Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het v. Capittel.

De Coninginne Esther treckt een Conincklick kleedt aen, ende gaet tot den Coninck, vers 1. Die haer den gouden scepter toe-reyckt, 2. Ende hy belooft haer hare bede te geven, 3. Sy noodicht den Coninck ende Haman ter maeltijt, 4. De Coninck met Haman by Esther gekomen zijnde op die maeltijt, 5. belooft wederom haer hare bede te geven, 6. Sy noodicht den Coninck ende Haman ten anderen male, 7. Haman verblijdde sich hier in seer, maer hy vertoornt sich ten hoochsten, siende dat Mordechai hem niet en eerde, 9. Dit alles vertelt hy sijn wijf ende vrienden, 10. Die raden hem, dat hy een galge vijftich ellen hooge soude maken laten, om Mordechai daer aen te hangen: welcken raet hy volgt, 14.

1

’T Geschiedde nu aen Ga naar margenoot1 den derden dach, dat Esther Ga naar margenoot2 een Conincklick kleedt aentrock, ende stont in het binnenste voor-hof van des Conincks huys, tegen over Ga naar margenoot3 het huys des Conincks; de Coninck nu satt op sijnen Conincklicken throon, in het Conincklicke huys tegen over de deure van het huys.

2

Ende ’t geschiedde, doe de Coninck de Coninginne Esther sach, staende Ga naar margenoot4 in den voor-hof, verkreech sy genade in sijne oogen: so dat de Coninck den gouden scepter, die in sijne hant was, Ga naar margenoot5 Esther toe-reyckte, ende Esther naederde, ende Ga naar margenoot6 roerde de Ga naar margenoot7 spitse des scepters aen.

3

Doe seyde de Coninck tot haer, Wat is u Coninginne Esther? ofte wat is u versoeck? het sal u gegeven worden, Ga naar margenoot8 oock tot de helft des Coninckrijcks.

4

Esther nu seyde, Indien het den Coninck goet dunckt, so kome de Coninck met Haman heden tot de maeltijt, die ick Ga naar margenoot9 hem bereydt hebbe.

5

Doe seyde de Coninck, Doet Haman spoeden, dat hy Ga naar margenoot10 het bevel Esthers doe: Als nu de Coninck met Haman tot de maeltijt, die Esther bereydt hadde, gekomen was:

6

So seyde de Coninck tot Esther Ga naar margenoot11 op de maeltijt des wijns, Wat is uwe bede? ende het sal u gegeven worden: ende wat is u versoeck? ’tsal geschieden, oock tot de helft des Coninckrijcks.

7

Doe antwoordde Esther, ende seyde, Mijne bede ende versoeck is,

8

Indien ick genade gevonden hebbe in de oogen des Conincks, ende indien het den Coninck goet dunckt, my te geven mijne bede, ende mijn versoeck te doen, so kome de Coninck met Haman tot de maeltijt die ick hem bereyden sal, Ga naar margenoot12 so sal ick morgen doen Ga naar margenoot13 nae het bevel des Conincks.

9

Doe ginck Haman ten selven dage uyt, Ga naar margenoot14 vrolick, ende Ga naar margenoot15 goets moets: maer doe Haman Mordechai sach in de poorte Ga naar margenoot16 des Conincks, ende dat hy niet op en stont, noch Ga naar margenoot17 sich voor hem en beweegde, so wert Haman vervult met grimmicheyt op Mordechai.

10

Doch Haman Ga naar margenoot18 bedwong sich, ende hy quam tot sijn huys: ende hy sondt henen, ende liet sijne vrienden komen, ende Zeres sijne huysvrouwe.

11

Ende Haman vertelde hen de heerlijckheyt sijnes rijckdoms, ende Ga naar margenoot19 de veelheyt sijner sonen, ende alles daer in de Coninck hem groot gemaeckt hadde, ende Ga naar margenoot20 daer in hy hem verheven hadde boven de Vorsten, ende knechten des Conincks.

12

Voorder seyde Haman, Oock en heeft de Coninginne Esther niemant met den Coninck doen komen tot de maeltijt, die sy bereyt heeft, dan my: ende Ga naar margenoot21 ick ben oock tegen morgen Ga naar margenoot22 van haer met den Coninck genoodicht.

13

Doch dit al Ga naar margenoot23 en baet my niet, soo lange tijt, als ick den Iode Mordechai sie sitten in de poorte des Conincks.

14

Doe seyde sijne huysvrouwe Zeres tot hem, mitsgaders alle sijne vrienden, Men make Ga naar margenoot24 een galge van vijftich ellen hooge, ende segt morgen den Coninck, datmen Mordechai daer aen hange, gaet dan vrolick met den Coninck tot die maeltijt: Ga naar margenoot25 Desen raedt nu docht Haman goet, ende Ga naar margenoot26 hy dede de galge maken.

margenoot1
Te weten, aen den derden dach des vastens, cap. 4.16.
margenoot2
Hebr. haer kleedde [met] het Coninckrijck. Dat is, met het kleedt des Coninckrijcks: gelijck het vol staet ond. 6.8. Siet aldaer met d’aent.
margenoot3
D. dat deel des huys daer sich de Coninck verhielt.
margenoot4
Verstaet hier de binnen-sale van het Palleys, daer de Coninck sijne kamers hadde.
margenoot5
Dit was een teecken, dat hy haer verlof gaf tot hem te naederen, ende dat hy willich ende bereydt was, te hooren wat sy van hem begeeren soude.
margenoot6
Tot een teecken van gehoorsaemheyt ende eerbiedinge.
margenoot7
Hebr. het hooft.
margenoot8
Alsoo oock vers 6. de reden soude aldus voller zijn, Al waert dat ghy het halve Coninckrijcke begeerdet, het soude u gegeven worden. siet dergelijcke belofte Herodis Marc. 6.23.
margenoot9
Of, voor hem, te weten, voor den Coninck.
margenoot10
Hebr. het woort.
margenoot11
D. doe men den wijn op-gebracht hadde, ofte, vrolick by den wijn begon te worden. Men pleegt, soo sommige schrijven, by de Persen alsdan eerst den wijn op de tafel te brengen, alsmen het bancket ende vruchten op-bracht: want anders droncken sy water: des Conincks dranck was gesoden water uyt de riviere Choaspe.
margenoot12
D. ick sal morgen mijne bede den Coninck voordragen, ende hem aendienen wat het is dat ick van hem begeere.
margenoot13
Hebr. nae’t woort des Conincks.
margenoot14
T.w. Om dat hy de eere hadde, dat hy alleen tot het bancket der Coninginne genoodicht was.
margenoot15
Hebr. goet aen’t herte, of, goet van herten.
margenoot16
D. des huyses des Conincks.
margenoot17
Siet bov. cap. 3. vers 2.
margenoot18
Dat is, hy bedwong sijnen toorn, also dat hy hem selven niet datelick, noch op staende voet aen Mordechai gewroken en heeft.
margenoot19
Hy hadde tien sonen, c. 9.10. Van sijne dochters en wort nergens mentie gemaeckt. And, grootheyt.
margenoot20
Siet bov. 3.1.
margenoot21
Hebr. ick ben oock morgen haer geroepene, of genoodichde.
margenoot22
Of, tot haer.
margenoot23
D. ten kan my niet te dege vrolick maken.
margenoot24
Hebr. een hout. ende soo in’t volgende.
margenoot25
Hebr. dit woort, D. desen voorslach.
margenoot26
Hebr. Hy maeckte het hout, D. hy lietet bereyden tot een galge.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken