Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Cores, (anders Cyrus genaemt,) Coninck van Persen, laet door Godts ingeven, vryheyt publiceren voor de Ioden, om uyt de Babylonische gevanckenisse weder nae haer lant te trecken, ende Gods Tempel te bouwen, vers 1, etc. met bevel aen sijne onderdanen, datse hen in alles sullen bevorderen, ende eene vrywillige gave geven tot des Tempels gebouw, 4. Hier op maken sich vele van den volcke gereedt tot de reyse, ende de onderdanen doen by hen nae des Conincks bevel, 5. Cores laet hen daerenboven uytlangen de heylige vaten des Tempels, die Nebucadnezar hadde wech-gevoert, 7.

1

Ga naar margenoota IN’t Ga naar margenoot1 eerste jaer nu van Ga naar margenoot2 Cores, Coninck van Persen, op dat volbracht wierd het Ga naar margenootb Woort des HEEREN, uyt den mont van Ga naar margenoot3 Ieremia, Ga naar margenoot4 verweckte de HEERE den geest van Cores Coninck van Persen, dat hy eene Ga naar margenoot5 stemme liet doorgaen door sijn gantsche Coninckrijck, selfs oock in geschrifte, seggende:

2

Soo seyt Cores, Coninck van Persen; De HEERE, de Godt des Hemels, heeft my alle Coninckrijcken der aerde gegeven: ende hy heeft my Ga naar margenoot6 bevolen hem een huys te bouwen, te Ierusalem, dewelcke in Ga naar margenoot7 Iuda is.

3

Ga naar margenoot8 Wie is onder ulieden van al sijn volck? Sijn Godt zy met hem, ende hy trecke op nae Ierusalem, die in Iuda is: ende hy bouwe het Huys des HEEREN, des Godts Israëls; hy is de Godt die te Ga naar margenoot9 Ierusalem [woont].

4

Ende al wie Ga naar margenoot10 achterblijven soude Ga naar margenoot11 in eenige plaetsen, daer hy als vreemdelinck verkeert, dien sullen de lieden sijner plaetse Ga naar margenoot12 bevorderlick zijn, met silver, ende met gout, ende met have, ende met beesten: neffens eene vrywillige gave, voor het Huys Godes, die te Ierusalem [woont].

5

Doe maeckten hen op de hoofden der vaderen, van Ga naar margenoot13 Iuda ende Benjamin, ende de Priesteren ende de Leviten, neffens een yegelick wiens geest Godt verweckte, dat sy optrocken om te bouwen het Huys des HEEREN, die te Ierusalem [woont].

6

Alle nu, die rontom hen waren, sterckten haerlieder handen met silvere vaten, met gout, met have, ende met beesten, ende met Ga naar margenoot14 kostelickheden: behalven Ga naar margenoot15 alles dat vrywillichlick gegeven wert.

7

Oock bracht de Coninck Cores uyt, de vaten van het Huys des HEEREN, die Ga naar margenootc Nebucadnezar uyt Ierusalem hadden uytgevoert, ende hadse gestelt in het huys sijnes Godts.

8

Ende Cores, de Coninck van Persen, brachtse uyt door de hant van Mithredath den Schatmeester, diese Ga naar margenoot16 Sesbazar den Vorst van Iuda Ga naar margenoote[d] toe-telde.

9

Ende dit is haer getal: dertich goudene beckens, duysent silvere beckens, negen ende twintich messen:

10

Dertich goudene bekers, vier hondert ende tien Ga naar margenoot17 andere silvere bekers: andere vaten Ga naar margenoot18 duysent.

[Folio 216r]
[fol. 216r]

11

Alle vaten van gout ende van silver waren vijf duysent ende vier hondert: Dese alle voerde Sesbazar op, Ga naar margenoot19 met de gene die van de gevanckenisse opgevoert wierden van Babel nae Ierusalem.

margenoota
2.Chron. 36.22.
margenoot1
Hebr. in’t eene jaer. D. in’t eerste. T.w. Sijner regeeringe te Babel, ofte der Monarchie, want hy al te vooren in Persen over de 20 jaren hadde geregeert.
margenoot2
Hebr. Coresch. anders gemeenlick genoemt Cyrus. Siet oock van desen Iesa. 44.28. ende 45.1, 13.
margenootb
Ierem. 25.12. ende 29.10.
margenoot3
Siet Ier. 25.12. ende 29.10. Alwaer Godt uytdruckelick belooft sijn volck uyt de gevanckenisse van Babel te verlossen, als die 70 jaren soude hebben geduert, die nu juyst verloopen waren, nae sommiger rekeninge, in’t jaer van de Scheppinge der wereld ontrent 3434, want de gevanckenisse, nae haer gevoelen, begonnen hadde in het jaer 3364.
margenoot4
Ofte, weckte op, maeckte wacker.
margenoot5
Als Exod. 36.6. Siet aldaer, ende 2.Chron. 36.22. ende ond. cap. 8.16, etc.
margenoot6
Ofte, heeft my opgeleyt: te weten, door het woort sijner Propheten, (dat my is bekent gemaeckt) ende door verweckinge mijns geests. Siet vers 1. ende Iesa. 44.28. ende 45.1, 13. And. heeft van my bevolen.
margenoot7
Dat is, ’t lant van Iuda.
margenoot8
D. Isser yemant onder u lieden woonende, die van Godes volck is, zijnde een Iode, ofte Israelijt. Vergel. Deut. 20. op vers 5.
margenoot9
D. die dese plaetse verkoren heeft om aldaer op eene bysondere wijse tegenwoordich te zijn, sijnen name te openbaren, ende nae sijn voorschrift gedient te zijn. Vergel. ond. cap. 6.12. ende 7.15. andere aldus: (Hy is de Godt) dat (Te weten, huys) te Ierusalem is. alsoo versen 4, 5.
margenoot10
Door gebreck van middelen, ofte andersins.
margenoot11
Hebr. uyt, van.
margenoot12
Hebr. opheffen, oplichten.
margenoot13
Hier onder worden begrepen die van andere stammen mede opgetogen zijn. 1.Chron. 9.2, 3. etc.
margenoot14
Siet Gen. 24. op vers 54.
margenoot15
Vergel. vers 4.
margenootc
2.Reg. 24.13. 2.Chron. 36.7.
margenoot16
Dese wort gehouden voor Zerubbabel, die in Chaldeen alsoo vernoemt zy. siet ond. cap. 3.2. ende 5.2, 14. ende 6.7.
margenoote[d]
Ezr. 5.14.
margenoot17
Ofte, daer aen, T.w. volgende. ofte, van de tweede soorte, ofte, dobbele. dat is, overdeckte.
margenoot18
Dat is, (soo het sommige verklaren) sy werden getelt ende gelevert by het duysent, ofte, by duysenden, als wesende kleyner ende van mindere weerdye, vergel. Psal. 50. op vers 10. Sommige verstaen ’t van andere groote vaten, die duysent souden geweest zijn, ende gevoecht by andere kleyne vaten die niet genoemt en worden, het naevolgende getal souden uyt maken.
margenoot19
Hebr. met het opgevoert worden der gevanckenisse, dat is, der gener, die uyt het Ioodsche lant gevanckelick waren wech gevoert.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken