Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

David houdt raet met de Overste des volcks, vers 1, etc. aengaende een generale vergaderinge, 2. ende het halen der Arke van Kiriath-Iearim nae Zion, 3. dit behaecht de gantsche gemeynte wel, 4. Tot desen eynde treckt David selfs op met de gantsche Gemeynte, 6. sy setten de Arke op eenen nieuwen wagen, 7. David ende ’t gantsche volck bedrijven groote vreugt met gesanck ende Musijck-instrumenten, 8. Uza steeckt sijn hant uyt om de Arke te houden, 9. Daerom slaet hem Godt, dat hy sterft, 10. David noemt de plaetse daer dit geschiet, Perez-Uza, 11. ende hy is bevreest de Arke tot sich te laten brengen, 12. Maer laetse in Obed-Edoms huys brengen, 14.

1

ENde Ga naar margenoot1 David hielt raet met de Overste der duysenden ende der honderden, [ende] met alle Vorsten.

2

Ende David seyde tot de gantsche gemeynte Israëls, Ga naar margenoot2 Indien het ulieden goet dunckt, ende van den HEERE onsen Godt te zijn, Laett Ga naar margenoot3 ons ons uytbreyden, laet ons senden aen onse overige broeders, in alle landen Israëls, ende de Priesters, ende Leviten [die] met hen zijn inde steden, Ga naar margenoot4 met hare voorsteden, op dat sy tot ons vergadert worden.

3

Ende laett ons de Arke onses Godts tot ons wederhalen: want Ga naar margenoot5 wy en hebbense inde dagen Sauls niet gesocht.

4

Doe seyde de gantsche Gemeynte, datmen alsoo doen soude: want Ga naar margenoot6 die sake was recht inde oogen des gantschen volcx.

5

Ga naar margenoota David dan vergaderde gantsch Israël van ’t Egyptische Ga naar margenoot7 Sichor af, tot daermen komt te Hamath, om Ga naar margenoot8 de Arke

[Folio 191v]
[fol. 191v]

Godes te brengen Ga naar margenoot9 van Kiriath-Iearim.

6

Doe tooch David op met het gantsche Israël nae Ga naar margenoot10 Baala, dat is, nae Kiriath-Iearim, ’t welck in Iuda is, dat hy van daer op-haelde de Arke Godes des HEEREN die tusschen de Ga naar margenoot11 Cherubim woont, daer de Name wort aengeroepen.

7

Ende Ga naar margenoot12 sy voerden de Arke Godes op eenen nieuwen wagen uyt het huys Abinadabs: Uza nu ende Ahio leydden den wagen.

8

Ende David ende gantsch Israël speelden voor het aengesichte Ga naar margenoot13 Godes met aller macht, so met Liederen, als met Harpen, ende met Luyten, ende met Trommelen, ende met Cymbalen, ende met Trompetten.

9

Doe sy aen den dorschvloer van Ga naar margenoot14 Chidon gekomen waren, so streckte Uza sijne hant uyt, om de Arke te houden, want de runderen Ga naar margenoot15 struyckelden.

10

Doe Ga naar margenoot16 ontstack de toorn des HEEREN over Uza, ende hy sloech hem, om dat hy sijne hant hadde uytgestreckt aen de Arke: ende hy sterf aldaer voor het aengesichte Godes.

11

Ende David Ga naar margenoot17 ontstack, dat de HEERE een scheure gescheurt hadde aen Uza: daerom noemde Ga naar margenoot18 hy die selve plaetse Ga naar margenoot19 Perez-Uza, Ga naar margenoot20 tot op desen dach.

12

Ende David vreesde den HEERE te dien dage, seggende: Hoe sal ick de Arke Godes tot my brengen?

13

Daerom Ga naar margenootb en liet David de Arke niet tot hem brengen in de Stadt Davids: maer dedese afwycken in ’t huys Ga naar margenoot21 Obed-Edoms des Gethiters.

14

Also bleef de Arke Godes by het huysgesin Obed-Edoms, in sijn huys, drye maenden, ende de HEERE segende het huys Obed-Edoms, ende alles wat hy hadde.

margenoot1
T.w. na dat hy Ierusalem hadde ingenomen, ende meester geworden was van de burcht Zion, op de welcke hy de Arke des Heeren woude brengen laten.
margenoot2
Hebr. so het aen, ofte by ulieden goet [is.]
margenoot3
Hebr. laet ons uytbersten, ofte, uytbreken, ende laet ons senden, dat is, wijts ende zijts aen alle plaetsen in Israel uytsenden. Het is een verbloemde maniere van spreken, genomen van de overvloeyende wateren.
margenoot4
Hebr. harer voorsteden.
margenoot5
D. wy en hebben niet vele daer op gepast, nochte groote achtinge op de selve gegeven: want de wijle de Arke te Kiriath-Iearim was, ende de Tabernakel met den Altaer, daermen de offerhanden op offerde, te Gibeon stont, so en maeckten vele onder de Israeliten geen groot werck van de Arcke, maer sy deden haren Godts-dienst in den Tabernakel die sonder Arke was.
margenoot6
D. dese voorstellinge des Conincks geviel den gantschen volcke wel, ende het vondt sulcx al goet.
margenoota
2.Sam. 6.1.
margenoot7
Siet van dese Riviere Ios. 13.3, 5. Dit was de uyterste pale des lants Canaan tegen ’t Zuyden, gelijck Hamath de uyterste pale was tegen ’t Noorden: So dat hier de geheele lengte des lants Canaan te kennen wort gegeven.
margenoot8
Dese Historie wort eerst beschreven 2.Sam. 6.2, etc.
margenoot9
Daer was sy gebracht, doe sy uyt der Philistijnen lant quam, 1.Sam. 6.21. ende 7.1.
margenoot10
Baala ende Kiriath-Iearim was eene ende de selve stadt, Iosu. 15.9, 60.
margenoot11
Siet de aent. op 1.Sam. 4.4.
margenoot12
Dit was tegen het uytgedruckte bevel Godes, Num. 4. vers 15. alwaer de Heere beveelt, dat de Priesters de Arke op hare schouderen dragen sullen, Siet ond. cap. 15.2. ende 13.
margenoot13
Die sijn tegenwoordicheyt boven de Arke openbaerde. Alsoo vers 10. Siet 2.Sam. 6.7.
margenoot14
Anders, Nachon. 2.Sam. 6.6.
margenoot15
Siet 2.Sam. 6. op vers 6.
margenoot16
Niemant mocht de Arke met de hant aenroeren, dan alleen de Priesters, Num. 4.15. van welck geslachte Uza niet en was, hoewel hy een Levijt was.
margenoot17
Siet 2.Sam. 6. op vers 8.
margenoot18
T.w. David, als 2.Sam. 5.20.
margenoot19
D. scheure, ofte, rete Uzae.
margenoot20
De reden soude aldus vol zijn, welcke alsoo heet tot op desen dach.
margenootb
2.Sam. 6.10.
margenoot21
Desen Obed-Edom is een Levijt geweest.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken