Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

Iosaphat sterft, ende sijn soon Ioram regeert, vers 1, etc. die sijne broeders vermoort, 2. sijne godtloose regeringe, 5. De Edomiten, ende Libna vallen van hem af, 8. ende achtervolgende een schrift Elie, 12. wort hy van de Philistijnen, ende Arabiers gequelt, die syn huys plunderen, sijne sonen, ende wijven wech nemen, 16. Daer toe wort hy met eene ongeneselicke kranckheyt geplaegt, daer van hy sterft, 18. ende wort begraven sonder gewoonlicke eere, 14.

1

Ga naar margenoota DAerna Ga naar margenoot1 ontsliep Iosaphat met sijne vaderen, ende wert begraven by sijne vaderen inde Ga naar margenoot2 stadt Davids: ende sijn sone Ioram wert Coninck in sijne plaetse.

2

Ende hy hadde broederen, Iosaphats sonen, Azaria, ende Iehiël, ende Zecharia, ende Azariahu, ende Michaël, ende Sephatia: dese alle waren sonen Iosaphats des Conincks Ga naar margenoot3 Israëls.

3

Ende haer vader hadde hen vele gaven gegeven van silver, ende van gout, ende van Ga naar margenoot4 uytgelesene kostelicheden, met vaste steden in Iuda: maer het Coninckrijcke gaf hy Ioram, om dat hy de Ga naar margenoot5 eerst geboren was.

4

Als Ioram tot het Coninckrijcke sijns vaders opgekomen was, ende sich versterckt hadde, so doodde hy alle sijne broederen met den sweerde: mitsgaders oock [eenige] vande Vorsten Ga naar margenoot6 Israëls.

5

Ga naar margenootb Ga naar margenoot7 Twee en dertich jaer was Ioram out, doe hy Coninck wert: ende hy regeerde Ga naar margenoot8 acht jaren te Ierusalem.

6

Ende hy Ga naar margenoot9 wandelde inden wech der Coningen Israëls, gelijck als het huys Achabs dede; want hy hadde Ga naar margenoot10 de dochter Achabs tot eene vrouwe: ende hy dede Ga naar margenoot11 dat quaet was inde oogen des HEEREN.

7

Doch de HEERE en wilde het Ga naar margenoot12 huys Davids niet verderven, om des verbonts wille, Ga naar margenootc dat hy met David gemaeckt hadde: ende gelijck als hy Ga naar margenootd geseyt hadde, hem, ende sijnen sonen Ga naar margenoot13 t'allen dagen een Ga naar margenoot14 lampe te sullen geven.

8

Ga naar margenoote In sijne dagen Ga naar margenoot15 vielen de Edomiten af van onder Ga naar margenoot16 het gebiet van Iuda: ende sy maeckten over hen eenen Coninck.

9

Daerom tooch Ioram Ga naar margenoot17 voort met sijne Overste, ende alle de wagenen met hem: Ga naar margenoot18 ende hy maeckte sich des nachts op, Ga naar margenootf ende sloech de Edomiten, die rontom hem waren, ende de Overste der wagenen.

10

Ga naar margenootg Evenwel vielen de Edomiten af van onder het gebiedt van Iuda, Ga naar margenoot19 tot op desen dach; doe, ter selver tijt, Ga naar margenoot20 viel Libna af van onder sijn gebiedt: want hy den HEERE den Godt sijner vaderen Ga naar margenoot21 verlaten hadde.

11

Oock maeckte hy Ga naar margenoot22 hoochten op de bergen van Iuda: ende hy dede de inwoonderen van Ierusalem Ga naar margenoot23 hoereren, ja hy dreef Iuda [daer toe].

12

So quam Ga naar margenoot24 een schrift tot hem vanden Propheet Elia, seggende: Alsoo seyt de HEERE, de Godt uwes vaders Davids; om dat ghy Ga naar margenoot25 inde wegen uwes vaders Iosaphats, ende inde wegen van Asa den Coninck van Iuda niet gewandelt en hebt:

13

Maer hebt gewandelt inden wech der Coningen Israëls, ende hebt Iuda, ende de inwoonderen van Ierusalem doen hoereren, Ga naar margenoot26 achtervolgende het hoereren van het huys Achabs: ende oock uwe broederen, van uwes vaders huys, gedoodt hebt, die beter waren dan ghy.

14

Ga naar margenoot27 Siet de HEERE Ga naar margenoot28 sal [u] plagen met eene groote plage aen u volck, ende aen uwe kinderen, ende aen uwe wijven, ende aen al uwe have.

15

Ghy sult oock in Ga naar margenoot29 groote kranckheden zijn, door de kranckheyt uwer ingewanden, tot dat uwe ingewanden uytgaen van wegen de kranckheyt, Ga naar margenoot30 jaer op jaer.

16

So verweckte de HEERE tegen Ioram den Ga naar margenoot31 geest der Philistijnen, ende der Ga naar margenoot32 Arabiers, die aen Ga naar margenoot33 de zijde der Mooren zijn.

17

Die toogen op in Iuda, ende Ga naar margenoot34 braken daer in, ende voerden alle have wech, die in het huys des Conincks gevonden wert; selfs oock sijne kinderen, ende sijne wijven: so dat hem geen sone overgelaten en wert, dan Ga naar margenoot35 Ioahaz de kleynste sijner sonen.

18

Ende na dese allen plaechde hem de HEERE in sijn ingewant met Ga naar margenoot36 eene kranckheyt, daer geen genesen aen en was.

19

Dit geschiedde Ga naar margenoot37 van jaer tot jaer, so dat wanneer Ga naar margenoot38 de tijt van het eynde der twee jaren uytginck, sijne ingewanden met de kranckheyt uytgingen, dat hy sterf van boose kranckheden: ende sijn volck en maeckte hem Ga naar margenoot39 geene brandinge, als de brandinge sijner vaderen.

20

Hy was twee en dertich [jaren] out, als hy Coninck wert, ende regeerde acht jaren te Ierusalem: ende Ga naar margenoot40 hy ginck henen sonder begeert te zijn; ende sy begroeven hem inde stadt Davids, maer niet in de graven der Coningen.

margenoota
1.Reg. 22.51. 2.Reg. 8.16
margenoot1
D. sterf. Breeder verklaringe deser maniere van spreken, siet Deuter. 31. op vers 16. ende 1.Reg. 1. op vers 21.
margenoot2
Siet 1.Reg. 2. op het vers 10.
margenoot3
D. vande twee stammen Israels, Iuda, ende Benjamin, ende der steden, die van het Coninckrijcke Israels onder Iuda sorteerden: van de welcke siet boven 13.19. ende 15.9. ende 19.4. alsoo worden Iosaphats Heeren genaemt Vorsten Israels ond. vers 4. siet oock bov. 15. op vers 17. ende ond. 23. op vers 2.
margenoot4
Siet van het Hebreeusch woort Gen. 24. op vers 53.
margenoot5
Want tot het recht der Eerst-geboorte behoorde oock de heerschappye over sijne broederen. Siet Genes. 25. op vers 31. Ende is hier uyt af te nemen, dat Iosaphat in't verkiesen van sijnen successeur meer gesien heeft op de wet Godts, Deut. 22.15. dan op de bequaemheyt des persoons, die godtloos was door sijne godtloose huys-vrouwe, ond. vers 6. ende niet soo goet als sijne broederen, vers 13.
margenoot6
Siet bov. op vers 2.
margenootb
2.Reg. 8.17.
margenoot7
Hebr. Een soon van twee-en-dertich jaer.
margenoot8
T.w. daer in gerekent zijnde de jaren die hy met sijn vader geregeert heeft. want hy heeft eenen tijt lanck de plaetse sijns vaders bewaert. siet 1.Reg. 22. op vers 42. ende 2.Reg. 8. op vers 16.
margenoot9
D. hy volchdese na in hare afgoderye, ende godloosheyt. Alsoo 2.Reg. 16.3. ende onder 28.2, etc.
margenoot10
Genaemt Athalia onder 22.2. van welcker afgodische godloosheyt, boosheyt, ende tyrannie, siet in het selve capit. 22. versen 3, 10. ende cap. 24.7.
margenoot11
Verstaet voornamelick afgoderye, ende tyrannye. Siet 1.Reg. 11. op vers 6.
margenoot12
D. het geslachte, ende de nakomelingen Davids. Siet 1.Reg. 14. op vers 10.
margenootc
2.Sam. 7.12. 1.Reg. 11.36. Psal. 132.11, 17.
margenootd
1.Reg. 11.36.
margenoot13
Siet 2.Sam. 7. op vers 13.
margenoot14
Siet 1.Reg. 11. op vers 36.
margenoote
2.Reg. 8.20.
margenoot15
Ende alsoo wert vervult de Prophetie van Isaac. Gen. 27.40.
margenoot16
Hebr. hant. Dat is, gebiet, gewelt; waer onder David hen gebracht hadde, 2.Sam. 8.14.
margenoot17
Te weten, nae Sair, eene plaetse in Idumea gelegen, 2.Reg. 8.21.
margenoot18
Hebr. hy was sich op-makende, ofte, hy was op-staende.
margenootf
2.Reg. 8.21.
margenootg
2.Reg. 8.22.
margenoot19
D. welcken af-val duert tot op desen dach. Verst. den tijt van de Babilonische vervoeringe. Alsoo 1.Chron. 4. vers 41.
margenoot20
Siet 2.Reg. 8. op vers 22.
margenoot21
T.w. door grouwelicke afgoderye, die hy niet alleen selve en pleechde, maer daer toe hy oock sijne ondersaten openbaerlick, ende met gewelt bedwong. Siet het volgende vers.
margenoot22
Siet Levit. 26. op vers 30.
margenoot23
D. afgoderye bedrijven, de welcke is de geestelicke hoererye, alsoo ond. vers 13. Siet Levit. 17. op vers 7. ende 20. op vers 5.
margenoot24
Verst. een schrift geschreven van den Propheet Elia, als Iosaphat noch leefde, voor wiens doot Elia al inden Hemel opgenomen was, gelijck af te nemen is, uyt 2.Reg. 3.11. Hier in hadde Elia gepropheteert van den staet des rijcks Iuda onder Ioram; gelijck de man Godts, die te Bethel quam, lange tijt te vooren van den Coninck Iosia gepropheteert heeft. 1.Reg. 13.2. ende Iesaias van Cyrus, capit. 44. ende 45. ende Daniel van de Monarchien, ende Coninckrijcken der aerde, Dan. 2. ende 7, etc. Ten ware sake dat men meynde dat dit een ander Elias zy geweest als de Thisbiter.
margenoot25
Siet 1.Reg. 15. op vers 26.
margenoot26
Ofte, gelijck het huys Achabs [Israel] heeft doen hoereren.
margenoot27
Siet de vervullinge deses dreygements, ond. vers 16, etc.
margenoot28
Dese maniere van spreken wort vol, ende sonder invoegsel gevonden, onder vers 18. And. de Heere sal u volck, ende uwe kinderen, etc. met eene groote plage plagen.
margenoot29
Ofte, vele.
margenoot30
Hebr. Dagen op dagen. dat is, jaer op jaer, te weten, twee jaren. want dese waren de gesette tijt deser sieckte, ond. vers 19. het woort dagen, is somtijts voor een vol jaer genomen, hebbende alle sijne dagen, Alsoo onder vers 19. Siet Levit. 25. op vers 29. Andere verstaen dit alsoo, dat dese sieckte hem dagelicx overvallen soude.
margenoot31
D. sin, wille, voornemen, moet. Siet 2.Reg. 19. op vers 7.
margenoot32
Verstaet de inwoonders van het steenich, ende rijck Arabien.
margenoot33
Hebr. aen de hant. het woordeken hant beteeckent somtijts de zijde yewers van, als Iob 1.14.
margenoot34
T.w. door gewelt van wapenen alles doorloopende, ende doordringende tot Ierusalem toe; ja oock de stadt innemende, ende die plonderende, gelijck uyt het volgende blijckt.
margenoot35
Oock genoemt Ahazia, ond. 22.1. ende Azaria. ond. 22.6.
margenoot36
T.w. de welcke Elia hem gedreycht hadde, bov. vers 15.
margenoot37
D. van het eerste jaer tot het tweede.
margenoot38
Welcken Elia in dat schrift gestelt hadde.
margenoot39
T.w. van welrieckende, oft kostelicke speceryen. Siet bov. 16. op vers 14.
margenoot40
T.w. den wech der geheeler aerde, gelijck staet, Ios. 23.14. 1.Reg. 2.2. dat is, hy sterf. Ofte: hy ginck henen sonder begeert te zijn. D. hy leefde onge-eert, ofte in onlust, ende smerte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken