Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het eerste Capittel.

Salomo bevestigt zijnde in sijn Rijcke, offert te Gibeon, vers 1, etc. Keure hebbende van Godt, om wat van hem te begeeren, bidt om wijsheyt, 7. dese verkrijcht hy, met de belofte van rijckdom, ende eere, 11. hy keert weder van Gibeon, 13. sijne macht, ende groote middelen, 14.Ga naar margenoot1

1

ENDE Salomo de sone Davids'Ga naar margenoota wert versterckt in sijn Coninckrijck: want de HEERE sijn Godt Ga naar margenoot2 was met hem, ende maecte hem Ga naar margenoot3 ten hoochsten groot.

2

Ende Salomo sprack tot het gantsche Israël, tot de Overste der duysenden, ende der honderden, ende tot de Richteren, ende tot Ga naar margenoot4 alle Vorsten in gantsch Israël, de Ga naar margenoot5 Hoofden der vaderen;

3

Ende sy Ga naar margenootb gingen henen, Salomo, ende de gantsche Gemeynte met hem, Ga naar margenoot6 nae de hoochte, die te Ga naar margenoot7 Gibeon was: Ga naar margenootc want daer was Ga naar margenoot8 de Tente der t'samen-komste Godes, die Mose de knecht des HEEREN inde woestijne gemaeckt hadde.

4

(Maer de Arke Godts Ga naar margenootd hadde David van Ga naar margenoot9 Kiriath-Iearim opgebracht, ter plaetse die David voor haer bereyt hadde: want hy hadde voor haer eene tente te Ierusalem gespannen.)

5

Oock was de koperen altaer, dien Ga naar margenoote Bezaleël de soon van Uri, de soon van Hur gemaeckt hadde, Ga naar margenoot10 aldaer voor den Tabernakel des HEEREN: Salomo nu, ende de gemeynte, besochten Ga naar margenoot11 den selven.

6

Ende Salomo offerde daer, Ga naar margenoot12 voor het aengesichte des HEEREN, op den koperen altaer, die Ga naar margenoot13 aen de Tente der t'samen-komste was: ende hy offerde daerop duysent brand-offeren.

7

In die selve nacht Ga naar margenoot14 verscheen Godt aen Salomo; ende hy seyde tot hem: Begeert wat ick u geven sal.

8

Ende Salomo seyde tot Godt; Ghy hebt aen mijnen vader David groote weldadicheyt gedaen; Ga naar margenootf ende ghy hebt my Coninck gemeackt in sijne plaetse.

9

Nu HEERE Godt, laet u woort waer worden, [gedaen] aen mijnen vader David: Ga naar margenootg want ghy hebt my Coninck gemaeckt over een volck, menichvuldich Ga naar margenoot15 als het stof der aerden.

10

Ga naar margenooth Geeft my nu Ga naar margenoot16 wijsheyt, ende wetenschap, dat ick voor het aengesichte deses volcks Ga naar margenoot17 uytgae, ende ingae: want wie soude dit u groot volck Ga naar margenoot18 [connen] Ga naar margenoot19 richten?

11

Doe seyde Godt tot Solomo: Daerom dat dit in u Ga naar margenoot20 herte geweest is, ende ghy niet begeert en hebt rijckdom, goederen, nochte eere, nochte de ziele uwer haters, nochte oock vele dagen begeert en hebt, maer wijsheyt, ende wetenschap voor u begeert hebt, op dat ghy mijn volck

[Folio 199r]
[fol. 199r]

mochtet richten, daer over ick u Coninck gemaeckt hebbe:

12

De wijsheyt, ende de wetenschap is u gegeven: Daer toe sal ick u rijckdom, ende goederen, ende eere geven, Ga naar margenoot21 dergelijcke Ga naar margenooti geene Coningen, die voor u geweest zijn, gehadt en hebben; ende na u en sal dergelijcke niet zijn.

13

Also quam Salomo te Ierusalem; vande hoochte die te Gibeon is, van voor de Tente der t'samen-komste: ende hy regeerde over Israel.

14

Ende Salomo Ga naar margenootk vergaderde wagenen, ende ruyteren, so dat hy duysent, ende vierhondert wagenen, ende twaelf duysent ruyteren hadde: ende hy leydese inde Ga naar margenoot22 wagen-steden, ende by den Coninck te Ierusalem.

15

Ga naar margenoot23 Ende de Coninck maeckte het silver, ende het gout in Ierusalem te zijn, als steenen, ende de Cederen maeckte hy te zijn, als wilde vijge-boomen, die inde leechten zijn, in menichte.

16

Ga naar margenoot24 Ende Ga naar margenootl het uytbrengen der peerden, was 't gene Salomo uyt Egypten hadde; ende aengaende het lijnen-garen; de cooplieden des Conincks namen het lijnen-garen voor den prijs.

17

Ende sy brachten op, ende voerden eenen wagen uyt van Egypten voor ses hondert [sikelen] silvers, ende een peert voor een hondert vijftich: ende also voerdense [die] door hare hant uyt, voor allen Coningen der Hethiten, ende voor den Coningen van Syrien.

margenoot1
Dat is, nam eenen moet, aenmerckende sijne wettelicke verkiesinge tot de kroone, de eenparige toestemminge des volcks, de algemeyne vrede des lants, ende wechneminge van alle beletselen der selver.
margenoota
1.Reg. 2.46.
margenoot2
Siet Gen. 21. op't vers 22.
margenoot3
Hebr. opwaerts. alsoo 1.Chron. 22.5. ende cap. 23.17. ende 29.25. De sin is, dat hy hem als om hooge verheven heeft door grootheyt van staet, eere, vrede, ende rijckdom.
margenoot4
Verst. onder desen naem, die onder andere uyt-steken in adel, vermaertheyt, ende hooge ampten.
margenoot5
Siet 1.Reg. 8. op 't vers 1. alwaer sy genoemt worden de Overste der Vaderen.
margenootb
1.Reg. 3.4.
margenoot6
Genoemt eene groote hoochte, 1.Reg. 3.4. Siet d'aenteeck.
margenoot7
Eene stadt in den stam Benjamins. Siet 1.Reg. 3. op vers 4.
margenootc
1.Chron. 16.39. ende 21.29.
margenoot8
D. de heylige Tabernakel, van den welcken siet, Exod. 26. item, Lev.1. op vers 1.
margenootd
2.Sam. 6.2, 17. 1.Chron. 6.1.
margenoot9
Eene stadt in den stam Iuda. Siet Ios. 9.17. Iud. 18.12. 1.Sam. 7.1. het vaderlant van den Propheet Uria. Ierem. 26.20.
margenoote
Exod. 38.1.
margenoot10
Niet te Ierusalem, daer de Arke was, maer te Gibeon, daer de Tabernakel stont.
margenoot11
T.w. koperen altaer, om daer op te offeren, nae Godes bevel. Lev. 17. 3, 4. and. sochten hem, T.w. den Heere.
margenoot12
Siet Lev. 1. op het vers 3.
margenoot13
Alsoo Lev. 1.5.
margenoot14
T.w. in eenen droom. 1.Reg. 3.5. Van de verschijninge Godes, door middel van droomen, siet Gen. 20. op vers 3. ende 28. op vers 12.
margenootf
1.Chron. 28.5.
margenootg
1.Reg. 3.9.
margenoot15
Siet Gen. 13. op vers 16.
margenooth
1.Reg. 3.9, 11, 12.
margenoot16
Siet van het onderscheyt deser twee gaven, 1.Reg. 3. op vers 12.
margenoot17
Siet de verklaringe deser maniere van spreken, Num. 27. op vers 17. ende Deut. 31. op vers 2.
margenoot18
Dit woort is hier in-gevoegt uyt 1.Reg. 3.9. Hoewel het oock andersins dickwijls in den sin is ingesloten, ende, wie soude richten? soo vele is, als: wie soude konnen richten?
margenoot19
D. regeren: alsoo in het volgende vers. Siet Iud. 2. op vers 16.
margenoot20
D. de begeerte, ende het voornemen uwes herten.
margenoot21
Vergel. hier mede, 1.Reg. 3.12. ende de aent. daer op. And. Dat den Coningen die voor u geweest zijn soo niet en is geschiet, ende na u soo niet geschieden en sal.
margenooti
1.Reg. 3.13. 1.Chron. 29.25. 2.Chron. 9.22.
margenootk
1.Reg. 4.26. ende 10.26. 2.Chron. 9.25.
margenoot22
D. in de welcke de wagenen gelogeert waren, ende die goede weyden voor de peerden hadden.
margenoot23
Siet 1.Reg. 10. op vers 27. ende 2.Chron. 9.27.
margenoot24
Siet de verklaringe van dit vers, ende 't volg. 1.Reg. 10. op de versen 28, 29.
margenootl
1.Reg 10.28. 2.Chron. 9.28.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken