Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiiij. Capittel.

Wetten van de reyniginge eenes melaetschen, vers 1, etc. vande Ceremonien daer in te onderhouden, 3. ende de offerhanden, met de aenhanckselen van dien voor de rijcke, 10. ende voor de arme, 21. vande melaetscheyt der Huysen, ende der teeckenen, uyt de welcke men de selve moeste kennen, 33. van de wijse om die te reynigen, 49. Besluyt deses, ende des voorgaenden Capittels, 54.

1

DAerna sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Dit sal de wet des melaetschen zijn Ga naar margenoot1 ten dage sijner reyniginge: Ga naar margenoota Dat hy Ga naar margenoot2 tot den Priester sal gebracht worden.

3

Ende de Priester sal buyten den leger gaen: als de Priester Ga naar margenoot3 mercken sal, dat, siet, die plage der melaetscheyt vanden melaetschen genesen is,

4

So sal de Priester gebieden, datmen voor hem, die te reynigen sal zijn, twee levendige reyne Ga naar margenoot4 vogelen neme: mitsgaders cederen-hout, ende Ga naar margenoot5 scharlaken, ende Ga naar margenoot6 ysop.

5

De Priester sal oock gebieden, datmen den eenen vogel slachte, in een aerden Ga naar margenoot7 vat over Ga naar margenoot8 levendich water.

6

Dien levendigen vogel sal hy nemen, ende het cederen-hout, ende het scharlaken, ende den ysop: ende sal die, ende den levendigen vogel doppen in het bloet des vogels die over het levendich water geslacht is.

7

Ende hy sal over hem, die vande melaetscheyt te reynigen is, sevenmael sprengen: daerna sal hy hem reyn verklaren, ende den levendigen vogel in't Ga naar margenoot9 open velt vliegen laten.

8

Die nu te reynigen is, sal sijne kleederen wasschen, ende al sijn hayr afscheeren, ende hem in 't water af wasschen, so sal hy reyn zijn; daerna sal hy in 't leger komen: Ga naar margenoot10 maer sal buyten sijne tente seven dagen blijven.

9

Ende 'tsal ten sevenden dage geschieden, dat hy al zijn hayr sal afscheeren, sijn hooft, ende sijnen baert, ende de wijnbrauwen sijner oogen; ja al sijn hayr sal hy afscheeren, ende sal sijne kleederen wasschen, ende sijn vleesch met water baden, so sal hy reyn zijn.

10

Ende op den achtsten dach sal hy twee volkomene Ga naar margenoot11 lammeren, ende een Ga naar margenoot12 jarich volkomen schaep nemen: mitsgaders Ga naar margenoot13 drie tienden meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt, ende eenen Ga naar margenoot14 Log olie.

11

De Priester nu die de reyniginge

[Folio 53v]
[fol. 53v]

doet, sal den man die te reynigen is, ende die dingen stellen, voor het aengesicht des HEEREN, aende deure vande Tente der t' samen-komste.

12

Ende de Priester sal dat een lam nemen, ende 't selve offeren tot een schult-offer met den Log olie: Ga naar margenootb ende sal die ten Ga naar margenoot15 beweeg-offer voor het aengesicht des HEEREN bewegen.

13

Daerna sal hy dat lam slachten inde plaetse daermen het sond-offer, ende het brand-offer slacht, inde Ga naar margenoot16 heylige plaetse: want het schult-offer, Ga naar margenootc gelijck het sond-offer, is voor den Priester; Ga naar margenoot17 het is eene heylicheyt der heylicheden.

14

Ende de Priester sal van het bloet des schult-offers nemen, het welcke de Priester doen sal op het lapken der rechter oore des genen die te reynigen is; ende op den duym sijner rechter hant, ende op den grooten tee sijnes rechteren voets.

15

De Priester sal oock uyt den Log der olie nemen: ende Ga naar margenoot18 salse op des Priesters slincker hant gieten.

16

Dan sal de Priester sijnen rechteren vinger in doppen [Ga naar margenoot19 nemende] van die olie die in sijne slincker hant is: ende sal met sijnen vinger van die olie sevenmael sprengen voor het aengesicht des HEEREN.

17

Ende van het overige der selver olie, die in sijne hant sal zijn, sal de Priester doen op het lapken, der rechter oore des genen die te reynigen is, ende op den duym sijner rechter hant, ende op den grooten tee sijnes rechteren voets: Ga naar margenoot20 boven op het bloet des schult-offers.

18

Dat noch overgebleven sal zijn van die olie, die in de hant des Priesters geweest is, sal hy doen op het hooft des genen die te reynigen is: so sal de Priester over hem versoeninge doen voor het aengesicht des HEEREN.

19

De Priester sal oock het sond-offer bereyden, ende voor hem, die van sijne onreynicheyt te reynigen is, versoeninge doen: ende daerna sal hy het Ga naar margenoot21 brand-offer slachten.

20

Ende de Priester sal dat brand-offer, ende dat spijs-offer op den altaer Ga naar margenoot22 offeren: so sal de Priester de versoeninge voor hem doen, ende hy sal reyn zijn.

21

Maer indien hy arm is, Ga naar margenoot23 ende sijne hant [dat] niet en bereyckt, so sal hy een Lam ten schult-offer, ter beweginge nemen, om voor hem versoeninge te doen; daer toe een tiende meel-bloeme met olie gemengt ten spijs-offer, ende een Log olie:

22

Mitsgaders twee tortelduyven, ofte twee Ga naar margenoot24 jonge duyven, die sijne hant bereycken sal: welcker eene ten sond-offer, ende eene ten brand-offer zijn sal.

23

Ende hy sal die ten achtsten dage Ga naar margenoot25 sijner reyniginge tot den Priester brengen: aen de deure der Tente der t'samencomste voor het aengesicht des HEEREN.

24

Ende de Priester sal het lam des schult-offers, ende den Log der olie nemen: ende de Priester sal die ten beweeg-offer voor het aengesicht des HEEREN bewegen.

25

Daerna sal hy het lam des schult-offers slachten, ende de Priester sal van het bloet des schult-offers nemen, ende doen op het rechter oorlapken des genen die te reynigen is, ende op den duym sijner rechter hant, ende op den grooten tee sijnes rechteren voets.

26

Oock sal de Priester van die olie, op Ga naar margenoot26 des Priesters slinckerhant gieten.

27

Daerna sal de Priester met sijnen rechteren vinger van die olie, die op sijne slinckerhant is, sprengen; sevenmael voor het aengesicht des HEEREN.

28

Ende de Priester sal van de olie, die op sijne hant is, doen aen het lapken der rechter oore des genen, die te reyningen is, ende aen den duym sijner rechterhant, ende aen den grooten tee sijnes rechteren voets, op de plaetse van het bloet des schult-offers.

29

Ende het overgeblevene van de olie, die inde hant des Priesters is, sal hy doen op het hooft des genen, die te reynigen is; om de versoeninge voor hem te doen, voor het aengesicht des HEEREN.

30

Daerna sal hy de eene vande tortelduyven, ofte van de jonge duyven bereyden, van 't gene sijne hant bereyckt sal hebben.

31

Van het gene sijne hant bereyckt sal hebben, sal het eene ten sond-offer, ende het eene ten brand-offer zijn, boven het spijs-offer: so sal de Priester voor hem, die te reynigen is, versoeninge doen voor het aengesicht des HEEREN.

32

Dit is de Wet [des genen] in den welcken de plage der melaetscheyt sal zijn, wiens hant in sijne reyninge Ga naar margenoot27 [dat] niet en sal bereyckt hebben.

33

Voorder sprack de HEERE tot Mose, ende tot Aaron, seggende:

34

Als ghy sult gekomen zijn in't lant van Canaan, het welcke ick u tot besittinge Ga naar margenoot28 geven sal: ende ick de plage der melaetscheyt aen eenen huyse van het lant uwer besittinge sal gegeven hebben;

35

So sal hy, wiens dat huys is, komen, ende den Priester te kennen geven, seggende, Ga naar margenoot29 Het schijnt my, als offer eene plage in het huys ware.

36

Ende de Priester sal gebieden, Ga naar margenoot30 datse dat huys Ga naar margenoot31 ruymen, al eer de Priester komt, om die plage te besien, op dat niet al, wat in dat huys is, onreyn en worde: ende daerna sal de Priester komen, om dat huys te besien.

37

Als hy die plage besien sal, dat, siet, die plage aen de wanden van dat huys, zijn groenachtige, ofte roodachtige kuylkens, ende haer aensien leeger is dan die wandt;

38

De Priester sal uyt dat huys uytgaen aen de deure van 't selve huys: ende hy sal dat huys seven dagen doen toesluyten.

39

Daerna sal de Priester op den sevenden dach wederkeeren: indien hy mercken sal, dat, siet, die plage aen de wanden van dat huys uytgespreydt is;

40

So sal de Priester gebieden, datse de steenen, in welcke die plage is, uytbreken: ende de selve tot buyten der stadt werpen, aen eene onreyne plaetse.

41

Ende dat huys sal hy rontom van binnen doen schrabben, ende sullen het Ga naar margenoot32 stof, datse afgeschrabt hebben, tot buyten der stadt aen eene onreyne plaetse uytstorten.

42

Daerna sullense andere steenen nemen, ende in gener steenen plaetse brengen: ende men sal ander leem nemen, ende dat huys bestrijcken.

43

Maer indien die plage wederkeert, ende in dat huys uytbott, na datmen de steenen uytgebroken heeft: ende na het af-

[Folio 54r]
[fol. 54r]

schrabben van het huys, ende na dat het sal bestreken zijn,

44

So sal de Priester komen; als hy nu sal mercken, dat, siet, die plage aen dat huys uytgespreydt is; het is eene Ga naar margenoot33 knagende melaetscheyt in dat huys, het is onreyn.

45

Daerom salmen dat huys, sijne steenen, ende sijn hout even afbreken, mitsgaders al het leem van het selve huys: ende men sal 't tot buyten der stadt uytvoeren aen eene onreyne plaetse.

46

Ende die in dat huys gaet ten eenigen dage, alsmen het selve sal toegesloten hebben: sal onreyn zijn tot aen den avont.

47

Die oock in dat huys Ga naar margenoot34 te slapen ligt, sal sijne kleederen wasschen: insgelijcks die in dat huys eet, sal sijne kleederen wasschen.

48

Maer als de Priester sal Ga naar margenoot35 weder ingegaen zijn, ende sal mercken, dat, siet, die plage aen dat huys niet uytgespreydt en is, na dat het huys sal bestreken zijn: so sal de Priester dat huys reyn verklaren, dewijle die plage genesen is.

49

Daerna sal hy om dat huys te Ga naar margenoot36 ontsondigen, twee vogelkens nemen: mitsgaders cederen hout, ende Ga naar margenoot37 scharlaken, ende ysop.

50

Ende hy sal den eenen vogel slachten in een aerden vat, Ga naar margenoot38 over levendich water.

51

Dan sal hy dat cederen-hout, ende die ysop, ende het scharlaken, ende den levendigen vogel nemen, ende sal die in het bloet des geslachten vogels, ende in het levende water doppen: ende hy sal dat huys sevenmael besprengen.

52

So sal hy dat huys ontsondigen met het bloet des vogels, ende met dat levendich water; ende met den levendigen vogel, ende met dat cederen-hout, ende met den ysop, ende met het scharlaken.

53

Den levendigen vogel nu sal hy tot buyten der stadt Ga naar margenoot39 in't open velt laten vliegen: so sal hy Ga naar margenoot40 over het huys versoeninge doen, ende het sal reyn zijn.

54

Dit is de wet voor alle plage der Melaetscheyt, ende voor Schurftheyt.

55

Ende voor melaetscheyt der Kleederen, ende der Huysen.

56

Mitsgaders voor Geswel, ende voor Gesweer, ende voor Blaren.

57

Ga naar margenoot41 Om te leeren, in welcken dage yet onreyn, ende in welcken dagen yet reyn is: Dit is de Wet der melaetscheyt.

margenoot1
D. als de Priester hem reyn sal verklaren.
margenoota
Matth. 8.4. Marc. 1.44. Luc. 5.14. ende 17.14.
margenoot2
T.w. wat naeder tot hem, op dat hy niet en behoefde seer verre buyten het leger uyt te gaen.
margenoot3
Dese besichtinge ende de verklaringe die daer op volgde, moeste van den Priester na de wetten gestelt in 't voorgaende cap. gedaen werden.
margenoot4
Het Hebr. woordeken beteeckent in 't gemeyn eenen vogel. Deuter. 4.17. Psal. 8.9. in 't bysonder eenen kleynen vogel: ende onder andere eene mussche, gelijck het van vele genomen wort, Psal. 84.4. ende 102.8.
margenoot5
Verstaet eenige stoffe, als wolle, die inde scharlaken verwe tweemael ingedopt is. Siet Genes. 38. op het vers 28. ende Exod. 25.4.
margenoot6
Siet Exo. 12.22.
margenoot7
In het welcke het bloet des geslachtten vogels druypen moeste, ende met het water vermengt worden.
margenoot8
Verst. dat uyt eene springende fonteyne, ofte loopende riviere moeste genomen zijn: ende levendich genaemt wort, om dattet in 't bloeyen hem roert, als oft leefde. Verg. Genes. 26.19. ende de aent. daer op.
margenoot9
Hebr. over het aengesichte des velts uytseynden, ofte los laten.
margenoot10
Verg. bov. c. 13. de aent. op het vers 46. ende Num. 12. op 't vers 14. ende 31. op vers 19.
margenoot11
Waer van het eene ten schult-offer, het ander ten brant-offer geoffert moeste worden. Siet ond. vers 12. ende 19.
margenoot12
Hebr. eene dochter hares jaers.
margenoot13
T.w. van een Epha, dat is, drie Gomer. Siet Exod. 16. vers 36.
margenoot14
Eene kleyne mate van natte waren, houdende vier quadranten, welcker een was de mate van anderhalf eyerschale, sulcx dat log ses gemeene eyer-schalen heeft gehouden. Het vierde deel van een Cab, dewelcke hielt vier logen, ofte 24 eyer-schalen; D. soo veel als in 24 eyer-schalen gaen kan.
margenootb
Exod. 29.24.
margenoot15
Siet bov. 7. op het vers 11.
margenoot16
Hebr. plaetse der heylicheyt. dewelcke was in den voor-hof by den brant-offer altaer. Siet Exod. 29.11. ende bov. 4.4. ende 6. op het vers 16. ende 26.
margenootc
Bov. 7.7.
margenoot17
Siet bov. 2. op het vers 3.
margenoot18
Alsoo oock ond. vers 26. D. op sijne eygene hant, ende volgens niet op de hant des genen, die gereynicht wert.
margenoot19
Dit woort wort hier in gevoegt, volgens seker gebruyck van de Hebreeusche tale; waer van te sien is, Genes. 12. op het vers 15.
margenoot20
D. op de plaetse, daer op het bloet des schult-offers te vooren gestreken was. Siet bov. vers 14. ende ond. 28.
margenoot21
Siet bov. op het vers 10.
margenoot22
Hebr. doen opklimmen.
margenoot23
D. indien hy door sijne armoede so veel niet en kan doen. Siet bov. 5. op het vers 7. ende ond. 22.30, 31, 32, etc.
margenoot24
Hebr. sonen eener duyve. Alsoo ond. vers 30.
margenoot25
Ofte, tot sijne reyniginge.
margenoot26
D. op sijne eygene hant. Siet bov. op 't vers 15.
margenoot27
T.w. dat tot de reyninge der melaetscheyt is vereyscht geweest. bov. vers 10.
margenoot28
Hebt. ben gevende; D. sekerlick geven sal. Verg. bov. 9. de aent. op 't vers 4.
margenoot29
D. het dunckt my, ofte, het gelaet sich soo in mijnen oogen, het huys wort voor soodanich van my aengesien.
margenoot30
Namelick, de inwoonderen van dat huys.
margenoot31
T.w. met den huysraet daer uyt te nemen, ende wech te dragen. het Hebreeus woort beteeckent eygentlick, yet uyt het gesichte wech te doen.
margenoot32
D. 't afgeschrabde leem, kalck, etc.
margenoot33
Verg. bov. 13. vers 51.
margenoot34
Ofte, slaept. siet Gen. 19. op het vers 4.
margenoot35
Hebr. ingaende ingegaen: D. weder, ofte meermaels ingegaen.
margenoot36
D. door offerhande te reynigen, ende tot een eerlick, ofte reyn gebruyck te eygenen. Verg. bov. 8.15. ende de aent. daer op, item ond. vers 52. ende 53.
margenoot37
Siet bov. op het vers 4.
margenoot38
Siet bov. op het vers 5.
margenoot39
Hebr. over het aengesicht des velts. Alsoo bov. vers 7.
margenoot40
D. het huys ontsondigen vers 49. Siet daer op de aenteeck. ende dese maniere van spreken, Exod. 29.37. ond. 16.16. ende 33. Ezech. 45.20.
margenoot41
T.w. den Priester, ende door den Priester het volck.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken