Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

Also Rehabeam de wet des Heeren verlaet, wort hy bekrijgt van Sisak den Coninck van Egypten, vers 1, etc. sich met sijne Vorsten verootmoedigende, wort behouden in sijn Coninckrijcke, 5. maer berooft van de schatten des Tempels, ende sijns Conincklicken huyses, 9. Hy laet kopere schilden maken, in de plaetse vande goudene, die Sisak gerooft hadde, 10. Om wat oorsake Godt Iuda, ende Ierusalem noch eenichsins verschoont heeft, 12. Rehabeams regeringe, ende doot, 13. Abia sijn sone wert Coninck, 16.

1

Ga naar margenoota HEt geschiedde nu, Ga naar margenoot1 als Rehabeam het Coninckrijcke bevesticht hadde, ende hy sterck geworden was, dat hy Ga naar margenoot2 de wet des HEEREN verliet, ende Ga naar margenoot3 gantsch Israël met hem.

2

Daerom geschieddet in Ga naar margenootb het vijfde jaer des Conincks Rehabeams, dat Ga naar margenoot4 Sisak de Coninck van Egypten tegen Ierusalem optooch; (want sy Ga naar margenoot5 hadden overtreden tegen den HEERE.)

3

Met duysent, ende twee hondert wagenen, ende met sestich duysent ruyteren: ende des volcks en was geen getal, dat met hem quam uyt Egypten, Ga naar margenoot6 Lybiers, Ga naar margenoot7 Suchiten, ende Ga naar margenoot8 Mooren:

4

Ende hy nam de Ga naar margenoot9 vaste steden in, die Iuda hadde: ende hy quam tot Ierusalem toe.

5

Doe quam Ga naar margenoot10 Semaja de Propheet tot Rehabeam ende de Overste van Iuda, die tot Ierusalem versamelt waren, Ga naar margenoot11 uyt oorsake van Sisak: ende hy seyde tot hen; Alsoo seyt de HEERE: Ghy hebbet my verlaten, daerom hebbe ick u oock verlaten inde hant van Sisak.

6

Doe Ga naar margenoot12 verootmoedichden sich de Overste Ga naar margenoot13 Israëls, ende de Coninck; ende sy seyden, De HEERE is rechtveerdich.

7

Als nu de HEERE sach, datse hen verootmoedichden, geschiedde het woort des HEEREN tot Semaia, seggende: Sy hebben hen verootmoediget, ick en salse niet verderven; maer ick sal hen Ga naar margenoot14 in korten Ga naar margenoot15 ontkominge geven, dat mijne grimmicheyt over Ierusalem door de hant van Sisak Ga naar margenoot16 niet en sal uytgegoten worden.

8

Doch sy sullen Ga naar margenoot17 hem tot knechten zijn; Ga naar margenoot18 op datse onderkennen mijnen dienst, ende den dienst vande Ga naar margenoot19 Coninckrijcken der landen.

[Folio 203v]
[fol. 203v]

9

So tooch Sisak de Coninck van Egypten op tegen Ierusalem, ende hy nam de Ga naar margenoot20 schatten van het Huys des HEEREN, ende de schatten van het huys des Conincks wech; Ga naar margenoot21 hy nam alles wech: hy nam oock alle de gouden schilden wech, die Salomo Ga naar margenootc gemaeckt hadde.

10

Ende de Coninck Rehabeam maeckte in plaetse van die, kopere schilden: ende hy beval [die] onder de hant der Overste Ga naar margenoot22 der trauwanten, die de deure van het huys des Conincks bewaerden.

11

Ende het geschiedde, so wanneer de Coninck in het Huys des HEEREN ginck, dat de trauwanten quamen, ende Ga naar margenoot23 die droegen, ende die weder brachten inder trauwanten Ga naar margenoot24 wacht-kamer.

12

Ende als Ga naar margenoot25 hy sich verootmoedichde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, op dat hy [hem] niet ten uytersten toe en verdorve: oock waren in Iuda noch Ga naar margenoot26 goede dingen.

13

So versterckte sich de Coninck Rehabeam in Ierusalem, ende regeerde: Ga naar margenootd want Rehabeam was een en veertich jaer out, als hy Coninck wert, ende hy regeerde seventien jaer in Ierusalem, de stadt, die de HEERE uyt alle stammen Israëls Ga naar margenoote verkoren hadde, om Ga naar margenoot27 sijnen Name daer te setten: ende sijns moeders naem was, Naama, eene Ammonitische.

14

Ende hy dede dat quaet was, dewijle hy Ga naar margenoot28 sijn herte niet en richtede, om den Ga naar margenoot29 HEERE te soecken.

15

De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste, ende de laetste, zijn die niet geschreven inde Ga naar margenoot30 woorden van Ga naar margenoot31 Semaja den Propheet, ende Ga naar margenoot32 Iddo den Siender, Ga naar margenoot33 verhalende de geslacht-registeren: Ga naar margenoot34 daertoe de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams Ga naar margenoot35 in alle [hare] dagen?

16

Ende Rehabeam ontsliep met sijne vaderen, ende wert begraven inde stadt Davids: ende sijn soon Ga naar margenoot36 Abia wert Coninck in sijne plaetse.

margenoota
1.Reg. 14.22.
margenoot1
T.w. na drie jaren, in de welcke hy David, ende Salomo na-gewandelt hadde. Siet boven 11.17.
margenoot2
D. verviel van de ware leere, suyveren Godes-dienst, ende oprechten wandel, van de wet Godes voorgeschreven. Vergel. Deut. 32.15. 1.Reg. 18.18. bov. 7.19. ond. 13.11. Iob 6.14. Prov. 2.13. Ios. 1.4. Ierem. 2.13, etc.
margenoot3
D. Iuda, ende de Israeliten, die onder Iuda sorteerden. siet 1.Reg. 12. op vers 17. want d'andere stammen waren te vooren door Ierobeam tot af-wijckinge gebracht. verst. evenwel desen afval alsoo, dat Godt sijn uytverkoren overblijfsel heeft gehadt, bestaende uyt de Propheten, als Ahia, Semaja, Ieddo, ende eenige der Priesteren, Leviten, ende der Gemeynte, die de Propheten gehoor gevende, hen van de besmettingen der afgoderije suyver gehouden hebben. siet ond. vers 12.
margenootb
1.Reg. 14.25.
margenoot4
Siet 1.Reg. 14.25.
margenoot5
Siet van hare grouwelicke ssonden tegen de eerste, ende de tweede tafel bedreven, 1.Reg. 14.23, 24.
margenoot6
Een volck in Africa, palende aen Egypten. siet van de selve oock Dan. 11.43. Nahum 3.9.
margenoot7
And. genoemt, Trogloditen, oock een volck in Africa.
margenoot8
Hebr. Cuschim. de Cusiten: dat is, de Mooren ende Arabiers. Siet Gen. 10. op vers 6.
margenoot9
Vergel. bov. 11.5.
margenoot10
Siet van desen Propheet oock, 1.Reg. 12.22. ende de aenteeck.
margenoot11
Ofte, van wegen. Hebr. van het aengesichte. and. uyt vreese.
margenoot12
T.w. bekennende met herte, ende belijdende met de mont de goddeloosheyt, ende ongerechticheyt harer sonden, ende de rechtveerdicheyt van Godes straffe.
margenoot13
D. der Israeliten, die onder het gebiedt Rehabeams stonden.
margenoot14
Ofte, na weynich; T.w. tijts, alsoo Iob 32.22. Psal. 2.12. ende 81.15. ofte, eene kleyne verlossinge, ofte, wat weynichs ter verlossinge.
margenoot15
D. Verlossinge.
margenoot16
D. Mijne gramschap sal soo verre niet gaen, dat Ierusalem soude uytgeroeyt, ende het volck gevanckelick wech-gevoert worden: gelijck eyndelick geschiet is door Nebucadnezar den Coninck van Babel, 2.Reg. 25. ond. cap. 36. Ier. 52. and. en sal niet druypen: dat is, niet lange dueren.
margenoot17
D. sy sullen hem de stadt moeten overgeven, rantsoen betalen, laten wech-nemen wat hy hebben wil, ende sulcke conditien des vredes ontfangen, als het hem believen sal te geven.
margenoot18
T.w. hoe gelucksalich de staet zy der gener, die my dienen, ende gehoorsaemen nae mijn woort; ende daer en tegen hoe swaer, ende rampsalich het zy, de afgodische, ende tyrannische Coningen der aerden, nae haren gierigen, ende hoochmoedigen lust te dienen.
margenoot19
Ofte, aerdsche Coninckrijcken.
margenoot20
T.w. hem (soo 't schijnt) van den Coninck, ende het volck te nemen toegelaten, als des stadts rantsoen, om niet met gewelt van wapenen overvallen, ende geplondert te worden.
margenoot21
Siet 1.Reg. 14. op vers 26.
margenootc
1.Reg.10.16. 2.Chron. 9.15.
margenoot22
Siet 1.Reg. 14. op vers 17.
margenoot23
T.w. schilden.
margenoot24
Siet 1.Reg. 14. op vers 28.
margenoot25
Namel. de Coninck, met bewijs van leetschap, ende bekeeringe.
margenoot26
Als j. de Wet Mosis.
ij. het woort der Propheten.
iij. de Besnijdenisse.
iiij. noch wat van den suyveren Godes-dienst.
v. eenige ware geloovige, ende godtvruchtige, die haren wech niet bedorven en hadden: om welcke dingen alle, Godt de stadt noch verschoonde, gelijck hy met Sodoma soude gedaen hebben, so selfs maer tien rechtveerdige daer in waren geweest, Genes. 18.32. Vergel. hier mede bov. de aenteeck, op vers 1.
margenootd
1.Reg. 14.21.
margenoote
2.Chron. 6.6.
margenoot27
Siet 1.Reg. 8. op vers 29.
margenoot28
Hoewel de mensche dit niet en kan doen door de kracht sijner nature, maer alleen door de genade der weder-geboorte, Ierem. 31.18. Matth. 7. vers 18. Iohan. 15.5. so is hy nochtans verbonden dat te doen, ende strafbaer als hy het niet en doet, om dat de schult by hem is, dat hy het niet en doet, ende niet en kan doen.
margenoot29
Siet bov. 11. op vers 16.
margenoot30
And. in de boecken, ofte, in het boeck. Siet bov. 9. op vers 29.
margenoot31
Siet 1.Reg. 12. op vers 22.
margenoot32
Siet bov. 9. op vers 29.
margenoot33
And. in 't verhael vande geslacht-registeren, ofte, in de geslacht-registeren, dat is, in het boeck beschrijvende de geslachten der Coningen, genaemt de Historie van den Propheet Iddo, ond. 13.22.
margenoot34
D. zijn oock in de selve woorden niet beschreven de krijgen, etc.
margenoot35
D. die haer leven lanck geduert hebben. ofte, ende de krijgen Rehabeams, ende Ierobeams waren alle [hare] dagen: dat is, soo lange als sy leefden.
margenoot36
And. genaemt Abiam 1.Reg. 14.31. ende 15.1, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken