Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Afgunst

Hierna komt het monster van de afgunst dat in sommige opzichten nog boosaardiger is dan hoogmoed, want het kwelt zijn slachtoffers zowel op aarde als in het hiernamaals. De hoogmoedige schept op aarde nog behagen in zijn zonden maar de afgunstige is altijd ontevreden. Hij keert zich tegen naastenliefde. Hij beklaagt zich over het geluk van anderen en kan zich

[pagina 91]
[p. 91]

slechts over andermans verdriet verheugen. Omdat naastenliefde de hoogste deugd is, is afgunst de grootste ondeugd. Het is een zonde tegen de Heilige Geest.

Deze zonde is ook boosaardiger dan gramschap of hebzucht want de afgunstige benijdt vriend en vijand. Het doet hem verdriet als het iemand voor de wind gaat. Zo is het met de andere zondaars niet gesteld. Want de toornige mens wenst zijn vijanden ongeluk toe maar het zou hem spijten als zijn vriend iets overkwam. En de gierige vrek wil niets van zijn bezit afstaan maar het stoort hem niet als een ander dat wel doet. En omdat de afgunstige iedereen een kwaad hart toedraagt, heeft God bepaald dat hij met zijn gif niemand behalve zichzelf deren kan. De profeet zegt: ‘Het is rechtvaardig dat afgunst haar eigen heer kruisigt en haar hart kwelt. Haar gloeiend hart verbrandt niets dan zichzelf.’ En daarom zegt een leraar die Basilius heet: ‘Zoals het roest ijzer aanvreet, verteert afgunst haar meester.’

Deze mensen zijn met recht te haten, want zij haten alle mensen en zijn bedroefd om de vreugde van anderen. Daarom zegt Socrates de filosoof: ‘God geve dat de afgunstige overal ogen en oren heeft, zodat hij bedroefd kan zijn om het geluk van alle mensen.’ Augustinus zegt: ‘Niets lijkt meer op de duivel dan afgunst.’ Want de duivel benijdt alle mensen hun deugd en wil hen deelgenoot maken van zijn onzaligheid. Hij getroost zich grote moeite om zijn afgunst in de mensen te storten, en naarmate hij erin slaagt meer mensen hellewaarts te voeren, zal hij zijn inspanningen vergroten. Zo is het ook met de afgunstige die er niet voor terugschrikt zichzelf schade en schande te berokkenen, mits hij zijn afgunst kan botvieren op zijn medemens.

Zo leest men een exempel over twee mannen die samen voor een koning verschenen. De een was gierig en de ander afgunstig. Toen de koning dit bemerkte, zei hij dat beiden hem iets mochten vragen. Hun verzoek zou ingewilligd worden en dege-

[pagina 92]
[p. 92]

ne die als laatste vroeg, zou het dubbele krijgen. Toen de twee ongelukkigen dit vernamen, wilde geen van beiden de eerste zijn. De gierige wilde het dubbele hebben en de afgunstige wilde hem zijn geluk beletten. Toen zij het niet eens konden worden, beval de koning uiteindelijk dat de afgunstige als eerste zijn verzoek moest doen. Deze dacht: ‘Als ik iets goeds vraag, zal mijn gezel dubbel voordeel hebben. Ik kan beter iets nadeligs vragen; dan treft hij het twee maal zo slecht.’ Dan zou hij tenminste zijn afgunst kunnen bevredigen. Daarom verzocht de onzalige dat men hem een oog uitstak, omdat zijn gezel in dat geval beide ogen moest verliezen. En zo geschiedde.

Het gif van de afgunst is schadelijk maar de oorsprong van dit gif ook. Dat is een kwaad hart, versteend en verkild van binnen. Het vuur van de liefde, dat het hart zou kunnen ontdooien, krijgt daar geen plaats. Daarom is er tegen afgunst geen beter medicijn dan liefde voor de medemens, verheugd zijn over diens geluk en medelijden hebben met zijn tegenslag. Goede vriend, de ridders van God doen graag goede werken want er is niets waarmee zij hun vijanden gemakkelijker kunnen verslaan. De duivels verheugen zich over de zonde maar zijn bedroefd over de deugden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken