Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

Wetten rakende de maniere van het vrywillich spijsoffer te offeren, het welcke was van meel-bloeme, ofte rouw, ende ongebacken, vers 1, etc. ofte gebacken in den oven, 4. ofte gekoockt in de panne, 5. ofte inden ketel gesoden, 7. Met een verbodt van eenigen suerdeessem ofte honich daer in te mengen, 11. ende een gebodt van alle offerhanden te souten, 13. Mitsgaders de wijse hoemen de eerste vruchten opofferen moeste, 14.

1

ALs nu Ga naar margenoot1 eene ziele eene offerhande Ga naar margenoota van Ga naar margenoot2 Spijsoffer den HEERE sal offeren, sijne offerhande sal Ga naar margenoot3 meel-bloeme zijn: ende hy sal olie daer op gieten, ende wieroock daer op leggen.

2

Ende hy sal Ga naar margenoot4 dat brengen tot de sonen Aarons, de Priesteren, welcker [een] daer van sijne Ga naar margenoot5 hant vol grijpen sal uyt Ga naar margenoot6 des selven meel-bloeme, ende uyt des selven olie, Ga naar margenoot7 met alle des selven wieroock: ende de Priester Ga naar margenootb sal Ga naar margenoot8 des selven gedenck-offer aensteken op den altaer; 't is een vyeroffer [ten] lieflicken reucke den HEERE.

3

Wat nu overblijft Ga naar margenootc van den spijsoffer, sal Aarons, ende sijner sonen zijn: 't is Ga naar margenoot9 eene heylicheyt der heylicheden van de vyerofferen des HEEREN.

4

Ende als ghy offeren sult eene offerhande van spijsoffer, een geback des ovens; het sullen zijn Ga naar margenoot10 ongesuerde koecken, van meel-bloeme met olie gemengt, Ga naar margenoot11 ende ongesuerde Ga naar margenoot12 vladen met olie bestreken.

5

Ende indien uwe offerhande spijsoffer is inde panne [gekoockt]; sy sal zijn van ongesuerde meel-bloeme met olie gemengt.

6

Breecktse in stucken, ende giet olie daer op: 't is een spijsoffer.

7

Ende so uwe offerhande een spijsoffer Ga naar margenoot13 des ketels is: 't sal van meel-bloeme met olie gemaeckt worden.

8

Dan sult ghy dat spijsoffer, het welcke daer van sal gemaeckt worden, den HEERE toebrengen: ende men sal 't tot den Priester doen naederen, die dat tot den altaer dragen sal.

9

Ende de Priester sal van dat spijsoffer, Ga naar margenoot14 des selven gedenck-offer opnemen, ende op den altaer aensteken: 't is een vyeroffer Ga naar margenoot15 [ten] lieflicken reucke den HEERE.

10

Ende wat overblijft van het spijsoffer, sal Aarons ende sijner sonen zijn: 'tis eene Ga naar margenoot16 heylicheyt der heylicheden van de vyerofferen des HEEREN.

11

Geen spijsoffer, dat ghy den HEERE sult offeren, sal met deessem gemaeckt worden: want van geenen Ga naar margenoot17 suerdeessem, ende van geenen Ga naar margenoot18 honich en sult ghy lieden den HEERE vyeroffer aensteken.

12

Ga naar margenoot19 De offerhande der eerstelingen, die sult ghy den HEERE Ga naar margenoot20 offeren: maer op den altaer en sullen sy niet komen, ten lieflicken reucke.

13

Ende alle offerhande uwes spijsoffers sult ghy met sout souten, ende Ga naar margenoot21 het sout des verbonts uwes Godts van u spijsoffer niet laten Ga naar margenoot22 afblijven: Ga naar margenootd met alle uwe offerhande sult ghy sout offeren.

14

Ende so ghy den HEERE een spijs-offer der eerster vruchten offert; sult ghy het spijs-offer uwer eerster vruchten van groene aren by het vyer Ga naar margenoot23 gedorret, dat is, het kleyn gebroken graen van volle groene aren, offeren.

15

Ende ghy sult olie daer op doen, ende wieroock daer op leggen: 't is een spijs-offer.

16

So sal de Priester des selven Ga naar margenoot24 gedenck-offer aensteken, van sijn kleyn gebroken graen, ende van sijn olie, met al den wieroock: het is een vyer-offer den HEERE.

margenoot1
D. een persoon, ofte, mensche, gelijck het woort mensche gebruyckt wort bov. 1.2. Siet Genes. 12. op 't vers 5.
margenoota
Levit. 6.14. ende 9.17. Num. 15.4.
margenoot2
D. eene offerhande, waer in men spijse, ofte meel-bloeme offerde, dat ten deele den Priester toequam; ten deele met wieroock wert verbrandt. Siet de volgende verssen.
margenoot3
D. gebuydelt meel, de donst van het meel.
margenoot4
T.w. spijsoffer.
margenoot5
Hebr. de volheyt sijnes vuysts vuysten. Alsoo ond. 5.12.
margenoot6
Verstaet des spijsoffers meel-bloeme. d. meelbloeme tot het spijsoffer behoorende.
margenoot7
Ofte, boven. Alsoo ond. cap. 3. vers 4, 10. ende 4.9, etc. dat is, t'samen met den gantschen wieroock des spijsoffers.
margenootb
Levit. 6.15.
margenoot8
Een reuckwerck soo genoemt, om dat het Godt indachtich maeckte (menschelicker wijse gesproken) de beloften, die hy den vroomen Israëliten gegeven hadde, ende de gebeden, die sy tot hem deden; dewelcke by een reuckwerck dat opklimt, vergeleken worden, Psal. 141.2. Actor. 10.4. Apocal. 8.3, 4.
margenootc
Levit. 10.12.
margenoot9
D. een seer heylich dinck, ofte van seer groote, ende overtreffelicke heylicheyt. Alsoo 30.36. ende ond. Exo. 10. ende 24.9. etc. 'T is eene maniere van spreken, beteeckenende de vergrootinge, ende verheffinge des genen daer van gesproken wort. Alsoo wort Godt genaemt, de Godt der Goden, ende de Heere der Heeren, Psal. 136.2, 3. Het liet Salomons, het liet der lieden, Cant. 1.1. Verg. de aent. Gen. 9. op 't vers 25.
margenoot10
Hebr. koecken der ongesuertheden, ende alsoo in 't volgende.
margenoot11
And. ofte.
margenoot12
Ofte, Pannekoecken: Ofte, Taerten.
margenoot13
And. Panne: D. van het gene dat inde ketel gesoden, ofte inde panne gefrijt is.
margenoot14
Siet bov. op het vers 2.
margenoot15
Siet Gen. 8. op't vers 21. ende bov. 1. op't vers 9.
margenoot16
Siet bov. op 't vers 3.
margenoot17
Verstaet dit, van de vrywillige offerhanden. Want inde danckofferen en gelt dese wet niet. ond. 7.13. nochte in de offerhanden der eerstelingen, ond. 23.17. ende hier in 't volgende vers.
margenoot18
De Honich wert met den deessem verboden, om dat hy, niet tegenstaende sijne soeticheyt, den aert heeft het deech, daer mede hy gemengt is, te versueren, ende te doen rijsen.
margenoot19
Siet ond. 23.17.
margenoot20
T.w. gedeessemt, ofte met honich gemengt.
margenoot21
D. dat u vermane van mijn verbont, waer door ghy verplicht zijt, nae een onbesmettelick ende onverderffelick leven te trachten. Marc. 9.49.
margenoot22
Hebr. doen ophouden.
margenootd
Marc. 9.49.
margenoot23
Ofte gesengt, geschroeyt.
margenoot24
Siet bov. op het vers 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken