Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het viij. Capittel.

Geslacht-register der stamme Benjamins, vers 1, etc. ende in ’t besonder de voor-ouderen Sauls, die uyt dese stamme was, ende sijne nakomelingen, 33.

1

BEnjamin Ga naar margenoot1 nu gewan Bela sijnen eerstgeborenen: Asbel den tweeden, ende Ahrah den derden.

2

Noha den vierden, ende Rapha den vijfden.

3

Bela nu hadde dese kinderen, Addar, ende Gera, ende Abihud.

4

Ende Abisua, ende Naaman, ende Ahoah.

5

Ende Gera, ende Sephuphan, ende Huram.

6

Dese nu zijn de kinderen Ehuds: Dese waren hoofden der Ga naar margenoot2 vaderen der inwoonderen te Ga naar margenoot3 Geba, ende Ga naar margenoot4 hy voerdese over nae Manahath.

7

Ende Naaman, ende Ahija, ende Gera, dese voerde Ga naar margenoot5 hy wech: Ende hy gewan Uzza, ende Ahihud. Ga naar margenoot6

8

Ende Ga naar margenoot7 Saharaim gewan kinderen in den lande Moabs (na dat Ga naar margenoot8 hy Ga naar margenoot9 deselve wech gesonden hadde) uyt Husim, ende Baara sijne wyven.

9

Ende uyt Ga naar margenoot10 Hodes sijne huysvrouwe gewan hy, Iobab, ende Zibia, ende Mesa, ende Malcam.

10

Ende Ieüz, ende Sochja, ende Mirma: Dese zijn sijne sonen, hoofden der vaderen.

11

Ende uyt Husim gewan hy Abitub, ende Elpaal.

12

De kinderen Elpaals nu waren Eber, ende Misam, ende Samed: Desen heeft Ga naar margenoot11 Ono gebouwt, ende Ga naar margenoot11 Lod, ende hare Ga naar margenoot12 onderhoorige plaetsen.

13

Ende Beria, ende Sema, dese waren hoofden Ga naar margenoot13 der vaderen der inwoonderen Ga naar margenoot14 te Ajalon: Dese hebben Ga naar margenoot15 de inwoonderen van Gath verdreven.

14

Ende Ahjo, Sasak, ende Ieremoth.

15

Ende Zebadja, ende Arad, ende Ader.

16

Ende Michaël, ende Ispa, ende Ioha, waren kinderen van Beria.

17

Ende Zebadja, ende Mesullam, ende Hizki, ende Heber.

18

Ende Ismerai, ende Izlija, ende Iobab, de kinderen Elpaals.

19

Ende Iakim, ende Zichri, ende Zabdi.

20

Ende Elioënai, ende Zillethai, ende Eliël.

21

Ende Adaja, ende Beraja, ende Simrath, waren kinderen van Ga naar margenoot16 Simei.

22

Ende Ispan, ende Eber, ende Eliël.

23

Ende Abdon, ende Zichri, ende Hanan.

24

Ende Hananja, ende Elam, ende Antothija,

25

Ende Iphdeja, ende Penuël, waren sonen Sasaks.

26

Ende Samserai, ende Seharja, ende Athalja.

27

Ende Iaaresja, ende Elija, ende Zichri, waren sonen Ierohams.

28

Ga naar margenoot17 Dese waren de Ga naar margenoot18 hoofden der vaderen, hoofden nae hare geslachten: dese woonden te Ierusalem.

29

Ende te Gibeon woonde Ga naar margenoot19 de vader Gibeons: ende de name sijner huysvrouwe was Maacha.

30

Ende sijn eerst-geboren sone was Abdon, daer na Zur, ende Kis, ende Baal, ende Nadab.

31

Ende Gedor, ende Ahio, ende Zecher.

32

Ende Mikloth gewan Simea: ende Ga naar margenoot20 dese woonden oock tegen over hare broederen te Ierusalem met hare broederen.

33

Ga naar margenoot21 Ner nu gewan Kis, ende Kis gewan Saul: Ende Saul gewan Ionathan, ende Malchi-Sua, ende Ga naar margenoot22 Abinadab, ende Ga naar margenoot23 Esbaal.

34

Ende Ionathans sone was Ga naar margenoot24 Meribbaal: ende Ga naar margenoota Meribbaal gewan Micha.

35

De kinderen Micha nu waren Pithon, ende Melech, ende Thaarea, ende Achaz.

36

Ende Achaz gewan Iehoadda, ende Iehoadda gewan Alemeth, ende Azmaveth, ende Zimri: Zimri nu gewan Moza.

37

Ende Moza gewan Bina, Rapha was sijn sone, Elasa was sijn sone, Azel was sijn sone.

38

Azel nu hadde ses sonen, ende dit zijn hare namen, Azrikam, Bochru, ende Ismaël, ende Searia, ende Obadia, ende Hanan: Alle dese waren sonen van Azel.

39

Ende de sonen Esek sijnes broeders, waren Ulam sijn eerst-geboren, Ieus de tweede, ende Eliphelet de derde.

40

Ende de sonen Ulams waren mannen, kloecke helden, Ga naar margenoot25 den boge spannende, ende Ga naar margenoot26 sy hadden veel sonen, ende soons sonen, hondert ende vijftich: Alle dese waren van de kinderen Benjamins.

margenoot1
Genes. 46.21. Num. 26.38. ende bov. 7.6. wort dit geslacht-register oock verhaelt, maer daer is groot onderscheyt in verscheydene namen, het zy dat verscheydene der selver twee namen hebben gehadt, gelijck in de voorgaende capp. deses boecks, ende elders meer, is aengewesen: Ofte het zy, dat hier eenige nakomelingen beschreven worden, die in de boven verhaelde plaetsen niet en staen.
margenoot2
D. der vaderlicke huysen.
margenoot3
And. Gibea-Sauls. 1.Sam. 11.4.
margenoot4
Verst. dat hy alleen sommige van dese, ofte alleen dese, die hier genoemt worden, hebbe wechgevoert, dewijle harer so vele is geworden, dat sy niet alle te Geba en konden woonen. wanneer, ende door wien dit geschiet zy, en lesen wy nergens in de Heylige Schrift.
margenoot5
T.w. Ehud.
margenoot6
Verst. hier by, ende Saharaim. uyt het volgende vers.
margenoot7
Dese Historie en wort nergens meer in de heylige Schrift verhaelt, als hier alleen, daerom is dit verhael hier wat duyster.
margenoot8
T.w. Ehud.
margenoot9
T.w. de nakomelingen van Naaman: ende Ahija, ende Gera, die vers 7 genoemt staen.
margenoot10
Vers 8. wortse Baara genoemt.
margenoot11
Nehem. 11.35, ende 37. worden dese steden oock de stamme Benjamins toe-geschreven.
margenoot11
Nehem. 11.35, ende 37. worden dese steden oock de stamme Benjamins toe-geschreven.
margenoot12
Hebr. Dochteren.
margenoot13
D. der vaderlicke huysen, als vers 6. ende elders meer.
margenoot14
Verstaet dit van het lant ontrent Ajalon gelegen, want de stadt Ajalon behoorde tot de stamme Dan, Ios. 19.42. Ten zy datmen seggen wil, dat na de Babylonische gevangenisse (als Ezra dit geschreven heeft) de Benjaminiten hare wooninge soo uytgebreydet hebben, dat sy oock in de Steden Dans gewoont hebben.
margenoot15
D. die in ’t lant der Philistijnen by Gath woonden.
margenoot16
Hy wort vers 13. Sema genoemt.
margenoot17
T.w. van de welcke gesproken is van vers 14. tot hier toe.
margenoot18
D. Hoofden der vaderlicke huysen ofte geslachten, als vers 6. ende elders meer.
margenoot19
D. De eerste inwoonder der Stadt Gibeon onder de Israeliten. Gibeon wort Ieiël genoemt, cap. 9.35.
margenoot20
T.w. eenige hoofden deser geslachten woonden te Ierusalem met andere Benjaminiten, tegen over die Benjaminiten die in de lantpale Gibeons woonden.
margenoot21
Anders, Abiël. 1.Sam. 9.1.
margenoot22
Anders, Ischvi. 1.Sam. 14.49.
margenoot23
And. Isboseth, 2.Sam. 2.8.
margenoot24
And. Mephiboseth, 2.Sam. 9.6, 10. Hier uyt blijckt dat de namen Baal ende Boseth verwisselt worden. Baal beteeckent Heere ofte Meester, ende is een bekenden name van afgoden. Boscheth beteeckent schaemte, schande. Vergel. Ierem. 30. vers 24.
margenoota
2.Sam. 9.12.
margenoot25
Hebr. Den boge tredende. D. die den boge konden spannen, ende wel daer mede schieten. De stalen bogen moetmen met kracht ende alle gewelt spannen: Daerom treden de schutters met de voeten op den selven, ende trecken de pese opwaerts met kracht. Daerom noemen wy dien den voet-boge, tot onderscheyt van den hant-boge: Sy worden in der Coningen hoven Archiers genoemt die daer mede omme gaen.
margenoot26
Hebr. Sy vermenichvuldigden sonen, ende soons sonen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken