Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xix. Capittel.

Saul soeckt David te dooden, vers 1, etc. Ionathan waerschouwt David, 2. ende hy spreeckt voor hem by Saul, 4. Die sweert dat hy David niet dooden en soude, 6. David komt weder te hove, 7. Hy treckt in den krijch, ende slaet de Philistijnen, 8. Daerom soeckt Saul al wederom David te dooden, 10. Michal Davids huysvrouwe geeft hem sulcx te kennen, 11. Daerom vluchtte hy, 12. Michal bedriecht haren vader, 13. David komt te Rama by Samuel, 18. Saul sendt boden nae Najoth, om David te vangen: die propheteren, 20. Hy sendt andere boden, die propheteren oock, 21. Hy treckt selve henen, 22. ende hy propheteert oock, 23.

1

DErhalven sprack Saul tot sijnen sone Ionathan, ende tot alle sijne knechten, om David te dooden: Doch Ionathan Sauls sone hadde groot welgevallen aen David.

2

Ende Ionathan vercondigde ’t David, seggende, Mijn vader Saul soeckt u te dooden: nu dan, wacht u doch Ga naar margenoot1 ’s morgens, ende blijft in’t verborgen, ende versteeckt u.

[Folio 134r]
[fol. 134r]

3

Doch ick sal uytgaen, ende aen de hant mijnes vaders staen Ga naar margenoot2 op’t velt, daer ghy sult zijn, ende ick sal van u tot mijnen vader spreken: ende sal Ga naar margenoot3 sien wat het zy, dat sal ick u vercondigen.

4

So sprack dan Ionathan goet van David tot sijnen vader Saul: ende hy seyde tot hem, De Coninck en Ga naar margenoot4 sondige niet tegen sijnen knecht David, om dat hy tegen u niet gesondicht en heeft, ende om dat sijne daden voor u seer goet zijn:

5

Want Ga naar margenoot5 hy heeft sijne ziele in sijne hant geset, ende hy heeft den Ga naar margenoot6 Philistijn geslagen, ende de HEERE heeft een groot heyl den gantschen Israël gedaen, ghy hebt het gesien, ende ghy zijt verblijt geweest: waerom soudt ghy dan tegen onschuldich bloet sondigen, David sonder oorsake doodende?

6

Saul nu hoorde nae de stemme Ionathans: ende Saul swoer, [soo waerachtich als] de HEERE leeft, Ga naar margenoot7 Hy en sal niet gedoodt worden.

7

Ende Ionathan riep David, ende Ionathan gaf hem alle dese woorden te kennen: ende Ionathan bracht David tot Saul, ende Ga naar margenoot8 hy was voor sijn aengesichte als gisteren [ende] eergisteren.

8

Ende daer wert wederom crijch: ende David tooch uyt, ende streedt tegen de Philistijnen, ende hy sloechse met eenen grooten slach, ende sy vloden voor sijn aengesichte.

9

Ga naar margenoota Doch de boose geest des HEEREN was over Saul, ende hy sat in sijn huys, ende sijn spiesse was in sijn hant: ende David speelde op snaren-spel met der hant.

10

Saul nu socht met de spiesse Ga naar margenoot9 David aen den wandt te spitten, doch hy ontweeck van het aengesichte Sauls, die met de spieesse in den wandt sloech: doe vloodt David, ende ontquam in dien selven nacht.

11

Maer Saul sondt boden henen tot Davids huys, dat sy hem bewaerden, ende dat sy hem des Ga naar margenoot10 morgens doodden: dit gaf Michal, sijne huys-vrouwe, David te kennen, seggende, Indien ghy uwe Ga naar margenoot11 ziele desen nacht niet en behoedet, so sult ghy morgen gedoodt worden.

12

Ende Michal liet David Ga naar margenoot12 door een venster neder: ende hy ginck henen, ende vluchtte, ende ontquam.

13

Ende Michal nam Ga naar margenoot13 een beelt, ende sy leyde’t in’t bedde, ende sy leyde Ga naar margenoot14 een geyten vel aen sijn hooft-peuluwe, ende deckte’t met een cleet toe.

14

Saul nu sondt boden om David Ga naar margenoot15 te halen: sy dan seyde, Hy is sieck.

15

Doe sondt Saul boden om David te Ga naar margenoot16 besien, seggende: Brengt hem in’t bedde tot my op, datmen hem doode:

16

Als de boden quamen, so siet daer was een beelt in’t bedde, ende daer was een geyten-vel aen sijn hooft-peuluwe.

17

Ga naar margenoot17 Doe seyde Saul tot Michal, Waerom hebt ghy my alsoo bedrogen? ende hebt mijnen vyant laten gaen, dat hy ontcomen is? Michal nu seyde tot Saul, Hy seyde tot my, Laet my gaen, Ga naar margenoot18 waerom soude ick u dooden?

18

Also vluchtte David, ende ontquam, ende Ga naar margenoot19 hy quam tot Samuel te Rama, ende hy gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaen hadde: ende hy ende Samuel gingen henen, ende sy bleven te Ga naar margenoot20 Najoth.

19

Ende men bootschapte Saul, seggende: Siet David is te Najoth Ga naar margenoot21 by Rama.

20

Doe sondt Saul boden henen om David te Ga naar margenoot22 halen, die Ga naar margenoot23 sagen een vergaderinge van Propheten Ga naar margenoot24 propheterende, ende Samuel staende, over hen gestelt: ende de Geest Godes was over Sauls boden, ende die Ga naar margenoot25 propheteerden oock.

21

Doe men’t Saul bootschapte, so sondt hy andere boden, ende die propheteerden oock: doe voer Saul voort, ende sondt de derde boden, ende die propheteerden oock.

22

Daer na ginck hy oock selve nae Rama, ende hy quam tot den grooten water-put, die te Ga naar margenoot26 Sechu was, ende hy vraechde, ende seyde, Waer is Samuel, ende David? doe wert hem geseyt, Siet, sy zijn te Najoth by Rama.

23

Doe ginck hy derwaerts nae Najoth by Rama: ende deselve Geest Godes was oock op hem, ende hy al voortgaende, propheteerde, tot dat hy te Najoth in Rama quam.

24

Ende Ga naar margenoot27 hy tooch selfs oock sijne cleederen uyt, ende hy propheteerde selfs oock, voor het aengesichte Samuels, ende Ga naar margenoot28 hy viel Ga naar margenoot29 bloot neder dien selven gantschen dach, ende de gantsche nacht: daerom seytmen, Ga naar margenoot30 Is Saul oock onder de Propheten?

margenoot1
Want Sauls trauwanten meynden hem smorgens te dooden, vers 11. And. tot morgen, want midler tijt hadde Ionathan voorgenomen met Saul voor David ten besten te spreken, ende te vernemen of Saul noch volhardde in sijn boos voornemen.
margenoot2
And. In ’t velt.
margenoot3
Of vernemen, of, mercken.
margenoot4
T.w. hem ongelijck doende, ende hem dus doodelick vervolgende.
margenoot5
Hy wil seggen, hy heeft sijn leven gewaecht, ende hem selven in doots gevaer gestelt. Siet gelijcke maniere van spreken ond. c. 28.21. Iud. 12.3.
margenoot6
And. de Philistijnen, siet bov. c. 18.6.
margenoot7
T.w. Door mijn bevel. So dat Saul hier van sijn voor-nemen vers 1. afstant doet. Hebr. Indien hy gedoodt wort! siet de aenteeck. op Genes. 14.23.
margenoot8
D. Hy quam te hove, ende bediende sijn ampt, gelijck hy te vooren gedaen hadde.
margenoota
1.Sam. 16.14. ende 18.10.
margenoot9
Siet bov. 18.11.
margenoot10
Siet bov. vers 2.
margenoot11
D. u selven, uwen persoon, u leven.
margenoot12
Want de deuren waren besett met de knechten Sauls.
margenoot13
Hebr. Teraphim. als ond. vers 16.
margenoot14
Quansuys of het Davids hayr ware.
margenoot15
And. te vangen, Hebr. te nemen.
margenoot16
D. te besoecken, quansuys, als of sy hem uyt vrientschap in sijn sieckte quamen visiteren. Doch principalick om te sien, of hy in der waerheyt sieck was, of dat hy den sieckaert maeckte, ende in allen gevalle hem mede te nemen.
margenoot17
T.w. Na dat de boden Saul hadden vertelt wat haer wedervaren was.
margenoot18
Sy wil seggen, dat David gedreygt hadde haer te dooden, indien sy hem niet en liet gaen. siet gelijcke maniere van spreken, 2.Sam. 2.22.
margenoot19
T.w. om raet te vragen wat hy doen soude, ende oock vermoedende, dat hy daer vryer als ergens anders wesen soude in’t geselschap van Samuel, ende d’ander Propheten, die selfs te Gibea, onaengesien de Philistijnen aldaer haer garnisoen hadden, vry waren, 1.Sam. 10.10.
margenoot20
Dit is een plaetse daer de Propheten een collegium ofte schole hadden, by Rama gelegen, daer Samuel sijne wooninge hadde.
margenoot21
Alsoo wort de Hebreeusche letter Beth klaerlick genomen Iosu. 5.13, etc.
margenoot22
Siet vers 14.
margenoot23
Hebr. sach, D. elck een der selver sach.
margenoot24
D. Godt lovende, ende sijnen name groot makende met gebeden ende lof-sangen.
margenoot25
D. Sy stelden haer aen gelijck de Propheten deden als sy propheteren, siet bov. cap. 18.10. Het schijnt dat dese boden Sauls soo van sinne zijn verandert geworden, dat sy hare wapenen af-leggende, niet verder en gedachten de handen aen David te slaen, daer sy nochtans om uyt-gesonden waren.
margenoot26
Siet van dese Stadt d’aenteeck. op 1.Sam. 17.1.
margenoot27
D. Hy leyde sijne Conincklijcke, ofte krijchs-mans opper-kleedinge af, met de welcke hy gekomen was om David te vangen.
margenoot28
Verst. dat hy gelijck als in een verruckinge van sinnen is gevallen, gelijck sulcx somtijts den Propheten is wedervaren. Siet Num. 24.4. ofte, hy viel neder, gelijck de andere, in het bidden haer tegen d’aerde streckende, haer alsoo t’samen voor den Heere verootmoedigende.
margenoot29
Of naeckt. Verstaet dit alsoo, dat hy sich ontblootet heeft van sijn Conincklick, of opper-kleet, ofte van sijn krijchs-mans kleet, siet dergelijcke Ies. 20.2. Mich. 1.8.
margenoot30
Siet bov. cap. 10. op vers 12. Hier past dit spreeck-woort op die gene, die van Godt wonderbaerlick in haer voor-nemen verhindert worden, gelijck Saul wedervaren is. Siet dergelijcke geschiedenisse, Num. 23. ende 24. in Bileam: ende Actor. 9. in Saul.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken