Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Getrouwe waerschouwingen aen Israël, dat sy hare vyanden overwonnen hebbende, ende in ’t beloofde lant gebracht zijnde, geensins moesten gedencken, dat Godt sulcx om hare gerechticheyt gedaen hadde, maer om der inwoonderen boosheyt te straffen, ende sijne genadige verbonts-beloften aen Israël te volbrengen, vers 1, etc. welcx Mose bewijst met een lanck verhael van Israëls wederspannicheyt ende grouwelicke sonden, begaen aen Horeb, 7. te Tabhera, Massa, Kibroth-Taava, 22. als oock te Kades-Barnea, 23. waer by Mose verhaelt, hoe seer hy om harer sonden wille zy ontstelt geweest, ende wat voorbiddingen hy heeft moeten doen, om Godts toorn te stillen, 15.

1

HOort Israël; ghy sult Ga naar margenoot1 heden over de Iordane gaen, dat ghy inkomet om Ga naar margenoot2 volcken te erven, die grooter ende stercker zijn dan ghy: steden, die groot, ende tot Ga naar margenoot3 inden hemel gesterckt zijn:

2

Een groot ende lanck volck, kinderen der Ga naar margenoot4 Enakim: die ghy kent, ende [van welcken] ghy Ga naar margenoota gehoort hebt: Ga naar margenoot5 Wie soude bestaen voor ’t aengesichte der kinderen Enaks?

3

So sult ghy heden weten, dat de HEERE uwe Godt de gene is, die voor u aengesichte doorgaet, een Ga naar margenootb Ga naar margenoot6 verteerende vyer; die salse verdelgen, ende die salse voor u aengesichte nederwerpen: ende ghy sultse uyt de besittinge verdrijven, ende sultse haestelick te niete doen, gelijck als de HEERE u gesproken heeft.

4

Wanneerse nu de HEERE uwe Godt voor u aengesichte sal hebben uytgestooten, so en Ga naar margenoot7 spreeckt niet in u herte, seggende: De HEERE heeft my om mijne gerechticheyt ingebracht, om dit lant te erven: want om de godtloosheyt deser volcken, verdrijftse de HEERE voor u aengesichte uyt de besittinge.

5

Niet om Ga naar margenoot8 uwe gerechticheyt, noch om de oprechticheyt uwes herten koomt ghy henen in, om haer lant te erven: maer om de godtloosheyt deser volcken, verdrijftse de HEERE uwe Godt voor u aengesicht uyt de besittinge; ende om het woort te bevestigen, dat de HEERE uwe Godt uwen vaderen, Abraham, Isaac ende Iacob Ga naar margenootc gesworen heeft.

6

Weet dan, dat u de HEERE uwe Godt niet om uwe gerechticheyt dit selve goede lant geeft, om dat te erven: want ghy zijt een Ga naar margenoot9 hartneckich volck.

7

Gedenckt, en vergeet niet, dat ghy den HEERE uwen Godt inde woestijne Ga naar margenootd seer vertoornt hebt: van dien dage af, dat ghy uyt Egyptenlant uytgegaen zijt, tot dat ghy quaemt aen dese plaetse, zijt ghylieden wederspannich geweest tegen den HEERE.

8

Ga naar margenoot10 Ga naar margenoote Want aen Horeb vertoorndet ghy den Heere seer: dat hy sich tegen u vertoornde, om u te verdelgen.

9

Als ick op den berch geklommen was, om te ontfangen de steenen tafelen, de tafelen des Ga naar margenoot11 verbonts, dat de HEERE met u lieden Ga naar margenoot12 gemaekt hadde; doe Ga naar margenootf bleef ick veertich dagen ende veertich nachten op den berch, Ga naar margenoot13 at geen broot, ende dronck geen water.

10

Ende de HEERE gaf my de twee steenen tafelen, Ga naar margenootg met Ga naar margenoot14 Godes vinger beschreven: ende Ga naar margenoot15 op deselve, nae alle de woorden, die de HEERE op den berch uyt het midden des vyers Ga naar margenoot16 ten dage der versamelinge met ulieden gesproken hadde.

11

So geschieddet ten eynde van veertich dagen ende veertich nachten, [als] my de HEERE de twee steenen tafelen, de tafelen des verbonts, gaf;

12

Dat de HEERE tot my seyde: Staet op, gaet haestelick af van hier, want u volck, dat ghy uyt Egypten hebt uytgevoert, heeft Ga naar margenoot17 het verdorven: sy zijn haestelick afgeweken van den Ga naar margenoot18 wech, dien ick hen geboden hadde; sy hebben hen een gegoten beelt gemaeckt.

13

Voorts sprack de HEERE tot my, seggende: ick heb dit volck aengemerckt, ende siet, het is een Ga naar margenooth hartneckich volck.

14

Ga naar margenooti Ga naar margenoot19 Laet van my af dat ickse verdelge, ende haren naem van onder den Hemel uytdoe: ende ick sal u tot een machtiger ende meerder volck maken, dan dit is.

15

Doe keerde ick my, ende ginck van den berch af; de berch nu brandde van vyer, ende de twee tafelen des verbonts waren op beyde mijne handen.

16

Ende ick sach toe, ende siet, ghy haddet aen den Heere, uwen Godt, gesondicht, ghy haddet u een gegoten kalf gemaeckt: ghy waert haestelick afgeweken vanden wech, dien u de HEERE geboden hadde.

17

Doe vattede ick de twee tafelen, ende wierpse henen uyt beyde mijne handen, ende brackse voor uwe oogen.

18

Ende ick wierp my neder voor het aengesichte des HEEREN, Ga naar margenoot20 als ten eersten, veertich dagen ende veertich nachten, ick en at geen broot, ende dronck geen water: om alle uwe sonde, die ghy haddet gesondicht, doende Ga naar margenoot21 dat quaet is in des HEEREN oogen, om hem tot toorne te verwecken.

19

Want ick vreesde van wegen den toorne ende de grimmicheyt, daermede de HEERE seer op u lieden vertoornt was, om u te verdelgen: doch de HEERE verhoorde my oock op dat mael.

20

Oock vertoornde sich de HEERE seer tegen Aaron, om hem te verdel-

[Folio 87r]
[fol. 87r]

gen: doch ick badt oock ter selver tijt voor Aaron.

21

Maer Ga naar margenoot22 uwe sonde, het kalf, dat ghy haddet gemaeckt, Ga naar margenootk nam ick ende verbrandde’t met vyer, ende stampte’t, malende het wel, tot dat het verdunt wert tot stof: ende Ga naar margenoot23 sijn stof wierp ick inde beke, die van den berch afvliet.

22

Oock vertoorndet ghy den HEERE seer te Ga naar margenootl Ga naar margenoot24 Thabera ende te Ga naar margenootm Ga naar margenoot25 Massa, ende te Ga naar margenootn Ga naar margenoot26 Kibroth-Taava.

23

Voorts als de HEERE ulieden sondt uyt Kades Barnea, seggende: Ga naar margenooto Gaet op ende ervet dat lant, dat ick u gegeven hebbe: so waert ghy den Ga naar margenoot27 monde des H EEREN uwes Godts wederspannich, ende en Ga naar margenoot28 geloofdet hem niet, ende en waert sijne stemme niet gehoorsaem.

24

Weder spannich zijt ghy geweest tegen den HEERE: van den dach af, dat ick u Ga naar margenoot29 gekent hebbe.

25

Ende ick wierp my neder voor des HEEREN aengesicht, die veertich dagen, ende veertich nachten, inde welcke ick my nederwierp: dewijle de HEERE geseyt hadde, dat hy u verdelgen soude;

26

Ende ick badt tot den HEERE, ende seyde, Ga naar margenootp Heere, HEERE, en verderft u volck ende u erfdeel niet, dat ghy door uwe Ga naar margenoot30 grootheyt verlost hebt: dat ghy uyt Egypten door eene stercke hant hebt uytgevoert.

27

Gedenckt Ga naar margenoot31 uwer knechten, Abrahams, Isaacs ende Iacobs: Siet niet op de hardicheyt dese volcx, noch op sijne godloosheyt, noch op sijne sonde.

28

Ga naar margenoot32 Op dat het lant, van daer ghy ons hebt uytgevoert, Ga naar margenootq niet en segge; Om datse de HEERE niet en konde brengen in’t lant, daer van hy hen gesproken hadde; ende om Ga naar margenoot33 dat hyse hatede, heeft hyse uytgevoert, om haer te dooden inde woestijne.

29

Sy zijn doch u volck, ende u erfdeel, dat ghy door uwe groote kracht ende door uwen uytgestreckten arm hebt uytgevoert.

margenoot1
D. al haest, binnen korten tijt.
margenoot2
D. landen der volckeren, die etc. want die volckeren moesten sy uytroeyen nae Godes bevel.
margenoot3
Siet bov. cap. 1. op vers 28.
margenoot4
Als bov. cap. 1.28. ende 2.10, 11.
margenoota
Num. 13.33, 34.
margenoot5
Een gemeen spreeckwoort, ten tyde als dese Reusen in fleur waren.
margenootb
Bov. 4.24. Hebr. 12.29.
margenoot6
Siet bov. cap. 4. op vers 24.
margenoot7
Siet bov. cap. 7. op vers 17.
margenoot8
Want ghy, wil de HEERE seggen, geene gerechtigheyt by u selven hebt, maer het contrarie. Siet versen 6, 7. etc. eene gelijcke maniere van spreken gebruyckt d’Apostel Tit. 3.5. ende elders dickwils in ’t verhael van de oorsaken der salicheyt, dat is, onser verlossinge ende besittinge des hemelschen Canaans, als hy seyt: niet uyt de wercken, niet uyt de rechtveerdige wercken, die wy souden gedaen hebben, etc.
margenootc
Genes. 12.7. ende 13.15. ende 15.7. ende 17.8. ende 26.4. ende 28.13.
margenoot9
Siet Exod. 32.9.
margenootd
Exod. 14.11. ende 16.2. ende 17.2. Num. 11.4.
margenoot10
Dit volgende verhael dient tot bewys van het 5 ende 6 vers, daer Mose seyde, dat Godt haer niet om hare gerechticheyt in ’t lant Canaan brengen soude.
margenoote
Exod. 32.4. Psal. 106.19.
margenoot11
D. op de welcke de tien geboden geschreven waren, die het verbont der wet Godes vervateden: alsoo vers 10. etc.
margenoot12
Siet Genes. 15. op vers 18.
margenootf
Exod. 24.18. ende 34.28.
margenoot13
D. ick nuttichde noch spijse noch dranck. alsoo vers 18. ende 1.Reg. 13.8, 9, 13. 2.Reg. 6.22.
margenootg
Exod. 31.18.
margenoot14
D. met sijnen vinger. Siet de geestelicke beduydinge van desen, 2.Corint. 3.3, 7. ende verg. Ier. 31.33.
margenoot15
T.w. was geschreven.
margenoot16
Als Israël onder aen den voet des berchs stont om des HEEREN geboden aen te hooren.
margenoot17
Ofte, sich verdorven. Siet Exod. 32.7.
margenoot18
Siet Gen. 18. op vers 19.
margenooth
Exod. 32.9. ende 33.3. ende 34.9. Ond. 10.16. ende 31.27. 2.Reg. 17.14.
margenooti
Exod. 32.10. Psal. 106.23.
margenoot19
Of de HEERE seyde: en valt my niet meer lastich met u voorbidden voor dit hartneckich volck. Siet Mosis voorbede, Exod. 32.11, 12, etc. ende 34.9. ende ond. vers 26, etc.
margenoot20
Ick deed’wederom als ick te vooren gedaen hadde.
margenoot21
D. dat hem mishaegt.
margenoot22
D. als de volgende woorden uytwijsen, het gegoten calf, daer mede ghy de grouwelicke sonde der afgoderye bedreven hadt. Verg. Ies. 27.9. Hos. 10.8. Amos 8.14.
margenootk
Exod. 32.20.
margenoot23
Om desen grouwel op ’t hoochste te verfoeyen, ende alle gedachtenisse daer van in de diepte te versmooren. siet hier van breeder Exod. 32. op vers 20. ende verg. 2.Reg. 23. op vers 12.
margenootl
Num. 11.2.
margenoot24
D. brant. waer om dese plaetse alsoo genaemt zy, Siet Num. 11.2, 3.
margenootm
Exod. 17.7.
margenoot25
D. versoeckinge, Siet Exod. 17.7.
margenootn
Num. 11.4, 34.
margenoot26
D. lust-graven. Siet Num. 11.34.
margenooto
Num. 13.3. ende 14.1.
margenoot27
D. het bevel.
margenoot28
Siet bov. cap. 1. op vers 32.
margenoot29
D. met u omgegaen, ende volgens mijn beroep met u te doen gehadt hebbe.
margenootp
Exod. 32.11. Num. 14.13.
margenoot30
D. Majesteyt, ofte, groote mogentheyt. Siet ond. cap. 11.2.
margenoot31
D. des verbonts, dat ghy met hen gemaeckt hebt.
margenoot32
Hebr. op datse niet seggen, het lant, van daer, etc. dat is, op dat de inwooners des lants, van daer, etc. niet seggen. naemlick de Egyptenaers: als Exod. 32.22.
margenootq
Exod. 32.12. Num. 14.16.
margenoot33
Verg. bov. 1.27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken