Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Pronkgraven

Bij alle onnozelheid is nog wel het ergste dat de mensen zich niet alleen tijdens hun leven uitsloven, maar ook daarna nog willen getuigen van hun hoogmoed. Boven hun stinkend lijk laten zij mooi gebeeldhouwde grafstenen plaatsen, alsof zij willen zeggen: ‘Aan de vrienden van de prins wil ik laten zien wie ik was, hoe getrouw ik de prins gediend heb en hoe zeer ik zijn dochter heb liefgehad. Ik heb haar zo bemind dat ik haar wil herdenken na mijn dood.’

Maar wat zal hun dit baten op de jongste dag als zij aan Gods linkerzijde zullen staan? De arme die het op aarde zo slecht

[pagina 89]
[p. 89]

had, zal zijn beklag doen over hun overmatige hoogmoed. Maar ook de voorwerpen waarmee zij hun zonden bedreven hebben, zullen tegen hen getuigen. God haat dat men bij leven en welzijn grote bouwwerken sticht, zoals Hij door Zijn profeet Jesaja zegt: ‘Wee degene die het ene huis voegt aan het andere.’ Wat moet de dwaasheid van deze kostbare tombes en graven Hem dan niet mishagen! Voorwaar, van deze mensen zegt David in dezelfde psalm als waarin hij de hoogmoedigen vergeleek met beesten: ‘Aan vreemden zullen zij hun rijkdommen nalaten en hun graven zullen voor eeuwig hun woning zijn. Hun tabernakels gaan van geslacht tot geslacht. Zij hebben hun naam verheven in hun land. Als schapen worden zij naar de hel gedreven en de eeuwige dood zal hen daar voeden.’

Dit zware vonnis betreft de mensen die volgens wereldse maatstaven edel genoemd worden en van goede afkomst zijn. Als zij van hier moeten scheiden, zal hun grote bezit en heerschappij in handen vallen van hun nakomelingen, die door de profeet vreemden genoemd werden. Zo is het met recht want zodra familie en vrienden de erfenis en landerijen van de overledene in bezit genomen hebben, vergeten zij wie hun deze nieuwe rijkdom nagelaten heeft. Zij laten hun ouders wonen in hun graven en maken naar eigen behoefte gebruik van de erfenis. Helaas beperken zij zich tegenwoordig niet alleen tot hun rechtmatige nalatenschap. Zij willen ook beschikken over het geld dat bestemd is voor de zielemissen en nagedachtenis van hun ouders. Hun laatste wil wordt niet uitgevoerd want de erfgenamen verzuimen de godsdienstige stichtingen die hun ouders de heilige kerk hebben nagelaten. Daar willen hun nakomelingen het eerst op beknibbelen.

Och, dit is heden ten dage een gewoonte geworden! Mensen die de valsheid van deze wereld wel doorzien, zouden wensen dat zij bij hun leven reeds hun laatste wil konden uitvoeren. Maar op dat moment hebben de meesten slechts aandacht voor hun graf, de tabernakel waar de profeet over sprak. Zij willen

[pagina 90]
[p. 90]

hun kinderen een herinnering geven, niet van hun ziel - want daar denken zij niet aan - maar van hun stinkende hoogmoed. Zo brengen zij hun kinderen op hetzelfde slechte pad als zij gevolgd hebben. En dit bedoelt de profeet met: ‘Hun tabernakels gaan van geslacht tot geslacht.’ Want de kinderen zijn als de ouders. Zij beroemen zich op hun voorgeslacht. Zij zeggen: ‘Mijn vader was een groot heer; dit was mijn moeder. Kom, zie eens wat een weelderige tombe, wat een kostbare zerk. Liggen zij niet in een mooi graf?’ Zo toont het levende vlees de rustplaats van het vuile lijk. Maar zelden spreekt men over de ziel, waar zij verblijft of waar haar woning is. Doch, al zwijgen de dwaze kinderen hierover, de profeet zwijgt niet. Hij zegt dat zij zijn als schapen in de hel waar de dood hen voedt.

Hier wil ik mijn betoog over de hoogmoedigen afsluiten, want zij tonen zichzelf voldoende in hun daden en uiterlijk. Zij lopen rond als briesende hengsten met gezwollen ogen en uitgerekte halzen. Met ongeregeld en beestachtig gedrag willen zij in alles de duivelse prins navolgen, hun eigen wil volbrengen, toegeven aan de geneigdheid van hun vlees en uit alle macht de valse wereld dienen in plaats van Christus. Daarom, goede vriend, moet u hun gezelschap mijden om niet besmet te raken. En als u merkt dat u reeds besmet bent, vlucht dan zo snel mogelijk onder de banier van de koning, voordat u verraden wordt door uw vijanden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken