Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxij. Capittel.

Ahazia wort Coninck in sijns vaders plaetse, vers 1, etc. volgt de sonden van het huys Achabs, 3. besoeckt Ioram den Coninck Israels, die kranck was, 6. wort uyt dese occasie omgebracht van Iehu, 8. Athalia gedoot hebbende al het Conincklijcke zaet van het huys Iuda, uytgenomen Ioas, dien sijne moeye Iosabath versteken hadde, treckt haer het regiment aen, 10.

1

Ga naar margenoota ENde de inwoonders van Ierusalem maeckten Ga naar margenoot1 Ahazia sijnen Ga naar margenoot2 kleynsten sone Coninck in sijne plaetse:

[Folio 207v]
[fol. 207v]

want Ga naar margenoot3 eene Bende die met de Arabiers in het leger gekomen was, hadde alle de Ga naar margenoot4 eerste gedoodt: Ahazia dan de sone Iorams des Conincks van Iuda regeerde.

2

Ga naar margenoot5 Twee-en-veertich jaer was Ahazia out, doe hy Coninck wert, ende hy regeerde Ga naar margenoot6 een jaer te Ierusalem: ende de naem sijner moeder was Athalia, een Ga naar margenoot7 dochter van Omri.

3

Hy wandelde Ga naar margenoot8 oock inde wegen van het huys Achabs: want sijne moeder was sijne raet-geefster, om godtlooselick te handelen.

4

Ende hy dede dat quaet was inde oogen des HEEREN, gelijck het Ga naar margenoot9 huys Achabs: want sy waren sijne raetgevers, na de doot sijns vaders, hem ten Ga naar margenoot10 verderve.

5

Hy wandelde Ga naar margenoot11 oock in haren raet, Ga naar margenootb ende tooch henen met Ioram den sone Achabs, den Coninck Israëls tot den strijt, tegen Hazaël den Coninck van Syrien, by Ga naar margenoot12 Ramoth in Gilead: ende de Syriers sloegen Ioram.

6

Ende hy keerde weder om sich te laten genesen te Ga naar margenoot13 Iizreël, want Ga naar margenoot14 [hy hadde] wonden, diemen hem by Rama geslagen hadde, als hy streedt tegen Hazaël den Coninck van Syrien: ende Ga naar margenoot15 Azaria de sone Iorams, des Conincks van Iuda quam af, om Ioram den sone Achabs te Iizreël te besien; want hy was kranck.

7

De Ga naar margenoot16 vertredinge nu van Ahazia was Ga naar margenoot17 van Godt, Ga naar margenoot18 dat hy tot Ioram quam: want als hy gekomen was, tooch hy met Ioram uyt tot Iehu den sone van Nimsi, den welcken de HEERE Ga naar margenoot19 gesalft hadde, om het huys Achabs uyt te roeyen.

8

So geschieddet, als Iehu Ga naar margenoot20 oordeel uytvoerde tegen het huys Achabs, dat hy de Vorsten van Iuda, ende de Ga naar margenoot21 sonen der broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vondt, Ga naar margenootc ende die doodde.

9

Ga naar margenootd Daerna Ga naar margenoot22 socht hy Ahazia, ende sy kregen hem, (want hy was versteken in Samaria,) ende sy brachten hem tot Iehu, ende sy doodden hem, ende Ga naar margenoot23 begroeven hem; want sy seyden, Hy is de sone Iosaphats, die den HEERE Ga naar margenoot24 met sijn gantsche herte gesocht heeft: So en hadde het huys Ahazia niemant, Ga naar margenoot25 die kracht behielt tot het Coninckrijcke.

10

Ga naar margenoot26 Doe Athalia de moeder van Ahazia sach, dat haer soon doot was, so maeckte sy haer op, ende bracht om al Ga naar margenoot27 het Conincklicke zaet van het huys Iuda.

11

Maer Ga naar margenoot28 Iosabath de dochter Ga naar margenoot29 des Conincks, nam Ga naar margenoot30 Ioas den sone van Ahazia, ende stal hem uyt het midden van des Conincks sonen, die gedoodet werden, ende settede hem, ende sijne Ga naar margenoot31 voester in eene Ga naar margenoot32 slaep-kamer: So verberchde hem Iosabath de dochter des Conincks Iorams de huysvrouwe des Priesters Ga naar margenoot33 Iojada; (want sy was de suster van Ahazia) voor Athalia, datse hem niet en doodde.

12

Ende hy was by Ga naar margenoot34 hen versteken in het Huys Godts ses jaren; ende Athalia regeerde over Ga naar margenoot35 het lant.

margenoota
2.Reg. 8. versen 24, 25, etc.
margenoot1
Siet bov. 21. op vers 17.
margenoot2
D. den joncksten van jaren. Vergel. Genes. 19. op vers 31.
margenoot3
Siet hier van bov. 21.16, 17.
margenoot4
D. de outste sonen Iorams. bov. 21.17. wort alleen geseyt dat dese krijchs-luyden, de sonen Iorams wechgevoeret hadden: maer hier wort nu bygevoecht, dat syse oock gedoodet hebben.
margenoot5
Hebr. een soon van 42 jaer.
margenoot6
T.w. alleen. gelijck sommige afnemen uyt 2.Reg. 8. vers 26. Verstaende dat hy oock lange te vooren voor Coninck sy erkent geweest, terwijlen sijn vader tot de regeringe onduchtich was. Doch hoe dese beyde plaetsen eygentlick zijn te vergelijcken, is seer duyster.
margenoot7
Soo wort sy oock genoemt, 2.Reg. 8. vers 26. Verst. de dochter van Omris sone, namelick Achab. siet de aenteeck. op de voorgemelte plaetse. De kints-kinderen worden sonen, ende dochteren genaemt van hare groot-vaderen. Siet Genes. 36. op vers 2. ja oock van alle hare voor-ouderen in de rechte linie opwaerts gerekent, gelijck te sien is, Matth. 1.1. Luc. 13.16.
margenoot8
T.w. gelijck sijn vader Ioram, bov. 21.6.
margenoot9
T.w. die van het huys Achabs waren.
margenoot10
Alsoo is het Hebreeusch woort genomen, Exod. 12.13. Ezech. 25.15. Dan. 10.8.
margenoot11
D. hy en hoorde niet alleen haren afgodischen raet, maer hy dede oock daer nae.
margenootb
2.Reg. 8.28.
margenoot12
Oock genaemt Rama, in 't volgende vers, ende 2.Reg. 8.29. Siet oock van dese stadt, 1.Reg. 4.13.
margenoot13
Eene stadt in de stamme Issaschars; van de welcke siet, Iosu. 19.18. ende 1.Reg. 4.12, etc.
margenoot14
Ofte, daer waren slagers geweest, die hem by Rama geslagen hadden, etc. Verstaet door dese de Syriers, 2.Reg. 9.15.
margenoot15
And. genaemt Ahazia, bov. versen 1, ende 2. item Ioahaz, bov. 21.17.
margenoot16
Ofte, vertrappinge, dat is, de ombrenginge van Ahazia; waer door hy t'ondergebracht, ende gelijck vertrapt was: van de welcke siet, ond. vers 9.
margenoot17
T.w. als van een rechtveerdich Richter, die de sonden der menschen door haer eygen, vrywillich, ende onbedwongen bedrijf, pleegt te straffen. Vergel. hier mede 1.Reg. 12.15. ende de aenteeck. daer op.
margenoot18
D. welcke vertredinge, ofte ombrenginge geschiet is door dien, dat Ahasia tot Ioram gekomen, en niet te huys gebleven en was.
margenoot19
T.w. door het bevel, dat hy den Prophete Elia gegeven hadde, 1.Reg. 19.16. ende Elia door Elisa uytgevoert heeft, 2.Reg. 9.6.
margenoot20
D. straffe, die Godt den Iehu over het huys Achabs uyt te voeren belast hadde. Alsoo bov. 20. vers 9. Siet de aenteeck.
margenoot21
Sy worden 2.Reg. 10.13. de broederen van Ahazia genoemt. Siet aldaer de aenteeck.
margenootc
2.Reg. 10.14.
margenootd
2.Reg. 9.27.
margenoot22
Siet de verklaringe van dit vers, 2.Reg. 9. op vers 27.
margenoot23
D. sy lieten toe, datmen hem nae Ierusalem soude voeren, om aldaer begraven te worden.
margenoot24
Vergel. bov. 15.12.
margenoot25
Misschien, om datse te jonck waren, dien het Coninckrijcke van successie wege toequam, ofte, om dat de macht van Athalia te groot was.
margenoot26
Siet de verklaringe hier van, ende der volgende verssen, 2.Reg. 11. versen 1, 2, 3.
margenoot27
Hebr. het zaet des Coninckrijcks.
margenoot28
Hebr. Iehoschabath: And. oock genaemt Iehoscheba, 2.Reg. 11.2.
margenoot29
N. Iorams des soons Iosaphats, ende volgens de suster van Ahazia, 2.Reg. 11.2.
margenoot30
And. Iehoasch, 2.Reg. 12.2.
margenoot31
Die hem gesoogt hadde, ofte, noch soogde: want hy en was maer een jaer out. Verg. ond. 23. de aenteeck. op vers 1.
margenoot32
Hebr. eene kamer der bedden. Siet 2.Reg. 11. de aenteeck. op vers 2.
margenoot33
Hebr. Iehojada. Siet van desen 2.Reg. 11. op vers 4.
margenoot34
Verst. dat Ioas met sijne voester by den Hoogen-priester ende sijn wijf, in een der kameren, die aen den Tempel stonden, is heymelick bewaert, ende op-gevoedt geweest.
margenoot35
Namelick, van Iuda.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken