Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian (ca. 1590)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian
Afbeelding van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker IanToon afbeelding van titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

ebook (2.68 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

(ca. 1590)–Anoniem schone ende ghenoechelijcke historie van ioncker Ian, Een–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat iiij. Capittel. Hoe Sorborijn de heyden ghedoopt wort ende Lanceloot gheheten ende hoe Ioncker Ian verweten wart dat hy een vondelinck was.

DOen de Keyser een dach hem gherust hadde, soo heeft hy sijnen raet by hem ontboden, om te weten wat sy metten Heyden zouden, de sommighe riepen datmen hem dooden soude, om dat hy den Keyser zo verradelijck vermoorden wilde int Bosch, ende dat soudemen heymelic doen, om datter geen meerder oproer af coomen soude ouermidts dat het een machtich Prince in Heydenisse was ende datter een oorloge wt rijsen mochte, ende Gouweron de verrader met zijnder consoorten rieden dit den Keyser, want zy hadden sorge indien hy openbaerlijcken ter Iusticitien ghesteldt worde, zoo soude hy den Keyser alle den aenslach te kennen gheven hoe ende in wat manieren dat zy daer ghecomen waren om den Keyser te dooden: Nu waren daer ander Heeren die rieden dattet beeter waere indien hy der kerstenen Wedt wilde aen nemen dat hem die keyser t'leven soude geven ende soude hem oock onderhouden in zijn hof, want hy vernaemt ende vermaerdt was in heydenisse voor een vroom onversaecht Ridder, de keyser in hem selven de saecke overpeynsende, zoo heeft hem het beste gedocht te zijn den ghevangenen heyden het leven te laten in dien hy kersten worden wilde. Ende de keyser heeften voor hem doen coomen, ende heeft hem aenghesproken in deser manieren: Sorborijn ghy zijt nu mijn gevangen, en ic mach u met recht tLeven nemen, want ghy nae mijn leven ghestaen hebt ende waert wt om my te dooden indien my Godt niet beschermt en hadde, ende dit hebdy al ghedaen boven bestandt ende vrede die wy met malcanderen ghemaeckt hadden niet te min indien ghy kersten worden wilt tsal v vergeuen worden, anders is mijn meeninge u in een duyster kercker te worpen ende daer u leven te eynden, daeromme kiest oft deelt.

Sorborijn dit hoorende was int eerste seer verbaest, ende overpeynsde wat hy doen oft laeten zoude, ten lesten antwoorde hy ende zeyde, heer keyser ick kenne dat ick den doot wel verdiendt hebbe, ghy moecht met my doen tgeene dat u belieft, maer in dien ghy my door u edelheyt het leven gheven wilt, ick gheloove u kersten te worden ende voordt aen ghetrouwelijck te dienen,

[Folio A4v]
[fol. A4v]

ende de stercke Casteelen die ickt te bewaren hebbe ende ouerste af ben begeer ick te stellen in uwen handen. De Keyser met alle de heeren dit hoorende waren daer van seer verblijt, terstont dedemen ghereetschap maken om Sorborijn te doen doopen, twelck seer costelijck ghedaen wort, ende hy wort ghenoemt Lancelot, daer was groote genoechte bedreven, Lanceloot ontfinck alle zijn Casteelen, steden ende landt te Leen vanden Keyser, hy verdreef die heydenen daer wt die niet Kersten wilden zijn, ende bleef tot in zijn eynde de Keyser ghetrou. Ter wijlen dat zy in grooter ghenuechte waeren met desen nieuwen ghedoopten prince, zoo comt daer een winthont ghesprongen recht teghen de borst des Keysers met eenen vollen spronck menende den Keyser te feesteren. Als Ioncker Ian dit sach want hy voor den Keyser ter Tafelen diende, heeft met eenen grammen moede zijnen voet verheven ende den hont ghestoten dat hy int vier moeste springen, dien spronck was so groot als dat de voncken vanden Viere spronghen Gouweron inzijn aensicht ende op sijn clederen daer hy aen des Keysers Tafel sat. Als Gouweron dit gevoelde ontstac hy in hem selven van gramschappen ende zeyde met toornigen moede, ghy vondelinck God geve u schande waer omme hebdy den hont alzoo gestoten, is dit huescheydt die ghy weet. Als Ioncker Ian dese woorden moste horen, zoo werdt hy in hem selven bevende, hy werdt oock seer ontdaen, bleeck ende valuwe, alzo dat hem ontginck alle zijn Tale. Daer nae sprack de Ionckheere, dit is ymmers een ontfermlijck dinck, ic waende de Keyser ware mijn Vader, maer ick hebbe hier uyt al anders vernomen dat moet Godt zijn geclaecht, met dien bedreeff hy sulcken rouwe dat het eenen steenen herte ontfermen mocht. De Keyser dit ziende werdt met gramschappen ondtsteecken track zijn Sweert, ende soude Gouweron hebben door loopen, maer de heeren hebbent beledt, ende hy moste wt der camer vlien, waer door dat hy op den Ionckheere seer ghestoort was ende swoer dat hijdt hem noch verghelden soude: O Godt ben ick een vondelinck sprack Ioncker Ian, zo bid ic u Keyser, dat ghy my die waerheyt wilt seggen in welcker manieren ick ghevonden was, al waer mijn Vader Cropel oft blint, ick en vraechde daer niet nae op dat ick mijnen vader kenne. Doen sprack de Keyser met lieflijcker talen, mijn beminde vrient, ghy segt daer toe ghenoech, ic en sal u de waerheydt niet verswijgen, ick hebbe by v sulcke teykenen gevonden daer door ic wel weet dat ghy van Edelen gheslachte zijt gebooren, want ic vant by u al dat een Ridder behoort te draghen, ende de Keyser vertelde hem altemale in wat manieren dat hy ghevonden was. Doen sprack Ioncker Ian, heer Keyser ick bidde u op alle hoefchede, gheeft my tgene dat by my ghevonden was ende geeft my de Ridderlijcke oorden, laedt my die ontfangen van uwer hant dat bidde ick u wter maeten seer want ick nu hier niet langher en begeere te blijven. Ende ick sweere u by Gode, wanneer dat ick Ridder ben, zoo en sal ick niet ophouden voor dat ick wete wie mijn vader ende moeder is. Doen sprac Sigimundes de Keyser Ionck-heere ick begheer dat ghy noch een Iaer by my wilt blijven, ende dan sal ick u ridder maeken, doet dat om mijnen wille ten sal v niet berouwen. De Ionckheere sweech een wijltijts al stille niet wetende wat hy doen zoude, hy en dorste het niet ontseggen, ende hy en deets oock niet geerne. Doen sprack hy int leste: Heer Keyser door alle de Duecht die ghy my hebt gedaen zo sal ick gaerne doen wat ghy my ghebiedt, maer den tijdt sal my veel te lanck vallen, want ick gaerne weeten soude van wat ghe-

[Folio B1r]
[fol. B1r]

slachte ick gheboren ben, hier of was de Keyser seer verblijdt in zijn Herte, hoopende dat hy den Ionckheer, noch langher by hem houden zoude, ende deede hem die meeste eere die hy doen mochte, want hi hem beminde oft zijn eyghen zoone ware gheweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken