten deze mensen zich vaak reinigen

[pagina 58]
[p. 58]

van zonden, anders kunnen zij niet standhouden.

Zij kunnen met zwaard en schild niet goed overweg want zij kunnen geen tegenslag gedogen en hebben geen benul van het zwaard van de Heilige Schrift. Als zij bestookt worden door hun vijanden moeten zij daarom voor bescherming naar de ridders vluchten. Dit gebeurt als de eenvoudige mensen zelf geen weerstand kunnen bieden aan verleiding. Dan gaan zij naar hun biechtvader, die hun raad geeft zoals hij het noodzakelijk acht. Degenen die deze raad niet opvolgen, worden gemakkelijk door de vijand bedrogen.

Deze mensen hebben dikwijls ongetemde paarden en omdat zij niet goed kunnen rijden, gaan de paarden met hen op de loop en zo worden zij naar hun vijanden gevoerd. Zo gaat het ook met de geestelijke soldaten. Hun paarden trekken aan de teugels - dat wil zeggen: de geneigdheid van het vlees trekt aan de wil. Zo worden deze mensen uit het leger van de koning weggevoerd en hun vijanden brengen hun zware verwondingen toe. Dit gebeurt telkens als zij een doodzonde begaan.

Ook zijn zij verantwoordelijk voor de legervoorraden. Dat kan men in geestelijke zin zo opvatten: zij dragen de zorg voor de wereld en moeten voorzien in alle natuurlijke behoeften; de een met landbouw, de ander met koopmanschap, weer een ander met leiding geven aan het volk in wereldse zaken. Want hiermee plegen geestelijken zich niet onledig te houden.

Deze mensen zijn ver van de koning gelegerd. Zij begeven zich dagelijks tussen hun vijanden, de zondaars. Zij hebben dagelijks te maken met rijkdom, bezit en al het wereldse, zodat de voornoemde monsters zeer gemakkelijk een gelegenheid kunnen vinden hun gif uit te storten. Zonden kunnen immers moeiteloos een plaats vinden in het ruime geweten van deze mensen.

Zij gedragen zich in het openbaar dikwijls alsof zij thuis zijn. Dat wil zeggen: terwijl deze mensen proberen te gehoorzamen aan de geboden van God en de heilige kerk, leven zij toch

[pagina 59]
[p. 59]

volgens hun natuurlijke geneigdheid. Men ziet dagelijks hoe mensen onwetend en ongewild doodzonden bedrijven omdat zij roekeloos leven. Te vaak geven zij toe aan hun natuurlijke geneigdheid in braspartijen, nutteloos plezier en andere lichte ondeugden die op zichzelf niet zo erg zijn maar al snel aanleiding geven tot zwaardere zonden. Dat gebeurt regelmatig als zij gaan feestvieren. De een wordt dronken, de ander wordt geil en dergelijke meer. Hun levenswijze baart grote zorgen. Want zij verkeren onder hun vijanden en zijn niet in staat en onvoldoende bewapend om zich te verweren. Maar in het gezelschap van de koning worden zij niet al te zeer beklaagd als het hun slecht vergaat, want het is hun eigen schuld.

Deze mensen streven zelden naar een eervolle plaats bij de koning, want zij volstaan met de wapenkreet en vinden het voldoende de geboden te houden. Van degenen die de koning hebben gevolgd, krijgen zij daarom de onaanzienlijkste plaats aan diens hof.

Goede vriend, dagelijks horen wij de mensen zeggen: ‘Dacht je dat ik volmaakt zou willen zijn als Petrus en Paulus? Ik vind het al mooi als ik in het rijk der hemelen mag komen, ook al moet ik aan de deur blijven.’ Wat een smadelijke taal slaan zij uit als zij te kennen geven dat zij zich tevreden stellen met een plaats bij de deur. Het is waar; zelfs dan heeft men voldoende. Maar zij moeten wel beseffen dat alleen woorden niet voldoende zijn. Christus zegt: ‘Niet iedereen die mij heer noemt, zal in de hemel komen, maar alleen wie mijns vaders wil doet, of begeert te doen als het hem aan macht ontbreekt.’ Als het dan van onze begeerte afhangt, is het toch grote dwaasheid dat wij het minste begeren, terwijl wij het meeste gemakkelijker en met meer zekerheid kunnen verkrijgen!

De vrienden van God kunnen gemakkelijker het rijk der hemelen verdienen dan dat de vrienden van de prins de eeuwige hel zullen verkrijgen. De mens zal rijk beloond worden, zelfs als hij zich voor Gods eer veel minder inspant dan hij doet om

[pagina 60]
[p. 60]

zijn verdorvenheid te laten zien ter ere van de prins. De blindheid van de mensen is immers zo groot dat een kleine inspanning voor een deugdzaam leven hun zwaar valt. Maar wat hun zonden en ondeugden dient, is zo zwaar niet of hun slechte geneigdheid en hun lusten verlichten de moeite. En dit is allemaal de schuld van ongeregelde liefde en valse vreugde.

De eenvoudige lieden houden zich aan de wapenkreet en de algemene geboden; dat is een voorwaarde om tot het leger van de koning en zijn vrienden te behoren. De wapenkreet van deze geestelijke ridders en schildknechten is de vrees des Heren. Want Salomo zegt: ‘De vrees des Heren is het beginsel van wijsheid.’ Maar omdat deze wapenkreet niet voldoende is, houden zij zich ook aan de algemene geboden. Als een soldaat tegen het gebod van zijn heer ingaat, is het duidelijk dat hij ongehoorzaam is en zich tegen zijn heer wil verzetten, al kent hij de wapenkreet. Iedere gelovige die met Christus tegen de duivel wil strijden, moet volgens de geboden leven. Want zoals de Schrift zegt: wie een van de geboden breekt, overtreedt ze allemaal. En dit moet u als volgt begrijpen: als men iemand op tien plaatsen dodelijk kan verwonden en hij beschermt negen plaatsen terwijl hij op de tiende plaats dodelijk getroffen wordt, schaadt deze wond hem net zo veel als wanneer hij tien maal getroffen was. Daarom moeten alle christenen - geestelijk en wereldlijk - die de jaren des onderscheids hebben bereikt de tien geboden volledig nakomen, en zij mogen geen enkel gebod breken. Want zoals Hiëronymus zegt: ‘Wie het gebod van een ander versmaadt, maakt hem te schande.’

Maar de christenen geven tegenwoordig niets meer om de tien geboden. Och, als zij doordrongen waren van de noodzaak volgens de geboden van God te leven, dan zouden zij zich er beter aan houden. Maar net zomin als zij aandacht hebben voor hun ziel of de koning Christus liefhebben en vrezen, net zomin vragen zij naar de geboden. Heden ten dage zie ik veel mensen die zeggen dat zij leven volgens de geboden van God, maar als

[pagina 61]
[p. 61]

men hun ernaar vraagt, weten zij zelfs het eerste niet! Het kan deze mensen kennelijk niet schelen, want wie is zo dwaas te zeggen dat hij volgens de geboden van zijn wereldse heer leeft als hij niet eens weet wat deze bevolen heeft? Zorgvuldig houdt men zich aan de wereldse geboden om hier op aarde schade en verlies te voorkomen en zijn heer niet te ontrieven, maar men is nauwelijks bezorgd om zonde en eeuwige schade. Dit bewijst dat men het aardse goed boven het zieleheil stelt, want men gaat er behoedzamer mee om.

Och edel mens, dit is niet de juiste weg. Als u met de koning ten strijde wilt trekken, moet u in de eerste plaats de wapenkreet - vrees des Heren - onthouden en daarna de tien geboden, zoals Salomo zegt: ‘Ontzie God en houd zijn gebod.’ Want hieraan is elk mens gehouden. En om u te laten zien hoe slecht de geboden over het algemeen nageleefd worden, heb ik ze hier in het kort opgetekend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken