Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Luiheid

Hierna volgt het zevende monster, dat van de luiheid. Deze zonde vooral schaadt het zieleheil want zij doet de liefde tot God verkoelen en maakt de mens traag, lusteloos en ongeschikt voor alle deugden. De luie mensen streven naar ledigheid, niet alleen lichamelijk maar ook in liefde, devotie en meditatie. Wanneer een mens geen arbeid verricht met zijn zintuiglijke krachten, kan hij zich onledig houden met gebed, heilige contemplatie of verheven devotie tot God. Dan is hij niet ledig doch verricht arbeid die God meer behaagt dan lichamelijk werk omdat de geest nu eenmaal boven het vlees staat. Zo werd Maria Magdalena geen ledigheid of luiheid verweten, al hielp zij haar zuster Martha niet Christus te verzorgen. Als dit ledigheid was geweest, zou Christus niet gezegd hebben dat Maria het beste deel had gekozen.

Ledigheid of luiheid is dat een mens noch geestelijke noch lichamelijke arbeid verricht, ofschoon God tegen onze eerste vader Adam heeft gezegd dat hij zijn brood in het zweet zijns aanschijns moest verdienen. De luiaard wil slechts zijn wellust en begeerte bevredigen en hij heeft een afkeer van goede werken. De luiaard kan men gemakkelijk herkennen in zijn zeden en gewoonten. Als men hem iets te kennen geeft over het zieleleven is hij ongereed, lusteloos en zwaarmoedig. Desgelijks als hij iets moet doen uit gehoorzaamheid of ten behoeve van het algemeen belang. Maar als hij wordt gedreven door zijn eigen begeerte of als het zijn eigen belang betreft, dan handelt hij snel en vol geestdrift, zelfs als het indruist tegen de geboden van

[pagina 133]
[p. 133]

God. Maar helaas, het is beter niet gedaan, dan al doende God vertoornd.

Deze luiaards ziet men zelden ter kerke gaan. En als zij komen, doen zij het niet om God te aanbidden maar meer uit gewoonte of uit schaamte - omdat hun anders verweten wordt dat zij slechte christenen zijn. Zij zitten te kletsen in de kerk alsof de tempel van God een praathuis is voor Jan en alleman. Dit is duidelijk tegen de leer van Christus, die tot de joden sprak dat Zijn tempel een gebedshuis moest zijn en geen rovershol.

Helaas, ook al spreekt men tegenwoordig nog altijd over de kerk als een tempel of godshuis, weinig herinnert nog aan die benaming. Tegenwoordig komt men in de kerk om te beuzelen over koetjes en kalfjes en allerhande ijdelheden des levens. Wie naar de kerk komt om te bidden, heeft geen gezelschap nodig. Juist een gebed in stilte zal veel inniger zijn en God meer behagen. Maar nu rent men door de kerk van de ene hoek naar de andere alsof men op hazen jaagt.

Dames en jonkvrouwen komen ook in de kerk zitten, maar zij hebben meer aandacht voor hun eigen fabeltjes dan voor de gelijkenissen van onze lieve Heer of van Salomo. Iedereen praat daar alleen maar over zichzelf en daarom heeft Titivillus in het huis van Christus meer dienaars dan Christus zelf. Titivillus is een duiveltje dat alle nutteloze kletspraat opschrijft. Daarmee stort hij ongelukkige zielen in het verderf want hij doet hen de gunst van de bruidegom verliezen. Al wacht Christus lang, uiteindelijk zal Hij komen met de gesels van gerechtigheid om alle handelaars uit Zijn eeuwige tempel te werpen. De kopers zijn de duivels. De verkopers zijn deze beuzelaars en beuzelaressen die hun ziel aan de duivel leveren.

 
De luiaard kunt u ook hieraan herkennen:
 
Gaarne wenst hij lang te slapen,
 
maar niet lang houdt hij het uit bij de papen.
[pagina 134]
[p. 134]
 
Een uur aan Christus' tafel te zijn
 
kost hem meer moeite en pijn
 
dan drie uur aan het hof te wezen.
 
Hij lijkt God wel zeer te vrezen.

Augustinus zegt: ‘Het is een schande dat de zon een luie christen in zijn bed beschijnt.’ Daarom moet u ledigheid schuwen. In daad, woord of gedachten moet u altijd werkzaam zijn ter ere van God of voor de mensen, want zoals Augustinus tevens zegt: ‘Niets schaadt een goede opzet meer dan ledigheid, want daarmee verkrijgt men niets, doch men verliest wat men reeds verkregen had.’ En Hiëronymus zegt: ‘Voorkom dat de duivel u in ledigheid aantreft. Want wie zich onledig houdt met goede werken zal niet snel door de duivel worden gevangen.’

Als u zich afvraagt hoe het mogelijk is dat iemand zich altijd met God kan bezighouden, luister dan naar wat de apostel hierop antwoordt: ‘Wat u ook doet - eten of drinken, slapen of waken - doe dat altijd ter ere van God. Met die overtuiging kan uw arbeid nooit nutteloos zijn.’ Hoe u God dag en nacht ononderbroken kunt dienen en aanbidden, blijkt ook uit het volgende exempel. Men leest dat een oude monnik immer arbeidde voor zijn brood; wat hij overhield, schonk hij weg uit liefde voor God. Eens kwam een jonge broeder tot hem en vroeg hoe men God het meest kon behagen. De oude vader antwoordde hem dat hij altijd moest bidden of goede werken doen. De jonge broeder meende dat dit onmogelijk was want tijdens zijn slaap kon hij niet werken of bidden. De oude man antwoordde dat hij altijd bad, ook terwijl hij at of sliep. Toen de jonge broeder dit niet begreep, zei de oude vader: ‘Broeder, overdag werk ik uit alle macht om mijn brood te verdienen maar ook om mijn brood te kunnen delen met de knechten en vrienden van God, opdat ik op mijn beurt mag delen in hun gebeden en verdiensten. Zie, als ik slaap, moet jij bidden voor mijn aalmoezen, die ik tracht te verdienen terwijl ik waak.’ De jonge broe-

[pagina 135]
[p. 135]

der werd door deze woorden zeer gesticht.

Goede vriend, tracht deze oude vader na te volgen. Wat u te kort komt in deugden moet u zien te verkrijgen met aalmoezen en goede werken van naastenliefde. Als u niet verkozen bent om deel uit te maken van de wijngaard moet u bijdragen aan haar onderhoud en verzorging. De druiven van deze figuurlijke wijngaard staan voor de geestelijken. De goede mensen in de wereld die de geestelijken van levensbehoeften voorzien, onderhouden deze wijngaard. Al het overige in de wijngaard is nutteloos en schadelijk en dat gaat allemaal in het vuur, net als de zondige mensen en vooral de luiaards. Want op geen enkel tijdstip van de dag komen zij werken in de wijngaard.

Hiermee besluit ik mijn verhaal over de zondige dienaars van de prins. Een ieder kan hen herkennen aan hun eigenschappen zoals die hier beschreven zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken