Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

De namen ende ’t getal der kinderen Israëls, die in Egypten quamen, ende hare vermenigvuldinge, vers 1 etc. hoe Pharao poogt haer te onderdrucken, maer te vergeefs, 14. Pharao beveelt de vroedvrouwen alle knechtkens te dooden, soo haest als sy souden geboren zijn, 16. Maer sy behoudense in het leven, 17. Godt segent de vroedvrouwen, 21. Pharao gebiedt alle knechtkens te verdrencken, 22.

1

DIT nu zijn de namen der sonen Israëls, Ga naar margenoota die in Egypten gekomen zijn, met Iacob; Ga naar margenoot1 sy quamender in elck met sijnen Ga naar margenoot2 huyse.

2

Ruben, Simeon, Levi, ende Iuda.

3

Issaschar, Zebulon, ende Ga naar margenoot3 Benjamin:

4

Dan, ende Naphthali, Gad, ende Aser.

5

Ga naar margenootb Ga naar margenoot4 Alle de zielen nu die Ga naar margenoot5 uyt de heupe Iacobs voort-gekomen zijn, waren Ga naar margenoot6 tseventich zielen: doch Ga naar margenoot7 Ioseph was in Egypten.

6

Ga naar margenootc Doe nu Ioseph gestorven was, ende alle sijne broeders, Ga naar margenoot8 ende al dat geslachte,

7

So werden de kinderen Israëls vruchtbaer, Ga naar margenootd ende wiessen overvloedelick in grooten getale, ende sy vermeerderden, ende werden Ga naar margenoot9 gantsch seer machtich: so dat het lant met haer vervult wert.

8

Ga naar margenoote Daerna stont een nieuwe Coninck op over Egypten, die Ioseph niet gekent en hadde.

9

Die seyde tot sijnen volcke: Siet, het volck der kinderen Israëls is vele, ja machtiger dan wy.

10

Ga naar margenootf Comt-aen, laet ons Ga naar margenoot10 wijslick tegen het selve handelen, op dat het niet en vermenichvuldige, ende het geschiede, alsser eenigen krijch voor-valt, dat het sich oock niet en vervoege tot onse Ga naar margenoot11 vyanden, ende tegen ons en strijde, ende uyt het lant op-trecke.

11

Ende sy setteden Ga naar margenoot12 Overste der schattingen over dat selve, om het te verdrucken Ga naar margenoot13 met hare lasten: want Ga naar margenoot14 men bouwde Pharao Ga naar margenoot15 schat-steden, Pitom ende Ga naar margenoot16 Raamses.

12

Maer Ga naar margenootg Ga naar margenoot17 hoe sy ’t meer verdruckten, hoe’t meer vermeerderde, ende hoe het meer wies: so dat sy verdrietich waren van wegen de kinderen Israëls.

13

Ende de Egyptenaers deden de kinderen Israëls dienen, Ga naar margenoot18 met hardicheyt.

14

So dat sy haer ’t leven bitter maeckten met harden dienst, in leem, ende in tichel-steenen, ende met allen dienst op den velde: met allen haren dienst Ga naar margenoot19 dien sy haer deden dienen met hardicheyt.

15

Daerenboven sprack de Coninck van Egypten Ga naar margenoot20 tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, (welcker eener Ga naar margenoot21 name Siphra, ende der anderer name Pua was);

16

Ende seyde, Wanneer ghy de Hebreinnen in’t baren helpt, ende sietse op de stoelen: ist een sone, Ga naar margenoot22 so doodet hem, maer ist een dochter, so laetse leven.

17

Doch de vroed-vrouwen vreesden Godt, ende en deden niet gelijck als de Coninck van Egypten tot haer gesproken hadde, maer sy behielden de knechtkens in ’t leven.

18

Doe riep de Coninck van Egypten de vroed-vrouwen, ende seyde tot haer, Waerom hebt ghylieden dese sake gedaen? dat ghy de knechtkens in ’t leven behouden hebt?

[Folio 28r]
[fol. 28r]

19

Ende de vroed-vrouwen seyden tot Pharao, Om dat de Hebreinnen niet en zijn gelijck de Egyptische wijven, want sy zijn Ga naar margenoot23 sterck, eer de vroed-vrouwe tot haer komt, so hebben sy gebaert.

20

Daerom dede Godt den vroedvrouwen Ga naar margenoot24 goet: ende dat volck vermeerderde, ende ’t wiert seer machtich.

21

Ende het geschiedde, dewijle de vroed-vrouwen Godt vreesden, so Ga naar margenoot25 bouwde hy haer huysen.

22

Ga naar margenooth Doe geboodt Pharao allen sijnen volcke, seggende: Alle Ga naar margenoot26 sonen Ga naar margenoot27 die geboren worden, sult ghy inde riviere werpen, maer Ga naar margenoot28 alle dochteren in ’t leven behouden.

margenoota
Genes. 46.5. Exod. 6.14.
margenoot1
Hebr. man, ende sijn huys quamen daer in.
margenoot2
D. huysgesin.
margenoot3
Benjamin was de jongste van alle Iacobs sonen, evenwel wort hy hier gestelt voor de sonen der bywijven.
margenootb
Genes. 46.27. Deut. 10.22. Actor. 7.14.
margenoot4
Hebr. alle ziele. dat is, alle persoonen. siet Genes. 12. op vers 5.
margenoot5
Siet Genes. 46. op vers 26.
margenoot6
Siet Genes. 46. op vers 27.
margenoot7
Ioseph ende sijne twee sonen waren wel uyt Iacob voort-gekomen, maer sy waren in Egypten eer Iacob daer quam.
margenootc
Genes. 50.26.
margenoot8
D. alle de menschen van die eeuwe, ofte tijt, in de welcke Ioseph ende sijne broederen noch leefden: ende wort alsoo het Hebr. woort voor den tijt van eenes menschen leven genomen, Siet Gen. 15. op vers 16.
margenootd
Deut. 26.5. Actor. 7.17.
margenoot9
Hebr. in seer seer machtich.
margenoote
Actor. 7.18.
margenootf
Actor. 7.19.
margenoot10
And. laet ons het verkloecken.
margenoot11
Hebr. haters.
margenoot12
D. die eenen yederen sijn gestelt werck afeyschten.
margenoot13
T.w. die sy haer opleyden.
margenoot14
And. het bouwde: te weten, het volck Israëls.
margenoot15
And. ammunitie-steden.
margenoot16
Dit moet onderscheyden zijn van het lant Rameses, Genes. 47.11.
margenootg
Psal. 105.24.
margenoot17
Hebr. gelijck als sy’t verdruckten, alsoo vermeerderde’t, ende alsoo wies het. Hebr. brack uyt. Siet Gen. 28. op vers 14.
margenoot18
Hierom wort met rechte Egypten genoemt een diensthuys. Exod. 20.2. ende, een yseren oven. Deut. 4.20.
margenoot19
And. dien sy onder hen dienden.
margenoot20
And. tot de Hebreeusche vroedvrouwen.
margenoot21
Dese twee zijn geweest de voornaemste, maer sonder twijfel sullender onder soo een groot getal der hebreeusche vrouwen veel meer geweest zijn.
margenoot22
Siet de oorsake, vers 9, 10.
margenoot23
Hebr. levendich.
margenoot24
Niet om eenige leugen, maer om datse Godt vreesden, ende de kinderkens lieten leven. Siet vers 21.
margenoot25
Hebr. maeckte. dat is, Godt segendese alsoo, datter geslachten ende nakomelingen uyt haer gesproten zijn. Dit kanmen verstaen van de Israëliten, ofte van de vroevrouwen, ofte van beyde t’samen.
margenooth
Actor. 7.19.
margenoot26
Hebr. allen sone die geboren wort.
margenoot27
T.w. van de Hebreeusche vrouwen.
margenoot28
Hebr. alle dochter.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken