Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De landadel

Mijn goede vriend, kon dit geschrift maar zo luid spreken dat allen over wie ik nu de waarheid ga zeggen het konden horen! Dan zou hun de angst wel om het hart slaan, terwijl zij nu onbevreesd en onwetend tot de prins gaan.

 
Helaas, zwijgen en vleien
 
leidt de wereldse heren naar de hel,
 
want slechtheid is zo diep geworteld
 
dat zij direct gaat werken
 
zodra kinderen macht krijgen.
 
Slechts de rede
 
kan de kracht der zonden weerstaan.
 
Maar de gewoonte van de heren
 
maakt hen blind voor rede.
 
Vrolijk gaan zij over de wankele brug
 
die boven de hel hangt.
 
Men moet de heren daarom
 
hun dwalingen onder ogen brengen.
 
Maar de geestelijken
 
die dit behoren te doen,
 
weten dat de heren niet graag iets horen
 
dat hun ongemakkelijk in het gehoor ligt.
 
Daarom zwijgen zij en vleien.
 
Zo vervloeken zij de heren
 
en leiden hen mee naar de hel.
 
De biechtvader draagt de bel
[pagina 118]
[p. 118]
 
en de heren volgen als schapen.
 
Zo worden heren en papen beiden verleid.
 
Ik meen dat de biechtvaders
 
de heren altijd de waarheid moeten zeggen.
 
Dan zouden zij goede heren maken.
 
Maar zwijgen en vleien
 
leidt de grote heren naar de hel.
 
Kon de letter hetzelfde bereiken
 
als wat het woord vermag,
 
dan zou ik dag en nacht doorschrijven
 
opdat de waarheid daar zou mogen komen
 
waar haar nu de weg wordt versperd.

Maar het is beter dat de waarheid ten minste wordt opgeschreven dan dat zij in het geheel verzwegen blijft. Mijn goede vriend, luister maar of ik de waarheid niet spreek. Ik zal u de zonden beschrijven die de heren tegenwoordig uit hebzucht bedrijven, want hun daden bevestigen de waarheid van mijn woorden.

Om te beginnen moet u de landadel eens zien. Op alle mogelijke manieren en in alle hoeken spreiden zij hun netten, zoals de spin met zijn web de arme vliegen vangt. De vliegen waar de heren op jagen zijn hun arme onderdanen, hun buren en iedereen die met hen te maken krijgt of over wie zij macht hebben. Deze ongelukkigen worden genadeloos onderdrukt en uitgezogen. U vraagt zich misschien af hoe de heren deze onschuldigen vangen, maar zij die steeds weer in hun netten verstrikt raken en worden verteerd en uitgemergeld, weten het wel. Ik zal u enige netten beschrijven waarmee het volk gevangen wordt.

De eerste netten bestaan uit diensten, boodschappen, lasten en karweien en allerhande voorwendsels. Hiermee belasten en knechten de heren hun onderdanen terwijl zij hen juist behoren te beschermen en hun vrijheid moeten waarborgen. Want

[pagina 119]
[p. 119]

hierom staan de heren boven het volk als herders van een kudde schapen. Mijn goede vriend, u zou kunnen tegenwerpen dat het moeilijk is een heer te zijn zonder zeggenschap over het volk. Dat is waar, maar het moet wel met recht en rede gaan. Zonder zijn onderdanen is een heer ook maar een mens. Daarom is een volk verplicht zijn heer bij te staan in nood en in rechtvaardige zaken. Insgelijks moet een heer met zijn eer, met zijn leven, met have en goed de vrede en rust van zijn volk waarborgen. Daarvoor dient heerschappij en ridderschap; daarom krijgen de heren hun rente, en niet om dat geld in overdaad en hoogmoed erdoorheen te jagen, zoals tegenwoordig de gewoonte is.

God moet geven dat de heren zich tevreden stellen met wat zij hebben en hun arme onderdanen met rust laten. Maar nee, bijna geen enkele heer of dame is tegenwoordig tevreden; iedereen wil zijn of haar staat vergroten. De jonkheer meent dat het goed en eervol is om ridder te worden. De ridder denkt graaf of baron te moeten zijn, de graaf wil tot hertog opklimmen en zo verder. En als zij dit niet voor zichzelf nastreven, dan wel voor hun kinderen die zij gaarne goed willen uithuwelijken zodat hun nakomelingen in aanzien zullen stijgen. Maar dit gaat niet zonder rijkdom, eer of een hoge staat. Doorgaans kunnen zij dit niet op eigen kracht volbrengen en daarom trachten zij op alle manieren, recht of krom, hun doel te bereiken.

Zij beginnen burchten te bouwen om hun grote rijkdom te tonen, maar veel dat hiervoor vereist is, ontbreekt hun. Daarom benaderen zij hun onderdanen eerst met een vriendelijk verzoek om hen te komen helpen: de een met zijn wagen, de ander met de schop of de spade, de derde met zijn mand, de vierde en de vijfde elk naar hun beroep. Zo worden de strikken eerst uitgezet.

Omdat de mensen zich van geen kwaad bewust zijn, komen zij direct en steken hun hals in de strop. Maar helaas, dat is pas

[pagina 120]
[p. 120]

het begin. Eerst valt het wel mee, maar de uiteindelijke last is zwaar. Na de eerste vlucht haasten de heren zich de vangst binnen te halen voordat het net in het ongerede raakt, en al snel worden de strikken voor de tweede maal uitgezet. Wat eerst als een gunst gevraagd werd, is nu noodzaak geworden. De heren doen voorkomen alsof zij niet om een dienst zouden vragen indien zij niet door noodzaak gedwongen waren. Maar omdat er zulke grote belangen mee gemoeid zijn, doen zij nog een verzoek, half dreigend als men geen gehoor wil geven. Daarom komen de arme mensen deels uit eerbaarheid en deels uit angst weer naar het net, omdat de noodzaak hun heer dwingt. Maar helaas, deze noodzaak groeit meer en meer, want hebzucht houdt niet op.

En als men zo voor de derde en vierde maal dezelfde strikken heeft gespannen, begint het arme volkje er spijt van te krijgen. Maar dan gaat mijn heer eisen wat hij eerst als gunst heeft gevraagd. Wie dan tegenstribbelt, wordt meteen een lomperik of een boef genoemd. Hij heeft zogenaamd tegen de zon gepiest. Want de heren bedienen zich dan van onderkruipers en verraders, en als zij stemming maken, schaamt men zich voor zijn buren. Dan komen de mensen nog meer uit angst hun karwei voor de heer uitvoeren. En voor hun kinderen wordt het een gewoonte want indien zij tegenstribbelen, wordt er op hen ingepraat: ‘Dit zou uw vader niet geweigerd hebben.’ Zo teren de heren op het zweet en bloed van de armen, zoals de spin leeft van de vlieg.

Maar hierna volgt nog grotere rampspoed. Wanneer de heren eenmaal over een burcht beschikken, is deze niet volledig zonder een boomgaard en een ruim toernooiveld. Dan zijn de buren van deze heren te beklagen want hun eigendommen en landerijen zullen zij spoedig kwijtraken. De heren bewandelen dezelfde weg als de bijbelse Isabel die Naboth liet doden omdat hij zijn wijngaard niet wilde verkopen. Het zou nog acceptabel zijn als de heren de waarde van het land zouden betalen. Maar

[pagina 121]
[p. 121]

nee, zij weten een andere oplossing! Zij veroorzaken zoveel overlast dat hun buren al blij zijn als zij hun land kwijtraken voor de halve prijs. Deze mensen weten wel dat het met de heren kwaad kersen eten is.

Dit is het tweede net. Het derde wordt gebruikt als iemand uit het volk de beschikking heeft over balken, hout, stenen of iets dergelijks. Nauwelijks hebben de heren dit ontdekt, of zij komen erom vragen - naar gelang de stand van zaken met een verzoek, met een belofte of met een dreigement. Zo groeit de ellende voor de onderdanen van dag tot dag. Sommigen moeten hun kinderen laten bedelen want door de genadeloze praktijken van de heren kunnen zij niet langer in hun eigen behoeften voorzien.

Och mateloze onbarmhartigheid! Het is begrijpelijk dat een dief steelt uit gebrek of dat een soldaat zijn vijanden berooft. Maar dat een herder moordt onder de schapen die hij moet beschermen, is een misdaad voor de wereld en in de ogen van God, die dit onrecht strenger zal straffen dan de misdaden van dieven en rovers. Zij hebben tenminste nog vrees en schaamte voor hun misdaad, maar de heren doen voorkomen alsof hun verdorvenheid - die veel boosaardiger is - eervol en rechtvaardig zou zijn! Daarom schrijft David: zij verrichten geen arbeid als de gewone mensen, en zij kennen hun ellende niet. Daarom zijn zij bezeten door hoogmoed. Zij zijn met valsheid en onbarmhartigheid bedekt. En kort daarop volgt: zij zijn voor eeuwig verloren vanwege hun valsheid.

Nog duidelijker kan ik u de verdorvenheid van de heren laten zien. Zij zijn meedogenlozer dan woekeraars. Dikwijls legt een heer zijn onderdanen zoveel lasten op dat zij het zonder hulp van hun vrienden niet kunnen bolwerken. Wie arm is en geen hulp heeft, moet dan gaan lenen bij de woekeraars of de woede van zijn heer over zich laten komen. Het is godgeklaagd dat nu zoveel mensen arm worden gemaakt met schattingen en beden!

[pagina 122]
[p. 122]

Als het bezit groeit, neemt ook de durf toe. Men wil grotere staat voeren dan voorheen. Daarbij horen veel vogels en honden, grote tuinen, parken en dienstknapen. De laatsten zijn de gesels en ondergang van het volk. Omdat zij het livrei van hun heer dragen, willen deze knapen de grote meneer uithangen; overal waar zij komen, willen zij tolvrij zijn. Zij menen dat hun alles geoorloofd is. Zo gebeurt het dat de arme schapen vaak meer gekweld worden door deze boosaardige knapen dan door hun heer. Doch deze draagt de verantwoordelijkheid, want hij houdt zijn knechten de hand boven het hoofd. Dit is tegen de rede, want de heren moeten slechts diegenen in dienst nemen die de rust en vrede van het volk kunnen verzekeren en hun bescherming bieden als dat nodig is.

Deze honden op twee poten zijn ook de kloosterlingen tot last en berokkenen hun grote schade. De ouders van de heren hebben de kloosters renten nagelaten voor de nagedachtenis van hun ziel maar de vettige, gulzige honden komen de erfenis verteren alsof zij er zelf recht op hebben. Helaas, de erflaters zullen nog wel ondervinden dat zij hun geld hebben nagelaten aan slempers die zich niet erg inspannen om te bidden voor het zieleheil van hun ouders.

Maar het wonderlijkst is nog wel dat de heren dit allemaal toestaan en zeggen: ‘Wat de kloosters bezitten, hebben zij van onze ouders gekregen.’ Maar wie de kloosters met aalmoezen bedenkt, zal dat toch wel doen om God te eren, en niet ten gerieve van zijn nakomelingen? Velen willen dit niet toegeven maar overladen de kloosters met hun gezelschap en knechten en bovendien ook nog met hun honden en de jachtmeute. En die moeten allemaal verzorgd en gevoed worden. Maar waar deze honden de metten zingen, is geen tijd voor de zielemis van degenen die hun bezit aan het klooster hebben nagelaten.

De buren en onderdanen van deze heren worden op dezelfde wijze gekweld: nu door de konijnen, dan weer door de honden, zodat ze nergens meer rust hebben. De honden komen met lege

[pagina 123]
[p. 123]

magen bij de mensen klagen en tasten toe voordat hun iets is aangeboden. Zo lijden de arme schapen steeds meer onder hun gierige, hebzuchtige heer.

Maar waarom zou ik slechts de heer noemen als zijn dame ook haar dienaressen voor de kar spant om zich te kunnen meten met haar soort van vrouwen? Ook zij spant haar strikken zoals ik u zal laten zien. Als het vlas geoogst moet worden, gaat zij naar het dorp en verdeelt het werk onder de jonge meisjes. De eerste moet de stengels weken, de tweede moet de vezels schoonmaken, de derde moet ze kammen. Zo moeten vele brave mensen hun eigen werk in de steek laten om mijn vrouwe te komen dienen.

Vervolgens moeten zij de schapen scheren, daarna komen spinnen en de wol kammen en schoonmaken. Het kost veel tijd en alles wordt op de arme mensen verhaald. En wie zich hieraan wil onttrekken, wordt te schande gemaakt. Op de een of andere manier weten zij het hem dan wel onder de neus te wrijven.

Mijn goede vriend, het ergste van alles is dat mijn heer en mijn vrouwe het beste van het beste verteren, terwijl ik zie dat hun arme onderdanen, die alles moeten opbrengen waar de heren in zwelgen, water drinken en de zemelen van de rogge moeten eten. Zo gauw men ziet dat iemand uit het volk over verse zuivel of over kuikens en duiven beschikt, kan hij dat direct afstaan aan de hoge heren en dames. O Paulus, wat is waar van het gebod dat u ons geleerd hebt: wie niet werkt, zal ook niet eten? Het is nu precies omgekeerd, want zij die niet werken, hebben van alles te verteren, terwijl de mensen die hun brood verdienen op een houtje moeten bijten. Als de woorden van Paulus waarachtig zijn - zoals ik van ganser harte geloof - dan kan ik hieruit niets anders opmaken dan dat op de jongste dag recht gedaan zal worden. Wie nu teert op het zweet en bloed van de armen, zal dan in het verderf gestort worden.

Deze lediggangers zijn als bloedzuigers, die het kwade bloed

[pagina 124]
[p. 124]

uit de mensen zuigen tot hun eigen ondergang, want vaak barsten zij uit elkaar van al het bloed. Wie door deze bloedzuigers van zijn kwade sappen beroofd wordt, vaart er wel bij; want hij wordt gezond. Maar zij die onverdiend brood eten, moeten het ergste vrezen. Zij vullen zich met gulzigheid en overvloed, zodat zij geestelijk opensplijten en barsten. Zij zijn de oorzaak van hun eigen verdoemenis. Om deze gelijkenis wordt de hebzuchtige mens in de geschriften vergeleken met een bloedzuiger. Laat dit tot u doordringen, mijn goede vriend, en hoed u hiervoor. Men kan er beter van afzien, voordat men eraan sterft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken