Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

De Coninck Darius laet soecken nae 't bevel des Conincks Cores, vers 1. het welcke gevonden zijnde, sendt de Coninck een seer sterk bevel aen sijnen lantvoocht, ende gantschen lant-raedt, datse niet alleen de Ioden niet sullen verhinderen, maer in alle manieren bevorderlick zijn, soo in ’t gebouw des Tempels, als behoeften tot den Godts-dienst, vers 2, etc. Dit bevel komt de lantvoocht nae, ende wort also de Tempel volbouwt, ende ingewijet, 13. Voorts oock het Paesschen-feest met vreuchde gehouden, 19.

1

Ga naar margenoot1 DOe gaf de Coninck Darius bevel: Ende sy sochten in de Ga naar margenoot2 Cantzelerie, daer de Ga naar margenoot3 schatten waren wechgeleyt, in Ga naar margenoot4 Babel.

2

Ende te Ga naar margenoot5 Achmetha, in de burcht die in het lantschap Meden is, wert eene Ga naar margenoot6 rolle gevonden: ende daer in was aldus geschreven, Ga naar margenoot7 GEDACHTENISSE:

3

In den eersten jare des Conincks Cores, gaf de Coninck Cores [dit] bevel: Het Huys Godts te Ierusalem, dat huys sal gebouwt worden, Ga naar margenoot8 ter plaetse daer sy offerhanden offeren, ende de fondamenten daer van sullen Ga naar margenoot9 swaer zijn: Sijne hoochte van Ga naar margenoot10 tsestich ellen, ende sijne breette van tsestich ellen:

4

Met drie rijgen van Ga naar margenoot11 grooten steen, ende een rijge van nieu houwt: ende de oncosten sullen uyt des Conincx huys gegeven worden.

5

Daertoe salmen oock de goudene ende silvere vaten van het Huys Godes, die Nebucadnezar uyt den Tempel, die te Ierusalem was, heeft wechgevoert, ende nae Babel gebracht, wedergeven, datse gaen nae den Tempel, die te Ierusalem Ga naar margenoot12 is, aen Ga naar margenoot13 sijne plaetse, ende Ga naar margenoot14 men salse afvoeren ten Huyse Godes.

6

Nu, ghy Thathnai, Lant-voocht aen gene zijde der Ga naar margenoot15 Riviere, ghy Sthar-Boznai, met Ga naar margenoot16 ulieder geselschap, ghy Apharsechaiten, die aen gene zijde der Riviere zijt, Ga naar margenoot17 weest verre van daer.

7

Ga naar margenoot18 Laetse aen den arbeyt van dit Huys Godts: Dat de Lantvoocht der Ioden, ende de Outsten der Ioden dit Huys Godts bouwen aen sijne plaetse.

8

Oock wort van my bevel gegeven, wat ghylieden doen sult aen de Outsten deser Ioden, om dit Huys Godts te bouwen: te weten, dat uyt des Conincks goederen van den cijns aen gene zijde der Riviere, de onkosten desen mannen spoedichlick gegeven worden, op datmense niet en Ga naar margenoot19 belette.

9

Ende wat Ga naar margenoot20 noodich is, als, Ga naar margenoot21 jonge runderen, ende rammen, ende lammeren, tot brand-offeren den Gode van den Hemel, tarwe, sout, wijn, ende olye, nae’t seggen der Priesteren, die te Ierusalem zijn, datt’et hen dach by dach gegeven worde, datter geen feyl en zy.

10

Op dat sy offerhanden van Ga naar margenoot22 lieflicken reucke den Gode van den Hemel offeren, ende bidden voor het leven des Conincks ende sijner kinderen.

[Folio 218r]
[fol. 218r]

11

Voorts wort bevel van my gegeven, dat al de gene, die dit Ga naar margenoot23 woort sal veranderen, een hout uyt synen huyse sal geruckt ende opgericht worden, daer aen hy sal worden Ga naar margenoot24 opgehangen: ende sijn huys sal om dies wille tot eenen Ga naar margenoot25 dreckhoop gemaeckt worden.

12

De Godt nu, die sijnen naem aldaer heeft doen woonen, werpe ter neder alle Coningen ende volcken, die hare hant sullen uytstrecken, om te veranderen, [ende] te verderven dit huys Godts, dat te Ierusalem is, Ick Darius hebbe ’t bevel gegeven; dat het spoedichlick gedaen werde.

13

Doe deden Tathnai, de Lant-voocht aen gene zijde der Riviere, Sthar-Boznai, ende haer geselschap, spoedichlick alsoo, nae Ga naar margenoot26 ’tgene de Coninck Darius gesonden hadde.

14

Ende de Outsten der Ioden bouwden ende gingen voorspoedichlick voort, door de Prophetie des Propheten Haggai, ende Zacharia des soons van Iddo: Ende sy bouwden ende voltrocken ’t, nae den bevele des Godts Israëls, ende nae den bevele van Ga naar margenoot27 Cores, ende Ga naar margenoot28 Darius, ende Ga naar margenoot29 Arthahsasta Coninck van Persen.

15

Ende dit Huys wert volbracht op den derden dach der maent Ga naar margenoot30 Adar: dat selve was het seste Iaer van ’t Coninckrijck des Conincks Darij.

16

Ende de kinderen Israëls, de Priesters, ende Leviten, ende de overige kinderen der gevanckenisse, deden de Ga naar margenoot31 inwijinge van dit Huys Godts, met vreuchde.

17

Ende sy offerden ter inwyinge van dit Huys Godes, hondert runderen, twee hondert rammen, vier hondert lammeren, ende twaelf geyten-bocken ten sond-offer voor gantsch Israël, nae’t getal der stammen Israëls.

18

Ende sy stelden de Priesteren in hare Ga naar margenoot32 onderscheydingen, ende de Leviten in hare verdeelingen, tot den dienst Godts die te Ierusalem is, Ga naar margenoota Ga naar margenoot33 nae het voorschrift des boecks van Mose.

19

Oock hielden de kinderen der gevanckenisse het Ga naar margenootb Pascha, op den veertienden der Ga naar margenoot34 eerster maent.

20

Want de Priesters ende de Leviten hadden haer gereynicht als een eenich [man], sy waren alle reyn: Ende Ga naar margenoot35 sy slachteden het Pascha voor alle kinderen der gevanckenisse, ende voor hare broederen, de Priesteren, ende voor haer selven.

21

Also Ga naar margenoot36 aten de kinderen Israëls, die uyt de gevanckenisse wedergekomen waren, mitsgaders Ga naar margenoot37 al wie sich van de onreynicheyt der Heydenen des lants tot hen afgesondert hadde, om den HEERE, den Godt Israëls te Ga naar margenoot38 soecken.

22

Ende sy hielden het Feest der ongesuerder [brooden], seven dagen, met blijtschap: want de HEERE haddese verblijdt, ende het herte des Conincks van Ga naar margenoot39 Assur tot hen gewendt, om hare Ga naar margenoot40 handen te stercken in het werck van den Huyse Godts, des Godts van Israël.

margenoot1
Na datmen des Conincks Cyri last opgesocht ende gevonden hadde, gaf Darius bevel van den Tempel op te bouwen. de woorden deses bevels volgen vers 6.
margenoot2
Chald. In het huys der boecken.
margenoot3
Siet bov. cap. 5. op vers 17.
margenoot4
Verstaet niet de stadt Babel, maer het lantschap, ofte gebiet van Babylonien in’t breede genomen, ende Meden daer onder mede gerekent.
margenoot5
Dit houden sommige voor Ecbatana, alwaer de Coningen van Meden des somers haer hof hielden, waer van sy meynen dese plaetse den naem van Achmetha gecregen te hebben, gelijck haer hof des winters gehouden wert te Seleucia, aen de riviere Tygris. And. in een koffer, ofte, kasse.
margenoot6
Als ofmen seyde, t’samen-gerolt, deel eens boecx, volumen op latijn: om dat de boecken by outs op lange rollen van basten der boomen wierden geschreven, ende t’samen gewonden. Psal 40.8. ende Ier. 36.2. ende Ezec. 2.9. vindtmen eene rolle des boecks. ende Ezech 2.10. Apoc. 5.1. een boeck van binnen ende buyten beschreven: dat men houdt eene rolle geweest te zijn. Alsoo hebben de Ioden noch hedensdaechs in hare Synagogen, het Wet-boeck Mosis, geschreven op eene lange groote rolle van Perckement.
margenoot7
Dit schijnt het opschrift geweest te zijn van de volgende memorie, ofte het gedenck-cedel.
margenoot8
Ofte, tot eene plaetse, etc.
margenoot9
Chald. Eygentlick, dragende, dat is, soo swaer ende sterck dat sy het gebouw konden dragen.
margenoot10
Dit wort by sommige verstaen van consent ofte toelatinge, datmen den Tempel soo hooch soude mogen optrecken, daer Salomons Tempel maer 30 ellen hooch was, 1.Reg. 6.2. nu blijckt uyt Hag. 2.3. dat dit gebouw by Salomons Tempel niet was te vergelijcken. siet ooc bov. 3.12.
margenoot11
Als bov. cap. 5.8. Siet aldaer.
margenoot12
Ofte, sal wesen.
margenoot13
T.w. des Tempels, oft, elck aen sijne plaetse; verstaende dit van de vaten.
margenoot14
And. ghy sultse afvoeren, ofte, voertse af.
margenoot15
Euphrates.
margenoot16
Chald. ende haerlieder geselschap.
margenoot17
D. wacht u, dat ghy niet eenichsins naedert, om dit werck te beletten.
margenoot18
Dat is, laetse onverhindert voortgaen in den arbeyt, ofte in het werck.
margenoot19
Chald. doe ophouden.
margenoot20
Ofte, watse van nooden hebben.
margenoot21
Chald. sonen, ofte, kinderen der ossen.
margenoot22
Siet Gen. 8. op vers 21.
margenoot23
D. dit mijn bevel overtreden, ofte eenichsins daer tegen doen. Alsoo in’t volg. vers item Dan 3.28. ende 6. vers 9. ende 16.
margenoot24
Chald. uytgedelgt.
margenoot25
Alsoo Dan. 2.5. ende 3.28.
margenoot26
Nae ’t bevel, dat de Coninck hadde overgesonden.
margenoot27
Siet bov. 1.1. ende 5.13. ende in dit cap. vers 3, etc.
margenoot28
Siet boven 4. op vers 24.
margenoot29
Die door Darium, den sone Hystaspis verstaen, houden desen voor Artaxerxes Longimanus, dat is, lanckhant: maer die Darium houden voor Darius Nothus, verstaen voor desen Artaxerxes Mnemon, dat is, de gedachtige, die eenen langen tijt met sijnen vader heeft geregeert, ende daerna noch eenen langen tijt alleen, sulcx dat eenige hem 62 jaren in alles toeschrijven.
margenoot30
Passende voor ’t meestendeel op Februarius, voor een deel oock op Martius.
margenoot31
Vergel. Exo. 40. Numer. 7. op vers 16. 1.Reg. 8.63. Neh. 12. op vers 27.
margenoot32
Eenen yederen in sijne ordre, beurte, ende op sijnen dienst.
margenoota
Num. 3.6, 22. ende 8.11. 1.Chron. 24.1, etc.
margenoot33
Siet Num. 3.6. 7, etc. item vers 32. ende 8.9, etc. verst. hier by, dat sy vernieuwt hebben de ordeninge by David gemaeckt. 1.Chron. 24.3, 4, 5, etc.
margenootb
Exod. 12.1, etc. Lev. 23.5. Num. 28.16. Deut. 16.2.
margenoot34
Genoemt Abib. Siet Exod. 12.2, 6. ende 13.4, 5.
margenoot35
Vergel. 2.Chro. 29.24, 34. ende 30.17. ende 35.3, 6.
margenoot36
T.w. het Pascha.
margenoot37
Volgens de wet Exod. 12.48. ende Num. 9.14.
margenoot38
D. hier, van herten te dienen, ende in sijne wegen te wandelen.
margenoot39
Hy was eygentlick Coninck van Persen, maer nu waren Assyrien ende Chaldeen, (die Israel te vooren geplaecht hadden) onder sijn gebiet. misschien heeft hy oock op desen tijt sijn hof in Assyrien gehouden. want sommige schrijven, dat Darius de regeringe met sijnen sone gedeylt hebbende, Assyrien mede voor sich gehouden hebbe.
margenoot40
D. om haer moedich ende lustich te maken tot dit werck. Vergel. bov. 1.6.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken