Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Wetten rakende de maniere, alsoomen de danckofferen moeste offeren, van runderen, vers 1, etc. van schapen, ende van geyten, 12. met een verbodt van het vet ofte bloet te eten, 17.

1

ENde indien sijne offerhande een Ga naar margenoot1 danck-offer is: so hyse vande runderen offert, 't zy manneken, ofte wijfken, Ga naar margenoot2 volkomen sal hy die offeren, voor het aengesicht des HEEREN.

2

Ende Ga naar margenoot3 hy sal Ga naar margenoot4 sijne hant op het hooft sijner offerhande leggen; ende Ga naar margenoot5 salse slachten voor de deure van de Tente der t' samencomste: ende de sonen Aarons, de Priesteren, sullen het bloet rontom op den altaer sprengen.

3

Daerna sal hy van dat danck-offer een Ga naar margenoot6 vyer-offer den HEERE offeren; Ga naar margenoota het vet, dat het ingewant bedeckt, ende al het vet, dat Ga naar margenoot7 aen het ingewant is.

4

Dan sal hy beyde de nieren, ende het vet, dat daer aen is, dat aen de Ga naar margenoot8 weeckdarmen is; ende het net over de lever Ga naar margenoot9 met de nieren, dat sal hy Ga naar margenoot10 afnemen.

5

Ende de sonen Aarons sullen dat aensteken Ga naar margenootb op den altaer, Ga naar margenoot11 op het brandoffer, 't welck op het hout sal zijn, dat op het vyer is: 't is een vyeroffer der lieflicker reucke den HEERE.

6

Ende indien sijne offerhande van Ga naar margenoot12 kleyn vee is, den HEERE tot een danck-offer, 'tzy manneken, ofte wijfken, volcomen sal hy die offeren.

7

Indien hy een Lam tot sijne offerhande offert, so sal hy 't offeren, Ga naar margenoot13 voor het aengesicht des HEEREN.

8

Ende hy sal sijne hant op het hooft sijner offerhande leggen; ende Ga naar margenoot14 hy sal die slachten voor de Tente der t' samen-komste: ende de sonen Aarons sullen het bloet daer van sprengen op den altaer rontom.

9

Daerna sal hy van dat danckoffer een vyeroffer den HEERE offeren, sijn vet, den geheelen steert, dien hy dicht aen den Ga naar margenoot15 rug-graet sal afnemen: ende het vet, bedeckende het ingewant, ende al het vet, dat aen het ingewant is.

10

Oock beyde de nieren, ende het vet, dat daer aen is, dat aen de weeckdarmen is: ende het net over de lever, met de nieren, dat sal hy afnemen.

11

Ende de Priester sal dat aensteken op den altaer: 't is eene Ga naar margenootc Ga naar margenoot16 spijse Ga naar margenoot17 des vyeroffers den HEERE.

12

Indien nu sijne offerhande eene geyte is, so sal hy die offeren, voor het

[Folio 48r]
[fol. 48r]

aengesicht des HEEREN.

13

Ende hy sal sijne hant op haer hooft leggen, ende hy salse slachten voor de Tente der t' samen-comste: ende de sonen Aarons sullen haer bloet sprengen op den altaer, rontom.

14

Dan sal hy daer van sijne offerhande offeren, een vyeroffer den HEERE; het vet bedeckende het ingewant: ende al het vet, dat aen het ingewant is:

15

Mitsgaders beyde de nieren, ende het vet, dat daer aen is, dat aen de weeck-darmen is; ende het net over de lever, met de nieren, dat sal hy afnemen.

16

Ende de Priester sal die aensteken op den altaer: 'tis eene spijse des vyeroffers tot Ga naar margenoot18 eene lieflicke reucke: Ga naar margenoot19 Alle vet sal des HEEREN zijn.

17

[Dit] zy eene Ga naar margenoot20 eeuwige insettinge voor uwe geslachten, in alle uwe Ga naar margenoot21 wooningen: Geen vet, nochte Ga naar margenootd Ga naar margenoot22 geen bloet en sult ghy eten.

margenoot1
Het Hebr. woort beteeckent welvaren, ende voorspoedicheyt, ofte, vergeldinge: als ofmen seyde; Eene offerhande, daer mede men Gode dancksegginge vergeldt voor allerley welstant, voorspoet, vrede, ende segeninge: ende soude konnen vergeldt-offer genoemt worden.
margenoot2
Siet bov. 1. op 't vers 3.
margenoot3
Namelick, diese brengt, om geoffert te worden.
margenoot4
Siet bov. 1. op 't vers 4.
margenoot5
N. de Priester, als bov. 1. vers 5.
margenoot6
Siet bov. 1. op 't vers 9.
margenoota
Exod. 29.13, 22.
margenoot7
And. over, ofte, op.
margenoot8
Verstaet de darmen, die in 't weecke des buycx, by de Latinen Ilia genoemt, liggen.
margenoot9
Hebr. boven, als cap. 2. vers 2. etc. Dat is, t' samen met de nieren, die hy niet alleene tot dit offer afsonderen moeste, maer oock ten selven eynde afnemen haer vet, etc. ende het net der lever.
margenoot10
Ofte, afdoen, aftrecken.
margenootb
Exod. 29.25. Levit. 6.12.
margenoot11
T.w. datmen alle morgen, ofte avont, moeste offeren; ofte, datmen eerst na dit offer, offeren soude; ofte op het brantoffer, dat is, dat nae de wijse van het brant-offer geoffert moeste worden. Alsoo ond. 4.35. ende 5.12.
margenoot12
D. schapen, ende geyten, gelijck af te nemen is, uyt de volgende versen 7. ende 12. Siet bov. 1. op vers 2.
margenoot13
Siet bov. 1. op vers 3.
margenoot14
T.w. de Priester. siet bov. 1. op vers 5.
margenoot15
Verstaet hier mede, het uyterste deel, ofte eynde van den rug-graet, eyndigende in het stuytbeen, genoemt by de Latinen Os sacrum.
margenootc
Levit. 21.6, 8, 17, 21, 22. ende 22.25. Ezech. 44.7. Malach. 1.12.
margenoot16
Hebr. broot.
margenoot17
Verstaet het vleesch der offerhanden, dat van het vyer, Gode ter eere, verteert moeste worden, als het broot, ofte de spijse van de mont des menschen: ofte dat van de offerhanden den Priesteren toequam, om van hen gegeten te worden. Siet de plaetsen recht te vooren aengeteeckent.
margenoot18
Siet Gen. 8. op het vers 21.
margenoot19
Volgens dien en mochte het vet geener beeste, die tot de offerhande bequaem was, nochte van den Priester, nochte van den eygenaer gegeten worden, maer moeste den HEERE geheyligt ende aengesteken zijn. Siet ond. 7.23. etc.
margenoot20
Hebr. insettinge der eeuwicheyt. Siet Genes. 13. op vers 15.
margenoot21
Hen wort verboden het vet te eten van het vee, niet alleen dat in de Tente der 't samenkomste Gode geoffert wiert, maer oock datse te huys voor haer eygen gebruyck slachteden. Doch verstaet niet alle vet sonder onderscheyt, maer eygentlick het smeerich ende roetich vet, dat aen de eynden, ende vellen der musculen groeyt, ende hangt, ende door koude klonterende, hart, ende brekelick wort, genaemt by den Latinen, adeps. welverstaende van die drie soorten, die uytgedruckt worden Levit. 7.23, 24.
margenootd
Genes. 9.4. Levit. 7.26. ende 17.10, 14.
margenoot22
Siet Genes. 9. op 't vers 4. Levit. 3.17. ende 17.10.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken