Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 63r]
[fol. 63r]

Het ij. Capittel.

Order vande legeringe der stammen rontom den Tabernakel, ende hare optreckinge, vers 1, etc. De Stam Iuda moeste legeren aen de Oost-zijde des Tabernakels, met Issaschar ende Zebulon, die in het optrecken de voortocht hadden, 3. De stam Rubens aen de Suyt-zijde, met Simeon ende Gad, hebbende de tweede tocht, 10. De Tabernakel volchde daerna, met de Leviten, die rontom den selven hare legeringe hadden, 17. De stam Ephraims, met Manasse, ende Benjamin hadden de West-zijde, ende de derde tocht, 18. Dan met Aser, ende Naphthali, de Noort-zyde, ende de achtertocht, 25. Deses Capittels besluyt, 31.

1

ENde de Heere sprack tot Mose ende tot Aaron, seggende:

2

De kinderen Israëls, sullen sich legeren, een yder onder sijne Ga naar margenoot1 baniere, nae de Ga naar margenoot2 teeckenen van het huys harer vaderen: rontomme Ga naar margenoot3 tegen over de Tente der t' samen-komste sullen sy sich legeren.

3

Die sich nu legeren sullen Oost-waert Ga naar margenoot4 tegen den opganck, sal zijn de baniere des legers van Iuda, nae hare heyren: ende Nahesson, de sone Amminadabs, sal de Overste der sonen van Iuda zijn:

4

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vier en 't seventich duysent, ende ses hondert.

5

Ende neffens hem sal sich legeren de stam Issaschars: ende Nathanaël de sone Zuars sal de Overste der sonen Issaschars zijn.

6

Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren vier en vijftich duysent, ende vier hondert.

7

Ga naar margenoot5 [Daer toe] Ga naar margenoot6 de stam Zebulons, ende Eliab de soon Helons sal de Overste der sonen Zebulons zijn.

8

Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren seven en vijftich duysent, ende vier hondert.

9

Alle de getelde des legers Ga naar margenoot7 van Iuda waren hondert duysent, ende Ga naar margenoot8 ses en tachtentich duysent, ende vier hondert, nae hare heyren: sy sullen Ga naar margenoot9 voor aen optrecken.

10

De baniere des legers Rubens, nae hare heyren, sal tegen 't suyden zijn: ende Eliazur de sone Sedeurs sal de Overste der sonen Rubens zijn.

11

Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren ses en veertich duysent, ende vijf hondert.

12

Ende neffens hem sal sich legeren de stam Simeons: ende Selumiël de soon Zurisaddai sal de Overste der sonen Simeons zijn.

13

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren negen en vijftich duysent, ende drie hondert.

14

Daer toe de stamme Gads: ende Eljasaph de sone Ga naar margenoot10 Reüels sal de Overste der sonen Gads zijn.

15

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vijf en veertich duysent, ende ses hondert en vijftich.

16

Alle de getelde in 't leger van Ruben waren hondert duysent, ende een en vijftich duysent, ende vier hondert, ende vijftich nae hare heyren: ende sy sullen Ga naar margenoot11 de tweede optrecken.

17

Daer na sal de Tente der t' samenkomste optrecken, met het leger der Leviten in het midden der legeren: gelijck alsse hen legeren sullen, alsoo sulllense op trecken, een eygelick Ga naar margenoot12 aen sijne plaetse nae hare banieren.

18

De baniere des legers Ephraims, nae hare heyren, sal Ga naar margenoot13 tegen 't westen zijn: ende Elisama de sone Anunihud sal de Overste der sonen Ephraims zijn.

19

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren veertich duysent, ende vijf hondert.

20

Ende nefens hem de Ga naar margenoot14 stam Manasses: ende Gamaliël de sone Pedazurs, sal de Overste der sonen Manasses zijn.

21

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren twee en dertich duysent, ende twee hondert.

22

Ga naar margenoot15 Daer toe de stamme Benjamins: ende Abidan de sone van Gideoni sal de Overste der sonen Benjamins zijn.

23

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vijf en dertich duysent, ende vier hondert.

24

Alle de getelde in het leger Ephraims waren Ga naar margenoot16 hondert ende acht duysent, ende een hondert, nae hare heyren: ende sy sullen Ga naar margenoot17 de derde optrecken.

25

De baniere des legers Dan sal tegen het noorden zijn, nae hare heyren: ende Ahiëser de sone van Ammisaddai sal de Overste der sonen Dan sijn.

26

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren twee en tsestich duysent, ende seven hondert.

27

Ende neffens hem sal sich legeren de stam Asers: ende Pagiël, de soon Ochrans sal de Overste der sonen Asers zijn.

28

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren een en veertich duysent, ende vijf hondert.

29

Daer toe de stam Naphthali: ende Ahira de sone Enans sal de Overste der sonen van Naphthali zijn.

30

Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren drie en vijftich duysent, ende vier hondert.

31

Alle de getelde in het leger van Dan waren hondert duysent, ende seven en vijftich duysent, ende ses hondert: Ga naar margenoot18 in 't achterste sullen sy optrecken, nae hare banieren.

32

Dese zijn de getelde der kinderen Israëls, nae het huys harer vaderen: alle de getelde der legeren nae hare heyren, waren Ga naar margenoota ses hondert duysent, ende drie duysent ende vijf hondert, ende vijftich.

33

Maer de Leviten werden niet getelt Ga naar margenoot19 onder de sonen Israëls: Ga naar margenootb gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

34

Ende de kinderen Israëls deden nae alles dat de HEERE Mose geboden hadde, soo legerden sy sich nae hare banieren, ende soo trocken sy op, een yegelick nae sijne geslachten, nae het huys sijner vaderen.

margenoot1
Deser zijnder viere geweest, gelijck blijckt uyt de versen 3, 10, 18, 25. Sy waren gedeelt tegen de vier hoecken der werelt. Onder elcke baniere waren drie stammen, van de welcke een de voornaemste was, als Iuda, Ruben, Ephraim, ende Dan. Iuda was gelegert tegen 't Oosten, met Issaschar, ende Zebulon: Ruben tegen 't Suyden, met Simeon ende Gad: Ephraim tegen 't Westen, met Manasse ende Benjamin: Dan tegen 't Noorden, met Aser ende Naphthali. siet de grootte van yeders heyr, vers 9, 16, 24, 31.
margenoot2
Ofte vaendelen. 'tschijnt hier uyt, dat onder de vier voorneemste banieren noch andere vaendelen, ofte teeckenen geweest zijn, nae de grootheyt, ofte veelheyt der geslachten.
margenoot3
Men meynt dat de stammen haer rontomme den Tabernakel ontrent 2000 ellebogen daer van verscheyden hebben, ende dat uyt het gene dat verhaelt wort, Ios. 3.4. De Priesteren nu, ende Leviten waren op haer order tusschen de legeren der stammen, ende den Tabernakel, bov. 1.53. ende ond. vers 17. Mose ende Aaron waren op de Oost-zijde; de Gersonieten op de West-zijde; de Kehatiten, op de Suyt-zijde; de Merariten op de Noort-zijde des Tabernakels.
margenoot4
Ofte, Oostwaert.
margenoot5
Dit woordeken wort hier by gedaen uyt het volgende vers 14, ende 22. ende 29.
margenoot6
T.w. sal sich legeren daer neffens. Als in 't voorgaende 5. versken, ende in 't volgende 12. etc.
margenoot7
Zijnde daer onder begrepen de stammen Issaschars ende Zebulons, waer van Iuda de voornaemste was. Alsoo voortaen van de andere: als van het leger Rubens vers 16. Ephraims vers 24. Dans vers 31.
margenoot8
Hebr. tachtentich duysent, ende ses duysent.
margenoot9
D. in 't reysen de voortocht hebben.
margenoot10
Bov. 1.14. wort hy genoemt Dehuël.
margenoot11
D. in 't reysen de tweede tocht hebben.
margenoot12
Hebr. aen sijne hant: dat is, aen sijne plaetse, ofte zijde. Verstaet de zijden van de Tente der t'samenkomste, welcker viere waren, zijnde in elck eene drie stammen, rontom den Tabernakel, ende tusschen beyden, de Leviten. Siet bov. op vers 2.
margenoot13
Hebr. ter zeewaert. Siet Gen. 12. op vers 8. en ond. 3.23.
margenoot14
T.w. sal sich legeren, als bov. vers 7. ende ond. vers 22.
margenoot15
Siet bov. op vers 7.
margenoot16
Hebr. hondert duysent, ende acht duysent. Verg. bov. vers 9.
margenoot17
D. in 't reysen de derde tocht hebben.
margenoot18
D. in 't verreysen sullen sy de achtertocht hebben.
margenoota
Exod. 38.26. Bov. 1.46.
margenoot19
Hebr. in 't midden der sonen Israëls.
margenootb
Bov. 1.48, 49.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken