Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxv. Capittel.

Ordeninge der Sangers uyt de kinderen Asaphs, Hemans, ende Ieduthuns, vers 1, etc. in vierentwintich ordenen afgedeylt, 31.

1

ENde David, mitsgaders Ga naar margenoot1 de Overste des heyrs, scheydde af ten dienste, van de kinderen Asaphs, ende Hemans, ende Ieduthuns, die met Harpen, met Luyten, ende met Cymbalen propheteren souden: Ende Ga naar margenoot2 die onder hen getelt werden, waren mannen bequaem tot den wercke hares dienstes.

2

Van de kinderen Asaphs waren, Zaccur, ende Ioseph, ende Nethanja, ende Ga naar margenoot3 Asarela, kinderen Asaphs: Ga naar margenoot4 aen de hant Asaphs, die Ga naar margenoot5 aen des Conincks handen Ga naar margenoot6 propheteerde.

3

Aengaende Ieduthun: de kinderen Ieduthuns waren Gedalja, ende Ga naar margenoot7 Zeri, ende Iesaja, Hasabja, ende Matthitja, Ga naar margenoot8 sesse, aen de handen hares vaders Ieduthuns, op Harpen propheterende met den HEERE te dancken ende te loven.

4

Aengaende Heman: de kinderen van Heman ware Bukkija, Mattanja, Ga naar margenoot9 Uzziël, Ga naar margenoot10 Sebuël, ende Ierimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, ende Romamti-Ezer, Iosbekasa, Mallothi, Hothir, Mahazioth.

5

Dese alle waren kinderen Hemans Ga naar margenoot11 des Sienders des Conincks, Ga naar margenoot12 in de woorden Godes, Ga naar margenoot13 om den hoorn te verheffen: want Godt hadde Heman Ga naar margenoot14 veertien sonen gegeven, ende drye dochters.

6

Dese waren altemael aen de handen hares vaders [gestelt] tot den gesange des Huyses des HEEREN, op Cymbalen, Luyten, ende Harpen, ten dienste des Huyses Godes: Ga naar margenoot15 aen de handen des Conincx, Asaphs, Ieduthuns, ende Hemans.

7

Ende haer getal met hare broederen, die geleert waren in het gesanck des HEEREN, alle Ga naar margenoot16 meesters, was Ga naar margenoot17 twee hondert acht en tachtentich.

8

Ende Ga naar margenoot18 sy wierpen de loten over de wacht, tegen malkanderen, Ga naar margenoot19 soo de kleyne,

[Folio 196r]
[fol. 196r]

als de groote, den meester met den leerlinck.

9

Het eerste lot nu ginck uyt voor Ga naar margenoot20 Asaph, [namelick] voor Ga naar margenoot21 Ioseph: het tweede voor Gedalja, hy ende sijne broederen, ende sijne sonen, waren twaelve.

10

Het derde voor Zaccur, sijne sonen ende broederen; twaelve.

11

Het vierde voor Iizri, sijne sonen, ende sijne broederen: twaelve.

12

Het vijfde voor Nethanja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

13

Het seste, voor Bukkija, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

14

Het sevenste, voor Iesarela, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

15

Het achtste, voor Iesaja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

16

Het negende, voor Mattanja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

17

Het tiende voor Simei, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

18

Het elfde voor Azareël, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

19

Het twaelfde voor Hasabja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

20

Het dertiende voor Subaël, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

21

Het veertiende voor Matthitja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

22

Het vijftiende voor Ieremoth, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

23

Het sestiende voor Hananja, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

24

Het seventiende voor Iosbekasa, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

25

Het achtiende voor Hanani, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

26

Het negentiende voor Mallothi, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

27

Het twintichste voor Elijatha, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

28

Het een en twintichste voor Hothir, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

29

Het twee-en-twintichste voor Giddalti, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

30

Het drie-en-twintichste voor Mahazioth, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

31

Het vier-en-twintichste voor Romamthi-Ezer, sijne sonen, ende sijne broederen; twaelve.

margenoot1
D. de Overste der Leviten, want in de wet werden de Leviten in hare menichten ende geestelicke bedieningen, oock een heyr genoemt, Num. 4. vers 23 maer verstaet sulck een heyr, dat den Godts-dienst ende de geestelicke saken moest besorgen, daerom hadden sy haer leger in de woestijne by den Tabernakel. Num. cap. 3. de Overste nu, ofte de hoofden deses geestelicken heyrs, waren de Priesters, ende onder de gemeene Leviten de hoofden der vaderlicke huysen van Gerson, Kehat ende Merari, met welcker raet, ende ten overstaen van de welcke David, als mede een Propheet zijnde, dese kerckelicke ordre gemaeckt heeft.
margenoot2
Hebr. Ende haer getal was mannen des wercx tot haren dienst. (mannen des wercks) D. mannen die bequaem waren tot werck.
margenoot3
Hy wort Iesarela genoemt ond. vers 14.
margenoot4
D. nae het beleyt, instructie, ordinancie, etc.
margenoot5
De Coninck maeckte ende dichtede de Psalmen ende geestelicke Liederen, die de Sangers songen, die hier in als een Prophete gehandelt heeft. Siet bov. 23. op vers 6.
margenoot6
D. Godt loofde met het singen van Psalmen ende geestelicke Gesangen, door David ende andere Propheten gemaeckt, de selve oock op Musicale instrumenten spelende. Aldus wert het woort Propheteren ooc genomen vers 3, etc. ende 1.Sam. 19.20. ende elders meer.
margenoot7
Hy wort Iizri genoemt vers 11.
margenoot8
Verst. hier by oock, Simei, uyt vers 17. hy moeter nootsaklick by zijn, anders en soudender hier maer vijve genoemt worden.
margenoot9
Hy wort Azareël genoemt vers 18.
margenoot10
Subaël vers 20.
margenoot11
D. des Propheten. Siet 1.Sam. 9.9.
margenoot12
Ofte, In de saken Godes.
margenoot13
D. nae sommiger gevoelen, om te singen de Psalmen welcke begrijpen de beloften Godes, aengaende het Coninckrijcke Davids ende Iesu Christi, wiens macht ende heerlickheyt door den hoorn beteeckent worden.
margenoot14
Deser namen staen vers 4.
margenoot15
Siet bov. vers 2.
margenoot16
Hebr. verstandige, of, verstant gevende, dat is, Leeraers, die andere (namelick hare Leer-jongers) leerden de Psalmen singen ende verstaen.
margenoot17
Dese 288 gevoecht zijnde by hare discipulen, vermeldt bov. capit. 23.5. maken t’ samen, 4000.
margenoot18
T.w. op dat sy weten souden wat ordre dat sy in ’t bedienen hares ampts houden souden
margenoot19
Hebr. alsoo den kleynen, gelijck den grooten, gelijck de Leeraer, alsoo die geleert wort. De sin is, dat het lot geworden is tusschen de xxiiij Sang-meesters, die hier na genoemt worden, ende hadden elck hare discipulen onder haer: In het loten en wert niet gesien op de grootheyt ofte kleynheyt van den eenen ofte den anderen Sanger-meester, maer men heeft den eenen door den anderen gelotet. Eenige meynen dat dit te verstaen is van de kleynicheyt ofte grootheyt der stammen.
margenoot20
D. Asaphs geslachte.
margenoot21
Desen Ioseph was voor het huys Asaphs: Ende hoewel ’tgetal der gener die onder Ioseph waren, hier niet en wort uytgedruckt, so is ’t gelooflick, dewijle van alle andere geseyt wort, dat sy met hare sonen ende broederen, dat is, bloet-verwanten, twaelve waren, dat het selve oock van Ioseph te verstaen zy.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken