Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxviij. Capittel.

Wetten van Offerhanden, die op sekere gesette tijden geoffert moeten worden, vers 1, etc. als van het dagelicksch brant-offer, des morgens, 3. met sijn spijs-offer ende sijn dranck-offer, 7. ende des avonts, 8. van des Sabbaths offer, 9. van het brand-offer der Nieuwe maenden, 11. met sijn spijs-offer, dranck-offeren, ende sond-offer, 12. van des Paschen-feests-tijt, 16. offerhanden, 19. ende geduricheyt, 24. van het Pinxter-feest, ende sijne offerhanden, 26.

1

VOorder sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Gebiedt den kinderen Israëls, ende segt tot hen; Mijne offerhande, mijne Ga naar margenoot1 spijse voor mijne Ga naar margenoot2 vyerofferen, Ga naar margenoot3 mijnen lieflicken reucke, sult ghy waernemen, om my te offeren op sijnen gesetten tijt.

3

Ende ghy sult tot hen seggen: Dit is het vyeroffer, 't welck ghy den HEERE offeren sult: Ga naar margenoota twee volkomene Ga naar margenoot4 een-jarige lammeren des daegs, ten Ga naar margenoot5 gedurigen Ga naar margenoot6 brand-offer.

4

Het een lam sult ghy bereyden des morgens; ende het ander lam sult ghy bereyden Ga naar margenoot7 tusschen de twee avonden:

5

Ga naar margenootb Ende een Ga naar margenoot8 tiende deel eener Epha meelbloeme ten Ga naar margenootc Ga naar margenoot9 spijs-offer; gemengt met het vierendeel eenes Ga naar margenootd Ga naar margenoot10 Hins van gestooten olie.

6

'T is het gedurich brand-offer, het welcke op den berch Sinai Ga naar margenoot11 ingestelt was ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE.

7

En sijn Ga naar margenoot12 dranck-offer sal sijn het vierendeel eenes Hins, voor het een lam: in het Ga naar margenoot13 Heylichdom sult ghy het dranckoffer des Ga naar margenoot14 stercken drancks, den HEERE Ga naar margenoot15 offeren.

[Folio 77v]
[fol. 77v]

8

Ende dat ander lam sult ghy bereyden tusschen de twee avonden: gelijck het spijs-offer des morgens, ende gelijck sijn dranck-offer sult ghy het bereyden, ten vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE.

9

Maer op den Sabbath-dach twee volkomene eenjarige lammeren: ende twee tienden meel-bloeme, ten spijs-offer, met olie gemengt, mitsgaders sijn dranckoffer.

10

'Tis het brand-offer des Sabbaths op Ga naar margenoot16 elcken Sabbath: boven het gedurig brand-offer, ende sijn dranck-offer.

11

Ende inde Ga naar margenoot17 beginselen uwer maenden sult ghy een brand-offer den HEERE offeren: twee Ga naar margenoot18 jonge varren, ende eenen ram, seven volkomene een-jarige lammeren.

12

Ende drie tienden meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt, tot den eenen varre: ende twee tienden meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt tot den eenen ram.

13

Ende Ga naar margenoot19 telcken een tiende deel meel-bloeme ten spijs-offer, met olie gemengt, tot het Ga naar margenoot20 eene lam: 't is een brand-offer ten lieflicken reucke, een vyer-offer den HEERE.

14

Ende hare dranck-offeren sullen zijn de helft eenes Hins tot eenen varre, ende een derde deel eenes Hins tot eenen ram, ende een vierendeel eenes Hins van wijn tot een lam: Dat is het brand-offer der nieuwe mane in Ga naar margenoot21 elcke maent, Ga naar margenoot22 nae de maenden des jaers.

15

Daer toe sal een geyten-bock, ten Ga naar margenoot23 sond-offer den HEERE, boven het gedurich brand-offer bereydt worden, met sijn dranck-offer.

16

Ga naar margenoote Ende inde eerste maent, op den veertienden dach der maent; is het Ga naar margenoot24 Paesschen Ga naar margenoot25 den HEERE.

17

Ende op den vijftienden dach der selver maent isset feest: seven dagen sullen ongesuerde [brooden] gegeten worden.

18

Op den Ga naar margenootf eersten dach sal Ga naar margenoot26 eene heylige t'samen-roepinge zijn: geen dienstwerck en sult ghy lieden doen:

19

Maer ghy sult een vyer-offer, ten brandoffer den HEERE offeren, Ga naar margenoot27 twee jonge varren, ende eenen ram: daer toe seven een-jarige lammeren; volkomen sullen sy u zijn.

20

Ende haer spijs-offer sal zijn, meel-bloeme met olie gemengt: drie tienden tot eenen varre, ende twee tienden tot eenen ram sult ghy bereyden.

21

Telcken sult ghy een tiende deel bereyden tot een lam, tot die seven lammeren toe:

22

Daerna eenen bock ten sond-offer, om over ulieden versoeninge te doen.

23

Behalven het morgen-brand-offer, 't welcke tot een gedurich brand-offer is; sult ghy dese dingen bereyden.

24

Achtervolgende dese dingen sult ghy des daechs, seven dagen lanck, de spijse des vyer-offers bereyden ten lieffelicken reucke den HEERE: boven dat gedurich brandoffer sal't bereydt worden, met sijn dranck-offer.

25

Ende op den sevenden dach sult ghy eene heylige t'samen-roepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen.

26

Insgelijcks op den dach der Eerstelingen, als ghy een Ga naar margenoot28 nieuw spijs-offer den HEERE sult offeren Ga naar margenoot29 nae uwe weken, sult ghy eene heylige t' samen-roepinge hebben: geen dienstwerck en sult ghy doen.

27

Dan sult ghy den HEERE Ga naar margenoot30 een brand-offer, ten lieflicken reucke offeren, twee jonge varren, eenen ram, seven een-jarige lammeren;

28

Ende haer spijsoffer van meel-bloeme, met olie gemengt: drie tienden tot eenen varre, twee tienden tot eenen ram.

29

Telcken een tiende tot een lam; tot die seven lammeren toe:

30

Eenen geyten-bock; om voor u versoeninge te doen.

31

Behalven het gedurich brand-offer ende sijn spijs-offer, sult ghyse bereyden: sy sullen u volkomen zijn met hare dranck-offeren.

margenoot1
Hebr. broot. Siet Levit. 3. op vers 11. ende ond. vers 24.
margenoot2
Siet Levit. 1. op vers 9.
margenoot3
Siet Genes. 8. op vers 21.
margenoota
Exod. 29.38.
margenoot4
Hebr. sonen eens jaers. alsoo in 't volgende, als versen 9, 11, 19, 27.
margenoot5
Siet ond. vers 6, ende de aent.
margenoot6
Siet Genes. 8. op vers 20. ende Levit. 6. op vers 9.
margenoot7
D. tusschen beyde de eynden des avonts, ofte tusschen des avonts inganck ende uytganck. Den avont nu ginck in, met de negende ure des daechs, dat is, drie uren voor den onderganck der sonne, ende ginck met den selven onderganck uyt. Die twee eynden des avonts worden twee avonden geheeten, om dat het eerste was het eynde des afgaenden daechs, ende het andere het begin des aenkomenden nachts. siet oock Exo. 12. op vers 6.
margenootb
Exod. 16.36.
margenoot8
Genaemt in 't Hebreeusch Gomer, and. Homer, ofte Omer. Siet Exo. 16. op vers 36. ende Lev. 5. op vers 11. Hier uyt blijckt, als van een, ofte twee, ofte drie, etc. deelen meel-bloeme gesproken wort, dat het te verstaen zy van de deelen eener Epha.
margenootc
Levit. 2.1.
margenoot9
Siet Lev. 2. op vers 1.
margenootd
Exod. 29.40.
margenoot10
Eene mate van natte waren, soo by den Hebreen genoemt: van de welcke siet, Lev. 19. op vers 36.
margenoot11
Hebr. gemaeckt. siet van 't gedurich brand-offer, Exo. 29.38, 39. etc. ende vande andere offeren, Lev. 23. de welcke om datse daerna 39 jaren lanck in de woestijne, niet wel onderhouden en zijn geweest, so heeft Godt de wetten daer van, als sy nu op het intreden des lants van Canaan waren, willen vernieuwen, eensdeels op datse niet meer en souden nagelaten worden, anderdeels op dat hier uyt blijcken soude, dat hy als een genadich vader, dat volck, niet tegenstaende sijne veelvoudige afwijckingen, noch voor sijn eygendom gehouden heeft, van 't welcke hy begeerde gekent, ende gedient te wesen.
margenoot12
Siet Lev. 23. op vers 37.
margenoot13
D. in het voorhof des Tabernakels, op den brand-offer altaer: alsoo oock genoemt 2.Chron. 29.7. siet de aent. aldaer.
margenoot14
Hebr. Schechar. siet Lev. 10. op vers 9. verstaet wijn, als te sien is, ond. vers 14. ende Exo. 29.40. ende Lev. 23.13.
margenoot15
Het Hebr. woort beteeckent het offeren van vochtige dingen, als Gen. 35.14. Exo. 30.9.
margenoot16
Hebr. in sijnen Sabbath. Alsoo oock ond. vers 14. in sijne maent, voor, in elcke maent.
margenoot17
Hebr. hoofden. alsoo Exod. 12.2. bov. 10.10.
margenoot18
Hebr. de sonen eens runts. alsoo oock ond. vers 19. ende 27. Siet Levit. 1. op vers 14.
margenoot19
Hebr. een tiende, een tiende. Siet Genes. 7. op vers 2. ende ond. vers 21. ende 29.
margenoot20
D. elck lam. Alsoo ond. 29.4. ende 1.Reg. 10.14. op een jaer, dat is, op elck jaer, etc.
margenoot21
Hebr. haer maent.
margenoot22
Ofte, door de maenden des jaers. dat is, 't welck in 't begin van elcke maent des jaers geoffert moeste worden.
margenoot23
Siet Levit. 4. op vers 3.
margenoote
Exod. 12.18. ende 23.5. Levit. 23.5.
margenoot24
Siet Lev. 23. op. vers 5.
margenoot25
And. des HEEREN.
margenootf
Deuter. 23.7.
margenoot26
Ende volgens, eene heylige by-eenkomste tot den Godesdienst. Hebr. eene t'samenroepinge der heylicheyt, alsoo ond. versen 25, 26. Siet Levit. 23. op vers 2.
margenoot27
Hebr. twee sonen des runts.
margenoot28
Siet Levit. 23. op vers 16.
margenoot29
D. na dat de seven weken, van de welcke wy lesen Levit. 23.15, 16. sullen afgeloopen zijn.
margenoot30
Dit offer behoorende tot desen dach, is te onderscheyden van een ander, daer van te sien is, Levit. 23.18. dat diende eygentlick tot de onderhoudinge van de Pincxter-dach: dit quam daer by, om de wijse van de Eerstelingen, die den Heere te offeren waren, voor te schrijven; sulcx datse beyde gedaen moesten worden, zijnde het een door het ander niet wech genomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken