Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiij. Capittel.

Op het voorlesen van Godts Wet, wort alle vermengelinge der vreemde volckeren van Israel afgescheyden, vers 1, etc. Terwijlen Nehemia weder vertrocken was tot den Coninck, waren verscheyden grove misbruycken in Godts kercke ingekropen, waer van hy deselve, na sijne wederkomste, suyvert, reynigende de Camers aen Godts Huys, die Eljasib hadde verontreynicht, 4. herstellende de Priesteren ende Leviten in haer ampt ende onderhout, waer over hy Thresoriers stelt, 10, 30. afschaffende alle ontheyliginge des Sabbaths, 15. mitsgaders alle houwelicken met de Heydensche volcken gemaeckt, 23.

1

Ga naar margenoot1 TE dien dage werter gelesen in het boeck van Mose, voor de ooren des volcks: Ende daer in wert Ga naar margenoota geschreven gevonden, dat de Ga naar margenoot2 Ammoniten ende Moabiten niet souden komen in de Ga naar margenoot3 Gemeente Godts, tot in eeuwicheyt:

2

Om dat sy den kinderen Israëls niet waren tegen gekomen met Ga naar margenoot4 broot ende met water; Ga naar margenootb ja hadden Bileam tegen Ga naar margenoot5 hem gehuert, om hem te vloecken, hoewel onse Godt den vloeck omkeerde in eenen segen.

3

So geschiedd’et, als sy dese Wet hoorden, dat sy alle Ga naar margenoot6 vermengelinge van Israël afscheydden.

4

Eljasib nu, de Priester, die gestelt was over de Ga naar margenoot7 kamer van het Huys onses Godts, was voor desen Ga naar margenoot8 nae bestaende van Tobia geworden:

5

Ende hy hadde Ga naar margenoot9 hem eene Ga naar margenoot10 groote kamer gemaeckt, alwaer sy te vooren henen leyden het spijs-offer, den wieroock, ende de vaten, ende de tienden van koorn, van most, ende van olye, Ga naar margenoot11 die bevolen waren voor de Leviten, ende de Sangers ende de Poortiers; mitsgaders Ga naar margenoot12 het hef-offer der Priesteren.

6

Doch in Ga naar margenoot13 allen desen en was ick niet te Ierusalem: want in het Ga naar margenoot14 twee-ende-dertichste jaer van Ga naar margenoot15 Arthahsasta, Coninck van Ga naar margenoot16 Babel, quam ick tot den Coninc; maer ten Ga naar margenoot17 eynde van [sommige] dagen Ga naar margenoot18 verkreech ick [weder] verlof vanden Coninck.

7

Ende ick quam te Ierusalem, ende verstont van het quaet, dat Eljasib voor Tobia gedaen hadde, makende hem eene kamer inde Ga naar margenoot19 voorhoven van Godes huys.

8

Ende het Ga naar margenoot20 mishaechde my seer: So wierp ick Ga naar margenoot21 al den huysraet van Tobia buyten, uyt de kamer.

9

Voorts Ga naar margenoot22 gaf ick bevel, ende sy reynichden de kameren: Ende ick bracht daer weder in de vaten van Godes huys, met het spijs-offer, ende den wieroock.

10

Ooc vernam ick, dat der Leviten Ga naar margenoot23 deel [hen] niet gegeven en was: So dat de Leviten ende de Sangers, die het Ga naar margenoot24 werck deden, gevloden waren een yegelick na sijnen acker.

11

Ende ick Ga naar margenoot25 twistede met de Overheden, ende seyde; Waerom is het Huys Godts verlaten? Doch ick Ga naar margenoot26 vergaderdese, ende hersteldese Ga naar margenoot27 in haren stant.

12

Doe brachte gantsch Iuda de tienden des koorns, ende des mosts, ende der olye, in de Ga naar margenoot28 schatten.

13

Ende ick stelde tot Schatmeesters Ga naar margenoot29 over de schatten, Selemja den Priester, ende Zadok den Schrijver, ende Pedaja uyt de Leviten: ende Ga naar margenoot30 aen hare hant Hanan den sone Zacchurs, des soons Matthanja: want sy werden Ga naar margenoot31 getrouw geacht, ende Ga naar margenoot32 hen wert opgeleyt haren broederen uyt te deylen.

14

Ga naar margenoot33 Gedenckt mijner, mijn Godt, Ga naar margenoot34 in desen: Ende en delcht mijne Ga naar margenoot35 weldadicheden niet uyt, die ick aen ’t Huys mijns Godts, ende aen sijne Ga naar margenoot36 wachten gedaen hebbe.

15

In de selve dagen sach ick in Iuda, die Ga naar margenoot37 perssen traden op den Sabbath, ende die garven in brachten, die sy op ezels loeden; als oock wijn, druyven, ende vijgen, ende Ga naar margenoot38 allen last, dien sy te Ierusalem inbrachten op den Sabbath-dach: Ende ick Ga naar margenoot39 betuychde Ga naar margenoot40 [tegen hen] ten dage, als sy eet-ware verkochten.

16

Daer woonden oock Ga naar margenoot41 Tyriers Ga naar margenoot42 binnen, die visch aenbrachten, ende Ga naar margenoot43 alle koopware, die sy op den Sabbath verkochten aen de kinderen van Iuda, ende te Ierusalem.

17

So twistede ick met de Ga naar margenoot44 Edelen van Iuda, ende seyde tot hen; Wat voor een boos dinck is dit: dat ghylieden doet, ende Ga naar margenootc ontheylicht den Sabbath-dach?

18

Deden niet uwe vaders alsoo, ende onse Godt bracht al dit Ga naar margenoot45 quaet over ons, ende over dese stadt? Ende ghylieden Ga naar margenoot46 maeckt des hittigen Ga naar margenoot47 gramschaps noch meer over Israël, ontheyligende den Sabbath.

19

Het geschiedde nu, als de poorten van Ierusalem Ga naar margenoot48 schaduwe gaven, voor den Sabbath, dat ick Ga naar margenoot49 bevel gaf, ende de deuren wierden gesloten; ende ick beval dat syse niet souden opdoen tot na den Sabbath: Ende ick stelde van mijne jongens aen de poorten, [op datter] geen last soude inkomen op den Sabbat-dach.

20

Doe vernachteden de kramers, ende verkoopers van Ga naar margenoot50 alle koop-ware, buyten voor Ierusalem, eenmael ofte twee.

[Folio 226v]
[fol. 226v]

21

So betuychde ick tegen hen, ende seyde tot hen, Waerom vernachtet ghylieden tegen over den muer? so ghy’t weder doet, sal ick de hant aen u slaen: van dier tijt aen en quamen sy niet op den Sabbath.

22

Voorts seyd’ ick tot de Leviten, dat sy hen souden reynigen, ende de Ga naar margenoot51 poorten komen wachten, om den Sabbathdach te heyligen: Gedenckt mijner oock [in] desen, mijn Godt, ende verschoont mijner, nae de Ga naar margenoot52 veelheyt uwer Ga naar margenoot53 goedertierenheyt.

23

Oock sach ick in die dagen Ioden, die Ga naar margenoot54 Asdodische, Ammonitische, [ende] Moabitische wijven [by sich] hadden Ga naar margenoot55 doen woonen.

24

Ende hare kinderen spraken Ga naar margenoot56 half Asdodisch, ende sy en Ga naar margenoot57 konden geen Iodisch spreken: maer nae de tale Ga naar margenoot58 eens yegelicken volcx.

25

So twistede ick met hen, ende Ga naar margenoot59 vloecktese, ende Ga naar margenoot60 sloech [sommige] mannen van hen, ende plucktese het hayr uyt: ende ick deedse sweeren by Godt; Ga naar margenoot61 Indien ghy uwe dochteren haren sonen sult geven, ende indien ghy van hare dochteren voor uwe sonen ofte voor u sult nemen! Ga naar margenoot62

26

Ga naar margenootd Heeft niet Salomo, de Coninck Israëls, daerin gesondicht? Ga naar margenoote hoewelder onder vele Heydenen geen Coninck en was, gelijck hy, ende hy sijnen Godt lief was, ende Godt hem ten Coninck over gantsch Israël gestelt hadde: Oock hem deden de vreemde wijven sondigen.

27

Ga naar margenoot63 Souden wy dan nae ulieden hooren, dat ghy al dit groote quaet soudet doen, overtredende tegen onsen Godt, doende vreemde wijven Ga naar margenoot64 [by u] woonen?

28

Oock wasser Ga naar margenoot65 [een] van de kinderen Iojada, des soons Eliasibs, des Hoogen-priesters, schoon-sone geworden van Ga naar margenoot66 Saneballat, den Horoniter: Daerom jaechde ick hem van my wech.

29

Ga naar margenoot67 Gedenckt aen hen, mijn Godt: om dat sy het Priesterdom hebben Ga naar margenoot68 verontreynicht, Ia het Ga naar margenoot69 verbont des Priesterdoms ende der Leviten.

30

Also reynichde ick haer van Ga naar margenoot70 alle vreemde: Ende ick bestelde de Ga naar margenoot71 wachten der Priesteren, ende der Leviten, elck op sijn werck:

31

Oock tot het Ga naar margenoot72 offer des houts, op bestemde tijden, ende tot de eerstelingen: Ga naar margenoot73 Gedenckt mijner, mijn Godt, ten goede.

Eynde des Boecks NEHEMIAE.

margenoot1
Dit verstaen sommige geschiet te zijn, na dat Nehemia ten tweeden male van den Coninck Artaxerxes weder te Ierusalem gekomen was. Siet vers 4. ende 6.
margenoota
Deut. 23.3, 4, 5.
margenoot2
Hebr. Ammoniter ende Moabiter.
margenoot3
Siet Deut. 23. op vers 1.
margenoot4
D. spijse ende dranc.
margenootb
Num. 22.5. Ios. 24.9.
margenoot5
Verst. Israel, D. ’t volck van Israel.
margenoot6
D. alle, die van vreemde, Agodische, heydensche volckeren waren, ende niet van Israel. Vg. bov. 9.2.
margenoot7
D. Cameren. siet ond. vers 9. ende Ezr. 8.29.
margenoot8
Dat is, hy hadde sich met hem bevriendet, ofte aen hem verswagert, niet tegenstaende dat hy een bitter vyandt van Godts volck was. Siet bov. 6. versen 1, 14, 17, 19. ende vergelijckt ond. vers 28.
margenoot9
Den Tobia.
margenoot10
De wanden van eenige kameren door brekende, hadde hy voor Tobia eene groote ruyme kamer daer van gemaeckt, om sijnen huysraet daer in te stellen. Siet vers 8.
margenoot11
Hebr. Het bevel, ofte, gebodt der Leviten, etc. dat is, waer van Godt bevolen hadde, datmense den Leviten, etc. geven soude, ofte, het bevolen, ofte, verordineert [deel] der Leviten, etc. Siet Num. 18.24.
margenoot12
Dat is, ’t gene sy den Priesteren moesten geven, te weten, de tienden vande tienden der Leviten, etc. Siet Num. 18.8, 26.
margenoot13
Nehemia wil seggen, dat alles in sijn afwesen binnen corten tijt weder vervallen was.
margenoot14
Als ick twaelf jaren met des Conincks consent te Ierusalem geweest was.
margenoot15
Siet Ezr. 6. op vers 14.
margenoot16
Het welcke nu was onder de Persische monarchie.
margenoot17
D. na eenigen tijt, ofte (als andere) na een vol jaer, het welcke door dagen somtijts wort verstaen.
margenoot18
Ofte, my wert verlof verkregen. Het Hebr. woort soude eygentl. beteeckenen: Ick wert ge-eyscht, versocht, of, ontboden. ’T kan zijn dat Nehemia sich ontsiende om selfs weder verlof te begeeren, ’tselve door anderen heeft laten versoecken, ende dat de Coninck hem daer op ontboden, ende verlof gegeven heeft. sonder twijfel hebben oock Godtvruchtige Ioden Nehemia laten weten den vervallenen staet van Godts volck, ende sijne overkomste eernstelick versocht, etc.
margenoot19
Als bov. 8.17.
margenoot20
Hebr. Het was my seer quaet. dat is, (als de Schrift elders spreeckt) het was seer quaet in mijne oogen, dat is, het misviel my seer.
margenoot21
Hebr. alle vaten, ofte, alle gereetschap des huyses van Tobia.
margenoot22
Hebr. ick seyde: siet 2.Chron. 29.24, 27. Iob 9.7. Esth. 9.25. ende vergel. Gen. 1.3. Ion. 2.11. met d’aenteeck. ofte, ick seyde dat sy de kameren souden reynigen: alsoo ond. vers 19.
margenoot23
Dat is, het onderhoudt, datmen hen nae Godts Wet schuldich was te geven: Ende daer toe het volck sich met eede verplicht hadde, bov. 10.37.
margenoot24
T.w. des Heeren, dat is, den gewoonlicken Godts-dienst.
margenoot25
D. ick bestraftese, bekeefse scherpelick: alsoo versen 17, 25.
margenoot26
Uyt de plaetsen, daer sy henen gevlucht ende verstroyt waren.
margenoot27
Om den Godts-dienst, als te vooren, weder waer te nemen.
margenoot28
D. schatkamers. Siet bov. vers 5.
margenoot29
Als bov. 12.44. ende 1.Chron. 26.20, etc. 2.Chron. 31.12, etc.
margenoot30
Dat is, tot haren dienst ofte behulp.
margenoot31
Vergel. bov. 7.2.
margenoot32
Hebr. [’t was] op hen: D. het was haren plicht, haren last.
margenoot33
Vergel. Gen. 8. op vers 1. Hebr. 6.10. ende ond. versen 22, 31. ende siet bov. 5. op vers 19.
margenoot34
Ofte, desen aengaende.
margenoot35
Als 2.Chron. 32. op vers 32. ende 35. op vers 26.
margenoot36
Besorgende, dat de Godt-dienst in uwen Tempel van eenen yderen, volgens sijn ampt, wel mochte worden waergenomen. siet Num. 3. op vers 7.
margenoot37
Wijn-perssen ende oly-perssen.
margenoot38
D. allerley last.
margenoot39
Verklarende by den Heere, dat ick het niet meer en soude lijden.
margenoot40
Als ond. vers 21.
margenoot41
Geboortich uyt de vermaerde stadt Tyrus. Siet Ios. 19. op vers 29.
margenoot42
Binnen Ierusalem.
margenoot43
D. allerley.
margenoot44
Hebr. witte. siet bov. 2. op vers 16.
margenootc
Exod. 20.8. Lev. 19.30.
margenoot45
Alle dese plagen ende straffen.
margenoot46
Hebr. Doet hittige gramschap toe.
margenoot47
Des Heeren.
margenoot48
Ofte, overschaduwt waren. D. tegen den avont, als de Sonne begost onder te gaen.
margenoot49
Hebr. seyde: als bov. vers 9.
margenoot50
D. allerley.
margenoot51
Verst. des Tempels, passende op alles, wat tot de heyliginge des Sabbaths diende, sonder yets anders op den Sabbath te doen, ende in het bysonder toesiende, datter geen onreyne mochten inkomen. siet Num. 3.7. ende 2.Chron. 23.19.
margenoot52
Ofte, grootheyt.
margenoot53
Ofte, weldadicheyt.
margenoot54
D. Heydensche wijven van allerley vreemde volcken. Asdod was eene stadt ende contreye der Philistijnen. Siet 1.Sam. 5.1, 2, etc.
margenoot55
D. getrouwt. (Siet Ezr. 10. op vers 2.) niet tegenstaende de reformatie te vooren by Ezra gedaen. Ezr. cap. 9. ende 10. ende hare eygene belofte (boven 10.30.) met eede verzegelt. Alsoo vers 27.
margenoot56
And. de helft harer kinderen, ofte, een deel.
margenoot57
Hebr. sy onderkenden niet, ofte, onderscheyden niet.
margenoot58
Hebr. van volck ende volck: D. van het een ende het ander volck, elck soo hy van sijne moeder geleert hadde, hebbende also eene verbasterde tale met eene verbasterde Religie.
margenoot59
Uyt yver van Iustitie verklarende, datse als meyn-eedige verbondt-brekers den vloeck op hen geladen hadden, ende weerdich waren verbannen ofte van Godts volck afgesneden te worden.
margenoot60
Tot eene openbare straffe ende versmaetheyt. Vergel. Deut. 25.2. ende 2.Sam. 10.4.
margenoot61
Desen eedt, dien hy haer voorseyt, moesten sy op haer nemen, op datse door dese middelen opgeweckt zijnde, hier na in sulcken grouwel niet weder mochten vervallen.
margenoot62
Een afgebroken reden in’t eedt-sweeren gebruycklick, waer op men verstaen can: So sult ghy vervloeckt zijn, ofte, So straffe u Godt. siet Gen. 14. op vers 23.
margenootd
1.Reg. 11.4.
margenoote
1.Reg. 3.13. 2.Chron. 1.12.
margenoot63
D. souden wy dan u sulcx toelaten, die ghy veel meer de verleydinge onderworpen zijt, als die groote, wijse, ende van Godt beminde Coninck Salomo?
margenoot64
Siet op. vers 23.
margenoot65
Iosephus schrijft, dat dit geweest zy Manasses, de broeder van den Hoogenpriester Iaddua. ofte, Iaddus, van welcken siet bov. cap. 12. op vers 11.
margenoot66
Siet bov. cap. 2. op vers 10. ende 4.1. ende 6.1, etc.
margenoot67
Als bov. 6.14.
margenoot68
Begaende alsulcke grouwelen, als boven verhaelt is.
margenoot69
Verstaet het bysonder ende naeder verbont dat Godt met Aaron ende sijnen zade, mitsgaders den Leviten, aengaende hare heylige ampten, gemaeckt hadde.
margenoot70
Hebr. allen vreemden: in ’t eenvoudich getal. Verst. de Heydensche wijven, kinderen, met de aenklevende onreynicheyt des Heydendoms.
margenoot71
Als bov. vers 14.
margenoot72
Siet bov. 10.34.
margenoot73
Vergel. bov. 5. op vers 19. ende in dit cap. versen 14, ende 22.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken