Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het viij. Capittel.

Na dat Mose, achtervolgende Godes bevel, de gemeynte der Israëliten versamelt hadde, vers 1. etc. wascht hy Aaron ende sijne sonen, 6. Treckt Aaron de Hoochpriesterlicke kleederen aen, 7. salft den Tabernakel met den Altaer, ende het Wasch-vat, 10. salft Aaron, 12. doet sijne sonen de heylige kleederen aen, 13. doet voor hen offerhanden, 14. voecht daer by noch andere Ceremonien ontrent hare leden, ende kleederen; met een spijs-offer, 23. geeftse eenige geboden, 31. dewelcke sy nakomen, 36.

1

VOorder sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Ga naar margenoota Neemt Aaron, ende sijne sonen met hem, ende Ga naar margenoot1 de kleederen, ende Ga naar margenoot2 de Ga naar margenootb salf-olie: daer toe den varre Ga naar margenoot3 des sond-offers, ende de twee rammen, ende den Ga naar margenoot4 korf van de ongesuerde [brooden].

3

Ende versamelt de gantsche vergaderinge; aen de deure der Tente der t' samenkomste.

4

Mose nu dede gelijck als de HEERE hem geboden hadde: ende de vergaderinge wert versamelt aen de deure der Tente der t' samenkomste.

5

Doe seyde Mose tot de vergaderinge; Dit is Ga naar margenoot5 de sake, Ga naar margenootc die de HEERE Ga naar margenoot6 geboden heeft te doen.

6

Ende Mose dede Aaron, ende sijne sonen naederen: ende wieschse met Ga naar margenoot7 dat water.

7

Ga naar margenootd Daer dede hy Ga naar margenoot8 hem Ga naar margenoot9 den rock aen, ende gordde hem met den gordel; ende trock hem den mantel aen; oock dede hy hem Ga naar margenoot10 den Ephod aen: ende gorrde dien met den konstelicken riem des Ephods, ende ombondt hem daer mede.

8

Voorts dede hy hem den borstlap aen: ende voegde aen den Ga naar margenoote borstlap Ga naar margenoot11 de Urim ende de Tummim.

9

Ende hy settede den hoet op sijn hooft: ende aen den hoet Ga naar margenoot12 boven sijn aengesicht settede hy de gouden Ga naar margenoot13 plate Ga naar margenoot14 de Croone der heylicheyt; Ga naar margenootf gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

10

Doe nam Mose de salf-olie; ende salfde den Ga naar margenoot15 Tabernakel, ende al wat daer in was: ende Ga naar margenoot16 heylichdese.

11

Ende hy sprengde daer van op den altaer sevenmael: ende hy salfde den altaer, ende alle sijne gereetschap, mitsgaders het Ga naar margenoot17 waschvat, ende sijnen voet, om die te heyligen.

12

Daerna Ga naar margenootg goot hy vande salf-olie op Aarons hooft: ende hy salfde hem, om hem te heyligen.

13

Oock dede Mose de sonen Aarons naederen, ende trock hen rocken aen, ende gorddese met eenen gordel, ende bondt hen mutsen op: Ga naar margenooth gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

14

Ga naar margenooti Doe dede hy den varre des sondoffers bykomen: ende Aaron ende sijne sonen Ga naar margenoot18 leyden hare handen op het hooft van den varre des sond-offers:

15

Ende men slachtede [hem], ende Mose nam het bloet, ende dedet met sijnen vinger rontom op de hoornen des altaers; ende Ga naar margenoot19 ontsondichde den altaer: daerna goot hy Ga naar margenoot20 het bloet uyt aen den bodem des altaers, ende heylichde hem, om voor Ga naar margenoot21 hem versoeninge te doen.

16

Voorts nam hy al het vet, dat Ga naar margenoot22 aen het ingewant is, ende het net der lever, ende de twee nieren ende haer vet: ende Mose stack het aen op den altaer.

17

Maer den varre met sijne huyt, ende sijn vleesch, ende sijn mist, heeft hy buyten den leger met vyer verbrandt: Ga naar margenootk gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

18

Daerna dede hy den ram des brandoffers by brengen: ende Aaron ende sijne sonen leyden hare handen op het hooft des rams:

19

Ende men slachtede [hem] ende Mose sprengde het bloet op den altaer rontom.

20

Ga naar margenoot23 Hy deylde oock den ram in sijne deelen: ende Mose stack het hooft aen, ende die deelen, ende het smeer:

21

Doch het ingewant ende de schenckelen wiesch hy Ga naar margenoot24 met water: ende Mose stack dien geheelen ram aen op den altaer; het was een brand-offer Ga naar margenoot25 der lieflicker reucke, een vyeroffer was het den HEERE; Ga naar margenootl gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

22

Daerna dede hy den anderen ram, den ram Ga naar margenoot26 des vul-offers by brengen: ende Aaron met sijne sonen leyden hare handen op des rams hooft.

23

Ende men slachtede [hem], ende Mose nam van sijn bloet; ende dedet op het

[Folio 50v]
[fol. 50v]

Ga naar margenoot27 lapken van Aarons rechter oore, ende op den duym sijner rechterhant, ende op de groote tee sijnes rechteren voets.

24

Hy dede oock de sonen Aarons naederen; ende Mose dede van dat bloet op het lapken van haer rechter-oore, ende op den duym van hare rechter hant, ende op de groote tee van haren rechteren voet: daerna sprengde Mose Ga naar margenoot28 dat bloet rontom op den altaer.

25

Ga naar margenootm Ende hy nam het vet, ende den steert, ende al het vet, dat aen het ingewant is, ende het net der lever, ende beyde de nieren, ende haer vet: daer toe de rechter schouder.

26

Oock nam hy uyt den korf van de ongesuerde [brooden], die Ga naar margenoot29 voor het aengesicht des HEEREN was, eene ongesuerde koecke, ende Ga naar margenoot30 eene ge-olyde broot-koecke, ende eene vlade: ende hy leydese op dat vet, ende op de rechter schouder.

27

Ga naar margenootn Ende hy gaf dat al in de Ga naar margenoot31 handen Aarons, ende inde handen sijner sonen: ende beweegde die ten Ga naar margenoot32 beweeg-offer voor het aengesicht des HEEREN.

28

Daerna namse Mose uyt hare handen; ende stackse aen op den altaer, op het brand-offer: dat waren Ga naar margenoot33 vul-offeren der lieflicker reucke; 't was een vyeroffer den HEERE.

29

Voorts nam Mose de borst, ende beweegdese ten beweeg-offer voor het aengesicht des HEEREN: Sy wert Mose ten Ga naar margenoot34 deele van den ram des vul-offers; Ga naar margenooto gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

30

Ga naar margenootp Mose nam oock vande salf-olie, ende van het bloet, het welcke op den altaer was, ende sprengdet op Aaron, op sijne kleederen, ende op sijne sonen, ende op de kleederen sijner sonen met hem: ende Ga naar margenoot35 hy heylichde Aaron, sijne kleederen, ende sijne sonen, ende de kleederen sijner sonen met hem.

31

Ende Mose seyde tot Aaron, ende tot sijne sonen; Siedet dat vleesch voor de deure van de Tente der t' samen-komste, Ga naar margenootq ende etet 't selve daer, mitsgaders het broot, dat in den korf des vul-offers is: gelijck als ick geboden hebbe, seggende, Aaron, ende sijne sonen sullen Ga naar margenoot36 dat eten.

32

Maer het overige van het vleesch, ende van het broot, sult ghy met vyere verbranden.

33

Oock en sult ghy uyt de deure vande Tente der t'samen-komste seven dagen niet uytgaen, tot aen den dage, dat vervult worden de dagen uwes vul-offers: want seven dagen salmen Ga naar margenoot37 uwe handen vullen.

34

Gelijck als men op desen dach gedaen heeft; heeft de HEERE te doen geboden, om voor u versoeninge te doen.

35

Ghy sult dan aen de deure vande Tente der t'samen-komste dach ende nacht seven dagen blijven, ende sult de Ga naar margenoot38 wacht des HEEREN waernemen, Ga naar margenoot39 op dat ghy niet en stervet: want alsoo ist my geboden.

36

Aaron nu ende sijne sonen deden, alle de dingen die de HEERE Ga naar margenoot40 door den dienst van Mose geboden hadde.

margenoota
Exod. 28.1, 2.
margenoot1
Verstaet de heylige ende Priesterlicke kleederen, dewelcke Godt te maken bevolen hadde, Exod. 28.2. ende nae desen bevele zijn gemaeckt geweest, Exod. 39.1.
margenoot2
Hebr. olye der salvinge, alsoo in 't volgende. Siet van dese, Exod. 30.23, 24, 25. ende 37.29.
margenootb
Exod. 30.25.
margenoot3
D. die tot een sond-offer geoffert moeste zijn. siet hier van, ende van de volgende dingen, Exod. 29.1. etc.
margenoot4
Daer in de ongesuerde ofte ongedeessemde dingen zijn, diemen Gode heeft geoffert.
margenoot5
Hebr. het woort. Siet Genes. 20. op het vers 10.
margenootc
Exod. 29.4.
margenoot6
Siet Exod. 29. ende 30. ende verg. die 2. capp. met dit.
margenoot7
Siet bov. cap. 6. op 't vers 28. ende ond. vers 11.
margenootd
Exod. 28.4.
margenoot8
Namelick, Aaron.
margenoot9
Siet van dit priesterlick gewaet, Exo. 28.4.
margenoot10
Siet van dit kleet, Exod. 28.4, 6, 7. het was tweederley. Het eene des Hooge-priesters van kostelicke stoffe gemaeckt; Exod. 28.6. daer van hier gesproken wort. Het andere van lijnen voor den anderen Priesteren, den Leviten, ende Koningen, 1.Sam. 2.18. ende 22.18. 1.Chron. 15.27.
margenoote
Exod. 28.30.
margenoot11
Siet van dese, Exod. cap. 28.30. De woorden beteeckenen lichten, ende volmaecktheden, dingen die niet en zijn door eenige konste der menschen gemaect geweest, maer van Godt Mose gegeven, om die aenden heyligen borst-lap in te voegen.
margenoot12
Hebr. tegen over. Verg. Exod. 28.37, 38. ende 29.6.
margenoot13
Ofte, blat. Hebr. de bloeme des gouts.
margenoot14
Soo genoemt, om datse, (soo eenige schrijven) by nae als een kroone gemaeckt was. Siet wijders Exod. 29. op vers 6.
margenootf
Exod. 28.39. ende 29.6.
margenoot15
De Tente der t' samenkomste.
margenoot16
D. heeftse afgesondert tot een heylich gebruyck. Alsoo inde 2. volgende versen Item Genes. 2.3. Exod. 28.41. ende 29.1. 2.Chro. 7.7. Ioel. 1.14.
margenoot17
D. een vat in 't welcke de Priesteren als sy inden Tabernakel gingen, hare handen ende voeten, mitsgaders het vleesch der offerhanden, ende de gereetschap behoorende tot den Godts-dienst, wiesschen. siet Exod. 30. versen 18, 19, 20. ende c. 40. versen 7, 30. ende bov. 6.28.
margenootg
Psal. 133.2.
margenooth
Exod. 29.9.
margenooti
Exod. 29.1.
margenoot18
And. steunden, ofte leenden met hare handen op het hooft. etc. Alsoo ond. 18. Siet bov. 1. op het vers 4.
margenoot19
D. sonderde hem af van het gemeen, ende onheylich gebruyck. Alsoo Exod. 29.36. ende ond. 14.49.
margenoot20
T.w. het andere ofte overige des bloets. Siet Exod. 29. op het vers 12.
margenoot21
D. om door dese offerhande hem tot een heylich gebruyck bequaem te maken, ofte om op hem versoeninge te doen. dat is, om op hem de offerhanden der versoeninge voor de menschen te offeren. Alsoo oock Exod. 29.36.
margenoot22
And. op, over.
margenootk
Exod. 29.14. Bov. 4.11.
margenoot23
Siet bov. 1.6.
margenoot24
Siet bov. op het vers 11.
margenoot25
Siet bov. 1. op't vers 9. ende Genes. 8. vers 21.
margenootl
Exod. 29.18.
margenoot26
Hebr. der vervullingen. D. met welckes rams offerhande sy in haer Priester-ampt bevesticht wierden. Siet bov. 7. op het vers 37.
margenoot27
Verstaet het teere ende weecke van het onderste deel der oore, anders genoemt, het oorlapken, oft oortipken.
margenoot28
T.w. het andere ofte overige bloet. alsoo bov. vers 15.
margenootm
Exod. 29.22.
margenoot29
Siet bov. 1. op het vers 3.
margenoot30
Hebr. eene koecke des broots der olye.
margenootn
Exod. 29.25.
margenoot31
Hebr. palmen, ende soo in 't volgende.
margenoot32
Siet bov. 7. op't vers 30.
margenoot33
Hebr. vervullingen, ende soo in 't volgende. Siet bov. 7. op het vers 37.
margenoot34
Wel verstaende, ten aensien van dien tijt, als het Priesterdom eerst ingestelt wert, ende Mose het ampt eenes Priesters extraordinaerlick bediende. Want daerna en heeft hy dat niet meer gedaen, hem houdende by de bedieninge des Politijcken ende Prophetischen ampts, ende sijne kinderen onder de gemeene Leviten stellende.
margenooto
Exod. 29.26. Bov. 7.33.
margenootp
Exod. 29.21.
margenoot35
Siet bov. op het vers 10.
margenootq
Exod. 29.32. Ond. 24.9.
margenoot36
T.w. het overige van het vleesch ende broot, dat inden corf is.
margenoot37
D. door sekere ceremonien in u Priesterampt bevestigen. Siet bov. 7. op het vers 37.
margenoot38
Ofte, dese ordinantie des Heeren onderhouden. Verstaet der Priesteren schuldigen plicht in het waernemen, ende onderhouden van al dat hen in den Tabernakel te doen bevolen was, ende bysonderlick, dat dese hare wyinge aenginck. Verg. Num. 3. versen 7, 8. ende 9.19. 2.Reg. 11. vers 5.
margenoot39
Gelijck Nadab ende Abihu naderhant wedervaren is, als sy, tegen d'ordinantie, vreemt vyer den Heere geoffert hebben.
margenoot40
Hebr. door de hant van Mose. D. door sijnen dienst ende beleyt. Siet Exod. 4. op het vers 3. alsoo ond. 10.11. Num. 16.40. Ios. 14.2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken