Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

De muntslag

Mijn goede vriend, opdat u beter zult kunnen begrijpen wie deze netten knopen, zal ik ze voor u beschrijven. Het eerste net is de muntslag. Het geld wordt tegenwoordig wel heel anders gebruikt dan oorspronkelijk de bedoeling was. De munt is niet bedacht om het gewone volk te beschatten, zoals nu het geval is, maar ten behoeve van het algemeen belang en tot voordeel van alle mensen, arm en rijk. Want voordat het geld bestond, moest men have om goed ruilen of paarden om koeien of allerhande ander materiaal, als daar behoefte aan was. Dit was zeer lastig en men kon moeilijk de waarde van een en ander vergelijken. Daarom bedacht men de munt die rechtens een voorgeschreven hoeveelheid edelmetaal zou bevatten, zodat hij over de hele wereld dezelfde waarde had.

Om de vaste waarde te garanderen werd verordend dat landsheren munten lieten slaan met hun wapen daarop afgebeeld als teken van rechtmatigheid. Als men het wapen van de heer zag, kon men ervan uitgaan dat de munt goed en rechtmatig was. Zo kon niemand bedrogen worden. Wie de waarde van een munt in twijfel trok, zou de oprechtheid van de heer in twijfel trekken en diens getuigenis als vals beschuldigen. Daarom moet een heer beter overwegen op welke munt hij zijn naam en wapen laat zetten dan welke brieven hij van zijn zegel voorziet. Want een rechtmatige munt verbreidt de goede naam van de heer, terwijl een onrechtmatige munt zijn naam veel meer te schande brengt dan valse brieven.

Goede vriend, wat men tegenwoordig met de munt voorheeft, is van geheel andere orde. Het geld dient niet langer het algemeen belang, maar het eigen voordeel van de heer. De munt is een middel geworden waarmee men het volk nog meer afhandig kan maken. Dat is wel het tegenovergestelde! Er zijn munten genoeg; waarom willen de heren dan telkens oud geld omsmelten tot nieuwe penningen? Van de oude munten maakt

[pagina 127]
[p. 127]

men nieuwe in grotere hoeveelheden maar met dezelfde waarde. Voor het gewone volk wordt dit geld er niet beter op, want als de nieuwe munten geslagen zijn, is veel achtergebleven in de smeltkroezen van de landsheer!

Dit is het eerste verdriet dat de muntslag tegenwoordig teweegbrengt. Maar nog veel erger is dat de koopman met het nieuwe geld niet uit de voeten kan want nergens wil men het aannemen. Als de munt in waarde daalt, lijden alle ambachten verlies: arbeid wordt niet minder maar het loon van de arbeid wel! De arme spinsters en weefsters die een vast dagloon hebben, lijden het grootste verlies. Want een pond blijft een pond en men geeft de arbeiders geen loonsverhoging als de munt plotseling lichter wordt.

Zo gebeurt het dat de mensen die per dag één boddrager verdienen, daarvan een vijfde deel verliezen. Zij moeten nu vijf dagen werken voor het gewicht van vier boddragers en vijfentwintig dagen voor twintig - dat wil zeggen: voor één kroon. Wee degenen die verantwoordelijk zijn voor deze wantoestand! Dat er woekeraars zijn, kan ik nog begrijpen. Zij stellen zich met een tiende tevreden en bovendien schamen zij zich voor hun daden. Maar deze mateloze valsheid eist een vijfde en wil nog eervol genoemd worden ook! Och zalige mensen die de titel van heer dragen, hoe weinig gedraagt u zich als een heer. U maakt uzelf te schande door een munt te slaan die men in uw eigen land niet wil aannemen. Is het geen schande dat de rentmeesters van de vorst diens eigen geld niet willen aannemen van zijn schuldenaars? Wie hiermee te maken heeft, weet wel wat ik bedoel. Is het dan verwonderlijk dat men de prins niet eert in vreemde landen, als hij en zijn dienaars zelf niets doen tegen deze schande?

Maar als de heren zo ongenadig en onedel zijn dat zij zich hierom niet bekommeren, dan moeten zij zich toch niet langer dienaars van de almachtige en rechtvaardige koning noemen, want dit is grote valsheid die hun niets zal helpen. In de Psal-

[pagina 128]
[p. 128]

men van David staat: de Heer zegt tot de zondaar: ‘Waarom spreekt u mijn lof?’ Het vertoornt God dat een zondaar Hem eert en looft; Hij zal in woede ontsteken over deze zondaars die valsheid en hebzucht willen opsieren met Zijn naam en heilig kruis.

Om dit te voorkomen werd bij wet bepaald dat men valsemunters met een onmenselijke dood zou bestraffen. Dat wil zeggen: men zou hen koken in een ketel. Maar alle straf zit nu in de beurs, want hebzucht is meer geholpen met geld dan met gerechtigheid. Deze wet werd ingesteld omdat de heren veel belang hebben bij de munt. Hun eer, bezit, lichaam en ziel, rijkdom en welvaart zijn afhankelijk van een rechtmatige munt, evenals de goede naam, lof en faam van de prins.

Herauten plegen de eer of schande van een heer te verkondigen, maar veel meer doen dit de kooplieden die zich dagelijks met de handel bezighouden. Indien een heer slecht geld uitgeeft, gaat zijn schande zo ver als de munt reikt. Maar als de munt goed is, looft en eert men de heer die hem liet slaan.

Uit de geschriften van wijze meesters zou ik nog veel meer redenen kunnen aanvoeren waarom het meedogenloos is en van tirannie getuigt om zonder noodzaak munten te laten slaan. Maar de heren hebben hun eigen geleerden. Als zij verder onderwezen willen worden, hoeven zij niet ver te gaan. Maar omdat zij meer vrees hebben voor het verlies van hun wereldlijke staat dan van hun ziel heb ik dit in het kort uiteengezet. God moet hun het besef geven dat zij aan alle kanten verliezen, ofschoon zij menen voordeel te hebben. Zij verliezen hun zieleheil, want onrechtvaardigheid is de dood voor de ziel. Zij verliezen hun wereldlijke eer met de munt want wie weigert hun geld te aanvaarden, doet hun schande. De muntslag brengt hun geen enkel voordeel want de muntmeesters en de wisselaars strijken van tevoren reeds de winst op.

Deze heren lijken nog het meest op de man met een kip die elke dag een zilveren ei legde. Uit gierigheid doodde hij zijn kip

[pagina 129]
[p. 129]

maar toen was hij ook zijn eieren kwijt. Zo doen ook deze heren; zij roven de pluimen van hun volk zonder te beseffen dat anderen daarmee vandoor gaan. Op die manier maken de heren zich ongeliefd bij hun volk. Tegenwoordig hoort men de gewone man ach en wee roepen als hij verneemt dat men nieuwe munten gaat slaan. Kortom: het is duidelijk dat alles verkeert in tegenspoed als men onrechtvaardig is. Zoals de wijze Salomo zegt: ‘Rijkdom baat uiteindelijk niet, maar rechtvaardigheid verlost de mens van alle verdriet.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken