Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Hier worden verhaelt de voornaemste uyt de stamme Iuda, Benjamin, Ephraim, ende Manasse, die na de Babylonische wechvoeringe wedergekeert zijnde, te Ierusalem zijn komen woonen, vers 1, etc. als oock de Priesteren ende Leviten, ende hoe de selve haer ampt bedienden in den Tempel te Ierusalem, 10. Daer by dan eyndelick verhaelt wort het geslachte Sauls, 35.

1

ENde gantsch Israël wert in geslacht-registers getelt, ende siet sy zijn geschreven in het boeck der Coningen Israëls: Ende die van Iuda waren wech-gevoert nae Babel, om harer overtredinge wille.

2

De Ga naar margenoot1 eerste inwoonders nu die in hare besittinge, in hare steden [quamen], waren Ga naar margenoot2 de Israëliten, de Priesters, de Leviten, ende de Ga naar margenoot3 Nethinim.

3

Maer te Ierusalem Ga naar margenoot4 woonden van de kinderen Iuda, ende van de kinderen Benjamins: ende Ga naar margenoot5 van de kinderen Ephraims ende Manasse:

4

Uthai de sone Ammihud, des soons Omri, des soons Imri, des soons Bani, van Ga naar margenoot6 de kinderen Perez des soons Iuda.

5

Ende Ga naar margenoot7 van de Siloniten was Asaja de eerst-geboren, ende sijne kinderen.

6

Ende van de kinderen Zerah was Ieuël, ende harer Ga naar margenoot8 broederen waren ses hondert ende tnegentich.

[Folio 189v]
[fol. 189v]

7

Ende van de kinderen Benjamins waren, Sallu de sone Mesullams, des soons Hodavia, des soons Hassenua:

8

Ende Ibneja de sone Ierohams, ende Ela de sone Uzzi, des soons Michri: ende Mesullam de sone Sephatja, des soons Reuel, des soons Ibnija:

9

Ende hare broederen nae hare geslachten, negen hondert ende ses en vijftich: Alle dese mannen waren hoofden der vaderen in de huysen harer vaderen.

10

Van de Priesteren nu, Iedaja ende Iojarib, ende Iachin.

11

Ende Ga naar margenoot9 Azarja de sone Ga naar margenoot10 Hilkija, des soons Mesullam, des soons Zadok, des soons Merajoth, des soons Ahitub, Ga naar margenoot11 Overste Ga naar margenoot12 des Huyses Godes.

12

Ende Adaja de sone Ierohams, Ga naar margenoot13 des soons Pashur, des soons Malkija: ende Masai de sone Adiëls, des soons Iahzera, des soons Mesullams, des soons Mesillemith, des soons Immers.

13

Daer toe hare broeders, hoofden in de huysen harer vaderen, duysent ende seven hondert, ende sestich: kloecke helden aen het werck des dienstes van het Huys Godes.

14

Van de Leviten nu, waren Semaja de sone Hasub, des soons Azrikam, des soons Hasabja, van de kinderen Merari.

15

Ende Bakbakkar, Heres, ende Galal, ende Mattanja, de sone Micha, des soons Zichri, des soons Asaph.

16

Ende Obadja de sone Semaja, des soons Galal, des soons Ieduthun: ende Berechja, de sone Asa, des soons Elkana, woonachtich in de Ga naar margenoot14 dorpen der Netophathiten.

17

De Ga naar margenoot15 poortiers nu, waren Sallum, ende Akkub, ende Talmon, ende Ahiman, ende hare Ga naar margenoot16 broeders, Sallum was’t hooft.

18

Ooc tot noch toe, aen de Ga naar margenoot17 poorte des Conincx oostwaert, waren Ga naar margenoot18 dese de Ga naar margenoot19 poortiers onder de legers der kinderen van Levi.

19

Ende Sallum de sone Kore des soons Ebiasaph, des soons Korah, ende sijne Ga naar margenoot20 broeders van den huyse sijnes vaders, de Korahiten, waren over het werck des dienstes, wachters der dorpelen des Tabernakels: Gelijck hare Ga naar margenoot21 vaders in Ga naar margenoot22 het leger des HEEREN geweest waren bewaerders van den Ga naar margenoot23 inganck,

20

Als Pinehas de sone Eleazars te vooren Voorganger by haer was, met welcken de Ga naar margenoot24 HEERE was.

21

Ga naar margenoot25 Zacharja de sone Meselemja, was poortier aen de deure der Tente der t’samenkomste.

22

Alle die uytgelesen waren tot poortiers aen de dorpelen, waren twee hondert, ende twaelf: Dese waren in’t geslacht-register gestelt nae hare dorpen, Ga naar margenoot26 David ende Ga naar margenoot27 Samuel Ga naar margenoot28 de Siender haddense in haer Ga naar margenoot29 ampt bevesticht.

23

Sy dan, ende hare sonen waren aen de poorten Ga naar margenoot30 des Huyses des HEEREN, in het huys der Tente, Ga naar margenoot31 aen de wachten.

24

Die poortiers waren Ga naar margenoot32 aen de vier winden, tegen ’t oosten, tegen Ga naar margenoot33 ’t westen, tegen ’t noorden, ende tegen ’t zuyden.

25

Ende hare Ga naar margenoot34 broeders waren op hare dorpen, Ga naar margenoot35 inkomende ten sevenden dage van tijt tot tijt Ga naar margenoot36 met hen [te dienen].

26

Want Ga naar margenoot37 in dat ampt waren vier Overste poortiers, die Leviten waren: Ende sy Ga naar margenoot38 waren over de kameren, ende over de schatten des huyses Godes.

27

Ende Ga naar margenoot39 sy bleven over nacht rontom het Huys Godes: want op hen was de wacht, ende sy waren over de Ga naar margenoot40 openinge, Ga naar margenoot41 ende dat alle morgen.

28

Ende [eenige] van hen waren over de vaten Ga naar margenoot42 des dienstes, want by getale droegen syse in, ende by getale droegen syse uyt.

29

Want uyt de selve zijnder bestelt over de vaten, ende over alle de heylige vaten: ende over de meel-bloeme, ende wijn, ende olye, ende wieroock, ende specerye.

30

Ende uyt de sonen der Priesteren waren Ga naar margenoot43 de bereyders van Ga naar margenoot44 het reuckwerck der speceryen.

31

Ende Matthithja uyt de Leviten, de welcke was de eerstgeboren Ga naar margenoot45 Sallums des Koraïters, was in het ampt over het werck Ga naar margenoot46 dat in pannen gekoockt wort.

32

Ende uyt de kinderen der Kahathiten uyt hare broederen, waren [eenige] over Ga naar margenoot47 de brooden der toerichtinge, om [die] Ga naar margenoot48 alle Sabbathen te bereyden.

33

[Uyt] Ga naar margenoot49 dese zijn oock de Sangers, hoofden Ga naar margenoot50 der vaderen onder de Leviten in de Ga naar margenoot51 kameren, Ga naar margenoot52 dienstvry: Ga naar margenoot53 want dach ende nacht was het op hen, in dat werck te zijn.

34

Dit zijn de hoofden der vaderen onder de Leviten, hoofden in hare geslachten: Dese woonden te Ierusalem.

35

Maer te Gibeon Ga naar margenoot54 hadden gewoont Ieiël, de vader Gibeons: Ga naar margenoot55 (sijnes susters name nu was Maacha.)

36

Ende Abdon was sijn eerstgeboren sone, daerna Zur, ende Kis, ende Baal ende Ga naar margenoot56 Ner, ende Nadab.

37

Ende Gedor, ende Ahio, ende Zacharja, ende Mikloth.

38

Mikloth nu gewan Simeam: Dese Ga naar margenoot57 woonden oock te Ierusalem, tegen over hare broederen, met hare broederen.

39

Ende Ner gewan Kis, ende Kis gewan Saul: ende Saul gewan Ionathan, ende Malchi-Sua, ende Abinadab, ende Esbaal.

40

Ende Ionathans sone was Merib-baal, ende Merib-baal gewan Micha.

41

De kinderen Micha nu waren, Pithon, ende Melech, ende Taërea. Ga naar margenoot58

42

Ende Ga naar margenoot59 Achaz gewan Iaëra, ende Iaëra gewan Alemeth, ende Azmaveth, ende Zimri, ende Zimri gewan Moza.

43

Ende Moza gewan Bina: wiens sone was Rephaja, wiens sone was Elasa, wiens sone was Azel.

44

Azel nu hadde ses sonen, ende dit zijn hare namen, Azrikam, Bochru, ende Ismaël, ende Searja, ende Obadja, ende Hanan: Dese zijn Azels sonen.

margenoot1
Van hier af begint het register der gener, die na de Babylonische gevanckenisse, weder in haer lant gekomen zijn.
margenoot2
T.w. ’t gemeyne volck onder de Israeliten.
margenoot3
D. overgegevene. Dese waren Gibeoniten, die sich vrywillich den Israëliten hadden overgegeven, tot eeuwige dienstbaerheyt, Ios. 9.21. siet oock Ezr. 8.20. Nehem. 11.3.
margenoot4
T.w. na dat sy uyt de Babylonische gevangenisse waren weder-gekeert, met bewillinge des Conincks Cyri.
margenoot5
D. van de tien stammen, die sich van Iuda afgescheyden hadden: Gelijck oock vele van dese stamme sich by Iuda hadden gevoecht, om den suyveren Godes-dienst te mogen oeffenen. Siet 2.Chron. 34.6, 32.
margenoot6
Nehem. 11.4. worden dese, ende vele van de navolgende oock gestelt, maer sommige met andere namen.
margenoot7
Hebr. van Siloni. D. uyt het geslachte der Siloniten.
margenoot8
D. bloetverwanten, alsoo oock ond. versen 9, 25. ende elders.
margenoot9
Anders, Seraja, Nehem. 11.11. Daer dese Priesters ende Leviten wederom worden verhaelt, met veranderinge van sommiger namen.
margenoot10
Siet van desen 2.Reg. 22.8. Hy ist, die het Wet-boeck gevonden heeft.
margenoot11
Hy was de eerste onder de Priesters na den hoogen-Priester.
margenoot12
D. in den Tempel, als vers 13.
margenoot13
D. des bloet-verwants, ofte Cosijns, als te sien is Neh. 10.12.
margenoot14
Dese dorpen waren in de stamme Iuda gelegen, als af te nemen is uyt 1.Chro. 2.54.
margenoot15
Deser ampt was den Tempel dagelicx open ende toe te doen, ende wel toe te sien, dat daer niemant in en quame, van die, die nae ordre der wet, daer buyten gesloten waren.
margenoot16
D. bloet-verwanten.
margenoot17
Dit was een poorte des Tempels, door de welcke de Coninck inden Tempel ginck 2.Reg. 16. vers 18.
margenoot18
T.w. die vers 17. genoemt staen.
margenoot19
D. sy waren de voornaemste, die hare beurte hielden onder de Levitische poortiers, Siet ond. vers 22, etc.
margenoot20
D. bloet-verwanten.
margenoot21
T.w. de Kehathiten. Num. 4.4.
margenoot22
D. in de woestijne, daer Godt de Leviten als een heyrleger gevoert heeft, ende selfs rontom de Arke legerde.
margenoot23
T.w. tot het Heylige ende Alderheylichste in de Tente des Heeren.
margenoot24
Siet Num. 25.11, etc.
margenoot25
Verst. dit alsoo, dat desen Zacharja was Overste der wachters, want daer zijn veel wachters geweest, versen 19, 22.
margenoot26
Siet hier van ond. 16.23, 36.
margenoot27
Wanneer dat Samuel dit hebbe gedaen, en seyt de H. Schriftuere nergens. Eenige meynen dat het geschiet zy, als de Arke uyt der Philistijnen lant gebracht was 1.Sam. 7.
margenoot28
D. Prophete. Siet d’aenteeck. op 1.Sam. 9.9.
margenoot29
Hebr. eygentl. In haer waerheyt, getrouwicheyt, alsoo oock ond. vers 26. D. in het ampt dat hen toevertrouwt was: ende ’t wort alsoo genoemt, om dat in de bedieninge van sulck een ampt, trouwe ende geloove vereyscht wort. 1.Cor. 4.2.
margenoot30
Sommige onderscheyden hier het huys des Heeren van het huys der Tente: alsoo, dat by het huys de Heeren te verstaen sy de tente, die David by sijn huys gespannen hadde, daer de Arke des verbonts stont: ende by het huys der tente verstaen sy den Tabernakel te Gibeon. 2.Chron. 1.3, 5. ende 1.Reg. 3.2, etc.
margenoot31
T.w. een yegelick op sijne beurte, alle seven dagen malkanderen af-lossende, siet vers 25.
margenoot32
D. aen de vier hoecken der werelt.
margenoot33
Hebr. Tegen de zee, die ’t lant Canaan tegen ’t Westen leyt.
margenoot34
D. maechschap, bloet-verwanten.
margenoot35
T.w. binnen Ierusalem, om den Godts-dienst waer te nemen in den Tempel, als d’een afginck, so quam d’ander aen, altijt van seven dagen tot seven dagen.
margenoot36
T.w. met de Overste, van de welcke bov. versen 17, ende 21. gesproken is. Dese Overste bleven altijt te Ierusalem, woonende in den Tempel.
margenoot37
Siet vers 22.
margenoot38
Siet de ordeninge ende bedeelinge die David hier over gemaeckt heeft, 1.Chron. 26.1.
margenoot39
D. sy hadden hare nacht-ruste in de kameren, die rontom her den Tempel gebouwt waren. Siet 1.Reg. 6.5.
margenoot40
T.w. des Tempels.
margenoot41
Hebr. ende tot morgen tot morgen. Dat is, t’elcken morgen.
margenoot42
T.w. des Heyligen dienstes.
margenoot43
D. die het reuck-werck bereydden, waren kinderen der Priesteren, met gemeyne Leviten.
margenoot44
Hoe dese speceryen toebereyt wierden, ende wat daer al in gedaen wiert, siet Exod. 30.34.
margenoot45
Siet bov. versen 17, ende 19.
margenoot46
Hebr. het werck der pannen. Siet Levit. 2.5. ende 24. vers 5.
margenoot47
Hebr. Over het broot der ordeninge, verstaende de toon-brooden, welcke twaelve waren. Exod. 35. vers 13. Soo dat hier het getal van een gestelt is voor ’t getal van vele.
margenoot48
Hebr. op Sabbathen, op Sabbathen, Siet Exod. 25.30. Levit. 24.5, etc.
margenoot49
Te weten, Leviten.
margenoot50
D. der vaderlicke huysen.
margenoot51
Verst. hier de kameren der Priesteren, die aen de Tempel waren.
margenoot52
T.w. van andere diensten.
margenoot53
Hy wil seggen, de wijle sy met singen, ende met gesangen te stellen, altijt moesten besich zijn, nae de ordre van David gemaeckt 1.Chro. 25.1. Soo waren sy oock vry van alle andere lasten.
margenoot54
T.w. Ten tyde Sauls: Ende also komt de schryver deses boecx hier wederom tot het verhael van de afkomste ende het geslachte Sauls, ende sijner nakomelingen, daer van bov. cap. 8.29. begost is te spreken.
margenoot55
Bov. 8.29. staet: sijner huysvrouwe. het welcke men kan nemen in sulcken sin, als Abraham seyde Genes. 20.2, 5, 12. dat Sara sijne suster was.
margenoot56
Niet de vader van Abner, maer eenen anderen Ner, want desen en is niet geweest de vader van Kis, maer sijn broeder, 1.Sam. 14, 52.
margenoot57
Siet bov. 8.32, 33, 34.
margenoot58
Verst. hier by: ende Achaz, uyt het volgende vers: Siet cap. 8.35.
margenoot59
Desen Achaz is oock een sone van Micha geweest.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken