Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Het geslacht-register der Priesteren, vers 1, etc. den welcken de Leviten by-gevoecht worden inde bedieninge des Tabernakels, 5. Deser drie geslachten worden getelt, met aenwijsinge, soo wel der plaetsen harer wooningen, by den Tabernakel, als harer ampten, 14. De Eerstgeborene der Israëliten, in welcker plaetse de Leviten komen, worden nae den bevele Godts getelt, 40. Ende alsoo haer getal meerder is dan der Leviten, soo worden de overigen gelost, 44. Ende het gelt daer van gemaeckt, Aaron, ende sijnen sonen gegeven, 51.

1

DIt nu zijn de Ga naar margenoot1 geboorten Aarons, ende Mose; ten dage [als] de HEERE met Mose gesproken heeft op den berch Sinai.

2

Ende dit zijn de namen der sonen Aarons, Ga naar margenoota de eerstgeboren, Nadab; daer na Abihu, Eleazar, ende Ithamar.

3

Dit zijn de namen der sonen Aarons, der Priesteren, die gesalft waren: Ga naar margenoot2 welc-

[Folio 63v]
[fol. 63v]

ker hant men gevult hadde, om het Priester-ampt te bedienen.

4

Ga naar margenootb Maer Nadab, ende Abihu storven Ga naar margenoot3 voor het aengesichte des HEEREN, als sy Ga naar margenoot4 vreemt vyer voor het aengesichte des HEEREN in de woestijne Sinai brachten, ende hadden geene kinderen: doch Eleazer, ende Ithamar bedienden het Priester-ampt Ga naar margenoot5 voor het aengesichte hares vaders Aarons.

5

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

6

Ga naar margenootc Doet den stam Levi naederen, ende stelt hem voor het aengesichte des Priesters Aarons; op datse hem dienen:

7

Ende datse Ga naar margenoot6 waernemen sijne wacht, ende de wacht der Ga naar margenoot7 geheeler vergaderinge, voor de Tente der t' samen-komste: om den dienst des Tabernakels te bedienen.

8

Ende datse alle de gereetschap van de Tente der t' samen-komste, ende de wacht Ga naar margenoot8 der kinderen Israëls waernemen: om den dienst des Tabernakels te bedienen.

9

Ghy sult dan, aen Aaron, ende sijne sonen, de Leviten geven: sy zijn gegeven; sy zijn hem gegeven, uyt de kinderen Israëls.

10

Maer Aaron ende sijne sonen sult ghy stellen, dat sy haer Priester-ampt waernemen: ende de Ga naar margenoot9 vreemde die naedert sal gedoodt worden.

11

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

12

Ende ick, siet, ick hebbe de Leviten uyt het midden der kinderen Israëls genomen; in plaetse van alle eerstgeboren Ga naar margenoot10 Ga naar margenootd die de baermoeder opent, uyt de kinderen Israëls: ende de Leviten sullen mijne zijn.

13

Want alle eerstgeboren is mijne; vanden dach, dat ick alle eerstgeborene in Egyptenlant sloech, Ga naar margenoote hebbe ick my geheyligt alle eerstgeboren in Israël, van de menschen, tot de beesten: sy sullen mijne zijn, ick ben de HEERE.

14

Ende de HEERE sprack tot Mose in de woestijne Sinai, seggende:

15

Telt de sonen van Levi nae het huys harer vaderen, nae hare geslachten: al wat mannelick is van Ga naar margenoot11 een maent out, ende daer boven, die sult ghy tellen.

16

Ende Mose teldese nae het Ga naar margenoot12 bevel des HEEREN: gelijck als hem geboden was.

17

Ga naar margenootf Dit nu waren de sonen van Levi met hare namen: Gerson, ende Ga naar margenoot13 Kahath, ende Merari.

18

Ende dit zijn de namen der sonen Gersons, nae hare geslachten: Libni, ende Simeï.

19

Ende de sonen Kahaths, nae hare geslachten, Amram, ende Izhar, Hebron ende Uzziël.

20

Ende de sonen van Merari, nae hare geslachten: Maheli, ende Musi: dit zijn de geslachten der Leviten, nae den huyse harer vaderen.

21

Van Gerson was het geslachte der Libniten, ende het geslachte der Simeïten: dit zijn de geslachten der Gersoniten.

22

Hare getelde in getale waren van alles wat mannelick was, Ga naar margenoot14 van een maent out ende daer boven: hare getelde waren seven duysent, ende vijf hondert.

23

De geslachten der Gersoniten, sullen hen legeren achter den Tabernakel, Ga naar margenoot15 westwaert.

24

De Overste nu van het vaderlicke huys der Gersoniten, sal zijn Eljasaph de soon Laëls.

25

Ende de Ga naar margenoot16 wacht Ga naar margenoot17 der sonen Gersons in de Tente der t' samen-komste, sal zijn Ga naar margenoot18 de Tabernakel, ende de Tente: haer decksel, ende het decksel aen de deure der Tente der t' samen-komste;

26

Ende de behangselen des voorhofs, ende het decksel der deure des voorhofs, dewelcke by den Tabernakel, ende by den altaer rontomme zijn: mitsgaders sijne zeelen, tot sijnen gantschen dienst.

27

Ende van Kahath is het geslachte der Amramiten, ende het geslachte der Izhariten, ende het geslachte der Hebroniten, ende het geslachte der Ozzieliten; dit zijn de geslachten der Kohathiten.

28

In getale van al dat mannelick was, van een maent out, ende daer boven; waren acht duysent ende ses hondert, Ga naar margenoot19 waernemende de wacht des Heylichdoms.

29

De geslachten der sonen Kohaths sullen sich legeren, aen de zijde des Tabernakels Ga naar margenoot20 Zuydwaert;

30

De Overste nu van het vaderlicke huys der geslachten der Kohathiten, sal zijn Elizaphan, de zoon Uzziëls.

31

Hare wacht nu sal zijn de Arke, ende de Tafel, ende de Candelaer, ende de Ga naar margenoot21 Altaren, ende de gereetschap des Heylichdoms, met dewelcke Ga naar margenoot22 sy dienst doen; ende het Ga naar margenoot23 decksel, ende al [wat tot] Ga naar margenoot24 sijne dienst [behoort].

32

Ga naar margenoot25 De Overste nu Ga naar margenoot26 der Oversten van Levi sal zijn Eleazar, de soon van Aaron de Priester: Ga naar margenoot27 [sijn] opsicht sal zijn over de gene, Ga naar margenoot28 die de wacht des Heylichdoms waernemen.

33

Van Merari is het geslachte der Maheliten, ende het geslachte der Musiten: dit zijn de geslachten van Merari.

34

Ende hare getelde in getale van al dat mannelick was, van een maent out, ende daer boven; waren ses duysent, ende twee hondert.

35

De Overste nu van het vaderlicke huys der geslachten van Merari sal zijn Zuriël, de soon Abihaïls: sy sullen sich legeren aen de zijde des Tabernakels Noordwaert.

36

Ende het opsicht der wachten vande sonen Merari sal zijn over Ga naar margenoot29 de berderen des Tabernakels, ende sijne rychelen, ende sijne pilaren, ende sijne voeten, ende alle sijne gereetschap, ende al [wat tot] sijnen dienst [behoort].

37

Ende de pilaren des voorhofs rontom, ende hare voeten, en hare pinnen, ende hare zeelen.

38

Die nu sich legeren sullen voor den Tabernakel Oostwaert voor de Tente der t'samen-komste, tegen den opganck, sullen zijn Mose, ende Aaron met sijne sonen, waernemende de wacht des Heylichdoms, Ga naar margenoot30 voor de wacht der kinderen Israëls: Ga naar margenoot31 ende de Ga naar margenootg vreemde die naedert, zal gedoodt worden.

39

Alle getelde der Leviten, dewelcke Mose ende Aaron, op het bevel des HEEREN, nae hare geslachten getelt hebben; al wat mannelick was van een maent

[Folio 64r]
[fol. 64r]

out, ende daer boven; waren Ga naar margenoot32 twee en twintich duysent.

40

Ende de HEERE seyde tot Mose, Telt alle eerstgeboren, dat manlick is onder de kinderen Israëls, van een maent out, ende daer boven: ende neemt harer namen op:

41

Ende ghy sult voor my de Leviten nemen (ick ben de HEERE) in plaetse van alle eerstgeboren, onder de kinderen Israëls; ende de beesten der Leviten in plaetse van alle eerstgeboren, onder de beesten der kinderen Israëls.

42

Mose dan telde, gelijck als de HEERE hem geboden hadde, alle eerstgeboren onder de kinderen Israëls.

43

Ende alle eerstgeborene die manlick waren, in het getal der namen van een maent out, ende daer boven, nae hare getelde, waren twee en twintich duysent, twee hondert, ende drie en 'tseventich.

44

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

45

Neemt de Ga naar margenoot33 Leviten in plaetse van alle eerstgeboorte onder de kinderen Israëls, ende de beesten der Leviten in plaetse van hare beesten: want de Leviten sullen mijne zijn, ick ben de HEERE.

46

Aengaende de twee hondert, ende drie en tseventich, die gelost sullen worden, die Ga naar margenoot34 overschieten boven de Leviten van de eerstgeborene der kinderen Israëls:

47

Ghy sult Ga naar margenoot35 voor elck hooft vijf sikels nemen: Ga naar margenoot36 nae den sikel des heylichdoms sult ghyse nemen; Ga naar margenooth die sikel is twintich Ga naar margenoot37 Gera.

48

Ende ghy sult dat gelt Aaron ende sijnen sonen geven: [het gelt] der gelosten, die onder hen overschieten.

49

Doe nam Mose dat los-gelt vande gene Ga naar margenoot38 die overschoten boven de gelosten, door de Leviten.

50

Van Ga naar margenoot39 de eerstgeborene der kinderen Israëls nam hy dat gelt, Ga naar margenoot40 duysent ende drie hondert, ende vijf en tsestich [sikelen] nae den sikel des Heylichdoms.

51

Ende Mose gaf dat gelt der gelosten Aaron ende sijnen sonen, nae 't Ga naar margenoot41 bevel des HEEREN: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

margenoot1
Verstaet door geboorten, het verhael, niet alleen van eenige persoonen, als van Mose, ende Aaron, mitsgaders sijne sonen, ende de Leviten, maer oock van het gene dat onder hen door Godts ordinantie sich toegedragen heeft. alsoo is dit woort genomen Genes. 6.9. ende 25.18. Siet oock 37.2. met de aent. daer op.
margenoota
Exod. 6.23.
margenoot2
D. diemen gewyet hadde tot de bedieninge des Priesterdoms. Siet de verklaringe deser maniere van spreken, Lev. 7. op vers 37. Item, Siet Exod. 28.41. ende 29.9.
margenootb
Levit. 4.1, 2. etc. Ond. 26.61. 1.Chron. 24.2.
margenoot3
Siet Levit. 10. op vers 2.
margenoot4
Siet Lev. 10. op vers 1.
margenoot5
D. terwijle haer vader noch in 't leven was. Siet gelijcke maniere van spreken Genes. 11.28.
margenootc
Ond. 16.9. ende 18.2.
margenoot6
Ofte sijn bevel, ende last onderhouden. Heb. onderhouden sijne onderhoudinge. Siet deselve maniere van spreken ond. vers 8, 28, 32, 38. ende cap. 9.19. Item, siet Levit. 8. op vers 35.
margenoot7
D. die de geheele vergaderinge moesten waernemen, in welcker name de Eerstgeborene der Israëliten te vooren de besorginge hadden; gelijck Exod. 19.22. te sien is. Maer nu voortaen wort dit ampt den Leviten op geleyt. Siet bov. 1.53. ende vergel. ond. vers 38. ende 16.9.
margenoot8
D. die den kinderen Israels te vooren selve door hare eerstgeborene te bewaren toestont.
margenoot9
D. die niet en is van het Priesterlicke huys, den welcken het niet geoorlooft en was het Priester-ampt te bedienen, siet oock ond. vers 38. ende cap. 16. vers 40. Item verg. Levit. 22.10.
margenoot10
Hebr. openinge der baer-moeder, soo werden genaemt de menschen, ende beesten, die de eerste uyt hare moeder geboren worden, Exod. 13.2. ende 34.19. ende ond. 18.15.
margenootd
Exod. 13.2.
margenoote
Exod. 13.2. ende 22.29. ende 34.19. Levit.27.26. Ond. 8.16. Luc. 2.23.
margenoot11
Hebr. van een sone des maents. De tellinge der Leviten was driederley. 1. Van een maent out, ende daer boven, als sy den Heere toegeheylicht werden, van de welcke gesproken wort hier, ende ond. vers 40.
2. Van 25 jaer out, ende daer boven, alsse gestelt wierden om het gemeene werck des Tabernakels, als nieuwe aencomelingen te bedienen: van de welcke siet, Ond. 8.24.
3. Van 30 jaren out, ende daer boven, dewelcke waren de voorneemste niet alleen in de bedieninge des Tabernakels, maer oock in 't verdragen des selven, ende sijner gereetschap. Siet van dese ond. cap. 4.3. de welcke tot vijftich jaren gekomen zijnde, vry waren van haren dienst, hoewel sy den anderen met hare authoriteyt, opsicht, beleyt, ende raet moesten bystant doen. ond. c. 8.25, 26.
margenoot12
Hebr. mont. Siet Genes. 41. op vers 40. ende Exod. 17.1. ende ond. vers 39.
margenootf
Exod. 6.16, 17. Ond. 26.57. 1.Chron. 6.1. ende 23.6.
margenoot13
Hebr. Kehath. And. oock genoemt Kohath, als in 't volgende 19. vers etc.
margenoot14
Hebr. van een sone des maents, ende soo in 't volgende.
margenoot15
Hebr. ter Zee-waert. Siet bov. 2. op vers 18.
margenoot16
Hebr. bewaringe oft waerneminge. dat is, het gene sy bewaren oft waernemen moesten.
margenoot17
Deser, ende der andere Leviten last wort in dit cap. kortelick aengewesen, maer in 't volgende breeder beschreven.
margenoot18
Verstaet door de namen van Tabernakel ende Tente alle de gordijnen, behangselen, ende deckselen tot de selve, beneden, ende boven behoorende, die van de Gersoniten gedragen moesten worden.
margenoot19
Siet bov. op vers 7.
margenoot20
Het Suyde heeft by den Hebreen sijnen name van de rechterhant, om dat de gene die hen met het aengesicht wenden nae het Oosten, het Suyden aen de rechterhant hebben.
margenoot21
Verstaet den Reuck-Altaer, ende den brantoffer-altaer, gelijck te sien is ond. cap. 4. vers 11, 13. waer van dese in 't Voorhof, ende die in 't Heylige stont.
margenoot22
Namelick, de Priesteren.
margenoot23
Verstaet hier mede den voorhanck, onderscheydende het Heylige van het Alderheyligste, mitsgaders de deckselen van de welcke wy lesen ond. 4. vers 5, 6, 7. etc.
margenoot24
Hebr. sijnen dienst, D. sijne gereetschap, tuych, vaten ende wat daer toebehoort, verg. ond. 4. vers 26.
margenoot25
Dese was gestelt over de Overste der Leviten, ende was de voornaemste naest den Hoogen-Priester, die in tijt van noot sijn plaets bewaerde. Siet 1.Reg. 4. op vers 4. zijnde hierom genaemt de tweede Priester. 2.Reg. 25.18.
margenoot26
De welcke waren drie, uyt elck geslachte Levi een: namelick Eljazaph uyt het geslachte Gersons bov. vers 24. ende Elizaphan uyt het geslachte Kahats, vers 30 ende Zuriël uyt het geslachte Merari. vers 35.
margenoot27
N. Eleazars, die de Overste der Overste Leviten was. And. dit is 't ampt der genen, die de wacht des heylichdoms waernemen: houdende dese woorden een besluyt te zijn van het verhael des ampts der Kahathiten.
margenoot28
D. die in den Godts-dienst eenich ampt ofte last hebben.
margenoot29
Dewijle de Merariten meerderen last te dragen hadden, dan de Gersoniten, gelijck af te nemen is uyt de vergelijckinge van dit, ende het volgende vers met de voorgaende versen 25, ende 26, so zijn den Merariten tot uytvoeringe van hare dienst vier wagenen, ende acht runderen gegeven, maer den Gersoniten niet meer dan twee wagenen, met vier runderen: Siet ond. cap. 7. vers 7, 8.
margenoot30
D. in plaetse vande wacht, die de kinderen Israëls anders hadden moeten waernemen. Siet bov. op vers 7.
margenoot31
Siet bov. op vers 10.
margenootg
Bov. vers 10. Ond 16.40.
margenoot32
Somen insiet de voorgaende versen 22, 28, 34. men sal bevinden, dat het getal der Gersoniten is geweest 7500. der Kohathiten 8600. ende der Merariten 6200: makende t'samen het getal van 22300, effen 300 meer dan hier in dit vers vermelt worden: maer men moet weten dat by het getal van 22000. de Priesteren zijnde uyt het geslachte van Kahath, ende daerna de Eerst-geborene der Leviten mede bygevoecht moeten worden, die overmits sy (t samen 300. zijnde) den Priesteren niet gegeven en waren, als Gode op een bysondere wijse eygen blijvende, Exod. 13.2. ende niet connende de andere eerstgeborene lossen, dewijle selve eerstgeborene waren, so worden ten rechten maer 22000 alhier in reeckeninge gebracht, als niet meer den Priesteren gegeven zijnde.
margenoot33
Namelick, die 22000 getelde, van de welcke siet bov. vers 39.
margenoot34
Want 't getal der Leviten en was maer 22000. vers 39. ende der Eerstgeborene was twee-en-twintich duysent, twee hondert ende drie en tseventich, vers 43.
margenoot35
Hebr. vijve vijve sikelen nae den kop, ofte het beckeneel.
margenoot36
Siet Genes. 20. op vers 16. ende 23. op vers 15.
margenooth
Exod. 30.13. Levit. 27.25. Num. 18.16. Ezech. 45.12.
margenoot37
Siet Levit. 27. op vers 25.
margenoot38
De welcke waren in getale 273, gelijck in 't voorgaende vers gemelt wort: ende volgens moesten so veel Eerstgeborene met gelt gelost worden, verg. de aent. op vers 46.
margenoot39
T.w. die overich waren boven het getal der Leviten.
margenoot40
Elck hooft der 273 Eerst-geborene die boven de Leviten overich waren, moeste tot sijne lossinge vijf sickelen geven, bov. vers 47. daerom het voorgemelte getal, met vijve gemultipliceert zijnde, brengt dese somme uyt.
margenoot41
Hebr. mont.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken