Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

Godt beveelt datmen hem alle eerstgeborene sal heyligen, vers 1, etc. datmen gedencken sal aen den dach des uyttochts uyt Egypten, 3. Datmen het feest des ongesuerden broots in ’t lant Canaan houden soude, 6. Ende dat sy haren kinderen d’oorsake daer van souden seggen, 8. Datmen den HEERE de eerstelingen der beesten soude afsonderen, 12. Dat sy gedenck-teeckenen maken souden, 16. Wat wech haer Godt in de woestijne geleydt heeft, 17. Sy nemen Iosephs beenderen mede uyt Egypten, 19. Israël legert sich te Etham, 20. Godt geleydtse met een wolcken ende vyer-colomne, 21.

1

DOe sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Ga naar margenoot1 Ga naar margenoota Heylicht my alle Ga naar margenoot2 eerst-geboren, Ga naar margenoot3 wat eenige baer-moeder opent, onder de kinderen Israëls, van menschen ende van beesten: Ga naar margenoot4 dat is mijne.

3

Voorder seyde Mose tot den volcke, Gedenckt aen desen selven dach, in welcken ghy-lieden uyt Egypten, uyt den dienst-huyse, gegaen zijt; want de HEERE heeft u Ga naar margenoot5 door een stercke hant van hier uytgevoert: daerom en sal het gedeessemde niet gegeten worden.

4

Ga naar margenootb Heden gaet ghy-lieden uyt Ga naar margenoot6 in de maent Abib.

5

Ende het sal geschieden, als u de HEERE sal gebracht hebben in het lant der Canaaniten, ende der Hethiten, ende der Amoriten, ende der Heviten, ende der Iebusiten, ’t welck hy uwen vaderen gesworen heeft u te geven, een lant Ga naar margenoot7 vloeyende van melck ende honich: so sult ghy Ga naar margenoot8 desen dienst Ga naar margenoot9 houden in deser maent.

6

Seven dagen sult ghy ongesuerde brooden eten: ende aen den sevensten dach sal den HEERE een feest zijn.

7

Seven dagen sullen ongesuerde [brooden] gegeten worden: ende het gedeessemde en sal by u niet gesien worden, ja daer en sal geen suer-deech by u gesien worden in alle uwe palen.

8

Ende ghy sult uwen Ga naar margenoot10 sone te kennen geven te dien selven dage, seggende: [Dit is] om ’t gene de HEERE my gedaen heeft, doe ick uyt Egypten uyttooch.

9

Ende ’t sal u zijn tot een teecken op uwe hant, ende tot een gedachtenisse tusschen uwe oogen, op dat de wet des HEEREN in uwen monde zy: om dat u de HEERE door een stercke hant uyt Egypten uyt-gevoert heeft.

10

Daerom onderhoudet dese insettinge Ga naar margenoot11 ter bestemder tijt: Ga naar margenoot12 van jaer tot jaer.

11

Het sal oock geschieden, wanneer u de HEERE in ’t lant Ga naar margenoot13 der Canaaniten sal gebracht hebben, gelijck hy u ende uwen vaderen gesworen heeft; ende hy het u sal gegeven hebben:

12

Ga naar margenootc So sult ghy Ga naar margenoot14 tot den Heere doen overgaen Ga naar margenoot15 wat de baer-moeder opent: oock alles was [de baer-moeder] opent, van de Ga naar margenoot16 vrucht der beesten die ghy hebben sult: de mannekens sullen des HEEREN zijn.

13

Doch al wat [de baer-moeder] der Ga naar margenoot17 eselinne opent, sult ghy lossen met een Ga naar margenoot18 lam: wanneer ghy het nu niet en losset, Ga naar margenoot19 so sult ghy ’t den necke breken: maer alle eerstgebooren des menschen onder uwe sonen Ga naar margenoot20 sult ghy lossen.

14

Wanneer het geschieden sal, dat uw’ sone u Ga naar margenoot21 morgen sal vragen, seggende: Ga naar margenoot22 Wat is dat? so sult ghy tot hem seggen, De HEERE heeft ons door een stercke hant uyt Egypten, uyt den dienst-huyse uytgevoert.

15

Want het geschiedde, doe Pharao sich verhardde ons te laten trecken, so doodde de HEERE alle eerstgeborene in Egypten-lant, van des menschen eerstgeborenen af, tot den eerstgeborenen der beesten: daerom Ga naar margenoot23 offere ick den HEERE de mannekens van alles wat de baer-moeder opent, doch alle eerstgeborene mijner sonen losse ick.

16

Ende ’t sal tot een teecken zijn op uwe hant, ende tot Ga naar margenoot24 voorhooft spanselen tusschen uwe oogen: want de HEERE heeft door een stercke hant ons uyt Egypten uytgevoert.

[Folio 33v]
[fol. 33v]

17

Ende ’t is geschiet, doe Pharao het volck hadde trecken laten, so en leyddese Godt niet [op] den wech van der Philistijnen lant, hoewel die Ga naar margenoot25 naerder was; want Ga naar margenoot26 Godt seyde, Ga naar margenoot27 Dat het den volcke Ga naar margenoot28 niet en rouwe, als sy den strijt sien souden, ende weder keeren nae Egypten.

18

Maer Godt leydde het volck omme, door den wech Ga naar margenoot29 van de woestijne der schelf-Zee: De kinderen Israëls nu togen Ga naar margenoot30 by vijven uyt Egypten-lant.

19

Ende Mose nam Iosephs beenderen met sich, Ga naar margenootd want hy hadde Ga naar margenoot31 met eenen swaren eedt de kinderen Israëls beswooren, seggende: Godt sal u-lieden Ga naar margenoot32 voor seker besoecken: voert dan mijne beenderen met u lieden op van hier.

20

Ga naar margenoote Also reysden sy uyt Succoth: ende sy legerden haer in Etham, aen het eynde der woestijne.

21

Ga naar margenootf Ende Ga naar margenoot33 de HEERE tooch voor haer aengesichte, des daegs in Ga naar margenoot34 een wolcken-colomne, dat hyse op den wech leydde, ende des nachts in een vyer-colomne, dat hyse luchtede: om voorts te gaen dach ende nacht.

22

Hy en nam de wolcken-colomne des daegs, noch de vyer-colomne des nachts niet wech van het aengesichte des volcks.

margenoot1
D. beveelt datmen my afsondere, ofte toe-eygene, tot mijnen heyligen dienst. siet Levit. 8. vers 10.
margenoota
Exod. 22.29. ende 34.19. Levit. 27.26. Num. 3.13. ende 8.17. Luc. 2.23.
margenoot2
T.w. die manlick is.
margenoot3
Hebr. openinge aller baermoeder.
margenoot4
T.w. daerom, om dat ick uwe eerstgeborene verschoonde, doe ick alle eerstgeborene in Egyptenlant gedoodet hebbe. Siet ond. vers 15.
margenoot5
Hebr. in kracht der hant.
margenootb
Exod. 23.15.
margenoot6
Dese maent komt ten deele in de Meerte, ten deele in April, als in de lente de dagen ende nachten even lanck zijn, het Hebr. woort Abib beteeckent een groene are, daer van dese maent haren name heeft, overmits in de selve het gezaeyde, daer te lande, groene aren kreech.
margenoot7
Siet Exod. 3.8.
margenoot8
Die in de navolgende versen verhaelt wort.
margenoot9
Hebr. dienen.
margenoot10
D. uwe kinderen.
margenoot11
Siet bov. cap. 12. vers 6.
margenoot12
Hebr. van dagen tot dagen. Aldus wort oock het woort dagen genomen voor een jaer, Levit. 25.29. Amos 4.4.
margenoot13
Verstaet hier onder oock alle de natien, die hier bov. vers 5. ende Genes. 15. genoemt worden.
margenootc
Exod. 22.30. ende 34.19. Levit. 27.26. Num. 8.17. Ezech. 44.39.
margenoot14
T.w. van u tot den Heere, alsoo dat het niet langer uwe en blijve, maer des Heeren zy.
margenoot15
Hebr. alle openinge der baer-moeder. bov. vers 2.
margenoot16
Hebr. voortsettinge, ofte, aenwas.
margenoot17
Verstaet hier onder alle andere gedierten, die tot de offerhande onbequaem waren.
margenoot18
Verstaet soo wel een lam der geyten, als der schapen.
margenoot19
T.w. op dat ’tgene dat den Heere toe-geeygent is, tot geen gemeyne dingen gebruyckt en worde.
margenoot20
T.w. met vijf Sikelen des heylichdoms, Num. 18.16.
margenoot21
Siet. bov. cap. 6.20.
margenoot22
D. wat beduydt dat?
margenoot23
Ofte, slachte.
margenoot24
’t Schijnen eenige gedenck-cedelen geweest te zijn, aen ’t voorhooft gebonden, om daer by des Heeren wet te gedencken. Siet Deuter. 6. vers 8.
margenoot25
T.w. om in ’t lant Canaan te komen.
margenoot26
T.w. by hem selven. Siet Genes. 8. vers 21.
margenoot27
Ofte: dat het misschien, menschelicker wijse gesproken.
margenoot28
T.w. dat sy uyt Egyptenlande getogen zijn.
margenoot29
Verstaet de woestijne Etham, vers 20. ende Num. 33.8.
margenoot30
Hebr. gevijft, dat is, by vijven, vijve nevens malkanderen, ofte, in vijf hoopen, ofte heyren. And. gewapent, of geharnascht, als Ios. 1.14. ende 4.12. Iud. 7.11.
margenootd
Genes. 50.25. Ios. 24.32.
margenoot31
Hebr. besweerende besworen, D. eernstelick, of met eenen swaren eedt besworen.
margenoot32
Hebr. besoeckende besoecken.
margenoote
Num. 33.6.
margenootf
Exod. 4.38. Num. 14.14. Deuter. 1.33. Nehem. 9.12, 19. Psal. 78.14. ende 105.39. 1.Corinth. 10.1.
margenoot33
Hy wort Exod. 14.19. genoemt de Engel Godes, het is geweest de eeuwige Sone Godes, 1.Corinth. 10.9.
margenoot34
Psa. 105.39. staet, dat dese colomne wiert uytgespreyt als een decksel, so dat sy den Israëliten een schaduwe was voor de hitte der Sonne.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken