Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Achtervolgende het schrift des Conincks, versamelen haer de Ioden tegen hare vyanden, om die te dooden, vers 1, etc. De Lant-voochden helpense, uyt vreese van Mordechai, 3. Die groot was by den Coninck, 4. De Ioden verslaen vele van hare vyanden, 5. onder andere oock de tien sonen Hamans, 7. De Coninck vraegt Esther, wat sy noch meer begeert, 12. Sy begeert dat van gelijcke ’s anderen daechs mochte gedaen worden, ende dat Hamans sonen mochten opgehangen worden, 13. ’t welck de Coninck beveelt gedaen te worden, 14. De Ioden dooden te Susan noch 300 man, 15. In de andre lantschappen dooden sy 75000 van hare vyanden, maer leggen hare hant niet aen den roof, 16. De Ioden houden feest, ende dagen der vreuchde, 17. Die Mordechai bevestigt, 21. ende verordineert dat se by de nakomelingen neerstich souden onderhouden worden, 22. ’twelck de Ioden aennemen te doen 23. Ende worden die dagen genoemt de dagen Purim, 26. Dit alles wort van Esther ende Mordechai geschreven, 29. ende allen ende eenen yegelicken bekent gemaeckt, 30. Ende in een Boeck geschreven, 32.

1

IN de twaelfde maent nu (de selve is de maent Ga naar margenoot1 Adar) op den dertienden

[Folio 230r]
[fol. 230r]

dach der selver, Ga naar margenoot2 doe des Conincks woort ende Ga naar margenoot3 sijne wet nae-by-gekomen was, datmen het doen soude: ten dage als de vyanden der Ioden hoopten over haer te heerschen: Ga naar margenoot4 so ist om-gekeert, want de Ioden heerschten selfs over hare haters.

2

[Want] de Ioden vergaderden sich in hare steden, in alle de lantschappen des Conincks Ahasveros, omde hant te slaen aen de gene die Ga naar margenoot5 haer verderf sochten: ende niemant Ga naar margenoot6 bestont voor hen, want Ga naar margenoot7 haerlieder schrick was op alle die volckeren gevallen.

3

Ende alle de Overste der lantschappen, ende de Stadt-houders, ende Lantvoochden, ende Ga naar margenoot8 die het werck des Conincks deden, Ga naar margenoot9 verhieven de Ioden: want Ga naar margenoot10 de vreese Mordechai was op hen gevallen.

4

Want Mordechai was Ga naar margenoot11 groot in het huys des Conincks, ende sijn geruchte ginck uyt door alle lantschappen: want die Man, Mordechai, Ga naar margenoot12 wert doorgaens grooter.

5

De Ioden nu sloegen op alle hare vyanden, Ga naar margenoot13 met den slach des sweerts, ende der doodinge, ende der verdervinge: ende sy deden met hare haters nae haer welbehagen.

6

Ende in de Burcht Susan hebben de Ioden gedoodt ende omgebracht Ga naar margenoot14 vijf hondert mannen.

7

Ende Ga naar margenoot15 Pharshandatha, ende Dalphon, ende Aspatha,

8

Ende Poratha, ende Adalia, ende Aridatha,

9

Ende Pharmastha, ende Arisai, ende Aridai, ende Vaizatha,

10

De tien sonen Hamans, des soons Hammedatha, des vyants der Ioden, Ga naar margenoot16 doodden sy: Maer Ga naar margenoot17 sy en sloegen hare handen niet aen den roof.

11

Ten selven dage quam voor den Coninck het getal der gedoodden op de Burcht Susan.

12

Ende de Coninck seyde tot de Coninginne Esther, Te Susan op de Burcht hebben de Ioden gedoodt ende omgebracht vijf hondert mannen ende de tien sonen Hamans, Ga naar margenoot18 wat hebben sy al in de andere lantschappen des Conincks gedaen? wat is nu uwe bede? ende het sal u gegeven worden: ofte wat is voorder u versoeck? ’t sal geschieden.

13

Doe seyde Esther, Ga naar margenoot19 Dunckt het den Coninck goet, Ga naar margenoot20 men late oock morgen toe, den Ioden die te Susan zijn, te doen nae het gebodt van heden: ende men hange de tien sonen Hamans Ga naar margenoot21 aen de galge.

14

Doe seyde de Coninck, datmen alsoo doen soude: ende Ga naar margenoot22 daer wert een gebodt gegeven te Susan, ende men hing de tien sonen Hamans op.

15

Ende de Ioden die te Susan waren, vergaderden oock op den veertienden dach der maent Adar, ende sy doodden te Susan drie hondert mannen, maer sy en sloegen hare hant niet aen den roof.

16

De overige Ioden nu, die in de landt-schappen des Conincks waren, Ga naar margenoot23 vergaderden, op datse stonden voor haer Ga naar margenoot24 leven, ende ruste hadden van hare vyanden, ende sy doodden onder hare haters vijf-en-tseventich duysent: maer Ga naar margenoot25 sy en sloegen hare hant niet aen den roof.

17

[Dit geschiedde] op den dertienden dach der maent Adar: ende op den veertienden der selver rusteden sy, ende sy maeckten den selven eenen dach der maeltijden, ende der vreucht.

18

Ende de Ioden die Ga naar margenoot26 te Susan waren, vergaderden Ga naar margenoot27 op den dertienden der selver, ende op den veertienden der selver, ende sy rusteden op den vijftienden der selver, ende sy maeckten den selven eenen dach der maeltijden, ende der vreucht.

19

Ga naar margenoot28 Daerom maeckten de Ioden van de dorpen, die in de dorp-steden woonden, den veertienden dach der maent Adar Ga naar margenoot29 ter vreucht ende maeltijden, ende eenen Ga naar margenoot30 vrolicken dach, ende der sendinge van Ga naar margenoot31 deelen Ga naar margenoot32 aen malkanderen.

20

Ende Mordechai beschreef dese geschiedenissen: ende hy sondt brieven aen alle de Ioden, die in alle de lantschappen des Conincks Ahasveros waren, dien die nae-by, ende dien die verre waren,

21

Om over hen te bevestigen dat sy souden onderhouden den veertienden dach der maent Adar, ende den vijftienden dach der selver in Ga naar margenoot33 alle ende yeder jaer:

22

Ga naar margenoot34 Nae de dagen in dewelcke de Ioden tot ruste gekomen waren van hare vyanden, ende de maent die hen verandert was van droefenisse in blijtschap, ende van rouwe in eenen Ga naar margenoot35 vrolicken dach: dat sy de selve [dagen] maken souden [tot] dagen der maeltijden, ende der vreucht, ende der sendinge van deelen aen malkanderen, ende der gaven aen de arme.

23

Ende de Ioden namen aen te doen Ga naar margenoot36 dat sy begonnen hadden, ende Ga naar margenoot37 dat Mordechai aen hen geschreven hadde.

24

Om dat Haman de sone Hammedatha, de Agagiter, aller Ioden vyant, tegen de Ioden gedacht hadde, haer om te brengen: ende dat hy het Pur, dat is, het Ga naar margenoot38 lot hadde geworpen, om haer te verslaen, ende om haer om te brengen.

25

Maer als Ga naar margenoot39 sy Ga naar margenoot40 voor den Coninck gekomen was, heeft Ga naar margenoot41 hy Ga naar margenoota door brieven Ga naar margenoot42 bevolen, dat Ga naar margenoot43 sijne boose gedachte, die hy gedacht hadde over de Ioden, op sijnen kop souden wederkeeren: ende men heeft hem, ende sijne sonen aen de galge gehangen.

26

Daerom noemtmen Ga naar margenoot44 die dagen Purim, van den name Ga naar margenoot45 dies Purs: Hierom, van wegen alle de woorden van Ga naar margenoot46 dien brief: ende ’tgene sy selve van sulcks gesien hadden, ende wat tot hen Ga naar margenoot47 overgekomen was;

27

Bevestichden de Ioden, ende namen op hen, ende Ga naar margenoot48 op haer zaet, ende op alle die haer tot hen Ga naar margenoot49 vervoegen souden: dat men’t niet en overtrade, dat sy Ga naar margenoot50 dese twee dagen souden houden, nae de voorschrift der selver, ende nae den bestemden tijt der selver, in Ga naar margenoot51 alle ende yeder jaer.

28

Dat dese dagen gedacht souden worden ende onderhouden, in al ende elck geslachte, elck huys-gesin, elck lantschap, ende elcke stadt: ende dat dese dagen Purim niet en souden over-getreden worden Ga naar margenoot52 onder de Ioden, ende dat de gedachtenisse der selver geen eynde nemen en soude Ga naar margenoot53 by haren zade.

[Folio 230v]
[fol. 230v]

29

Ga naar margenoot54 Daerna schreef de Coninginne Esther de dochter Abichails, ende Mordechai de Iode Ga naar margenoot55 met aller macht, om Ga naar margenoot56 desen brief van Purim Ga naar margenoot57 ten tweeden male te bevestigen.

30

Ende Ga naar margenoot58 hy sondt de brieven aen alle de Ioden, in de hondert ende seven-en-twintich lantschappen des Coninckrijcks Ahasveros, Ga naar margenoot59 met woorden van vrede ende trouwe.

31

Dat sy dese dagen van Purim bevestigen souden op hare bestemde tyden, gelijck als Mordechai de Iode over hen bevesticht hadde, ende Esther de Coninginne, ende gelijck als sy ’t bevesticht hadden Ga naar margenoot60 voor haer selven ende voor Ga naar margenoot61 haer zaet: de Ga naar margenoot62 saken van’t vasten ende haer-lieder geroep.

32

Ende het bevel Esthers Ga naar margenoot63 bevestichde de geschiedenissen van dese Purim: ende ’t wert in een Boeck geschreven.

margenoot1
Siet bov. 3.7.
margenoot2
D. doe de tijt aenquam, datmen de Ioden soude uytroeyen.
margenoot3
D. sijn placcaet.
margenoot4
T.w. door de rechtveerdige regeringe Godes, die Hamans bloet-dorstich voornemen hadde te schande gemaeckt, ende den vyanden van Godes volck hadde gedaen, gelijck sy anderen meynden te doen.
margenoot5
Hebr. haer quaet.
margenoot6
Ofte, stont haer tegen. Hebr. tegen haer aengesichte.
margenoot7
Verst. hier eene vreese ende schrick daer mede de Ioden van andere gevreest wierden. alsoo oock vers 3.
margenoot8
Siet boven 3. op vers 9.
margenoot9
D. Sy eerdense, ende dedense alle behulp.
margenoot10
D. Sy vreesden hem te vertoornen, nu sy sagen dat hy in sulck aensien by den Coninck was.
margenoot11
D. in groot aensien ende autoriteyt.
margenoot12
D. hy wierdt alle dage grooter. siet dese maniere van spreken, Gen. 26.13. met d’aenteeckeninge. Hebr. gaende ende groot wordende.
margenoot13
D. sy sloegen, ende doodden, ende brachten om met den sweerde, alle hare vyanden.
margenoot14
Sommige meenen dat dese 500 mannen zijn geweest vrienden ende bondt-genooten Hamans, daerom de Coninc hier van des te weyniger swaricheyts gemaect heeft, als vermoedende dat sy yets tegens hem mochten aenvangen, om Hamans doot te wreken.
margenoot15
Siet Exod. 17.14. ende Deut. 25.17. alwaer geboden wort Amalek uyt te roeyen.
margenoot16
Niet alleen ten aensien van het boos voor-nemen hares Vaders: Maer oock ten aensien van het bevel Godes, Exod. 17.14.
margenoot17
Dat is, sy en namen de goederen der verslagenen niet tot haer (of schoon de Coninck haer sulcks hadde toe-gelaten). waerom? Om dat sy des Conincks schat-kamer niet en souden te kort doen: oock op dat sy souden doen blijcken, dat sy hare vyanden niet en hadden doot-geslagen vuyl gewins, ende hares eygenen profijts halven: maer alleen om haer lijf en goet te beschermen, ende dewijle de noot sulcks vereyschtte, want andersins en konde des Conincks placcaet niet vernieticht worden.
margenoot18
Als of hy seyde, dewijle het getal der gedoodden op de Burcht Susan soo groot is: Hoe groot moet dan zijn ’tgetal aller der gener die in alle de lantschappen mijnes rijcks gedoodet zijn?
margenoot19
Hebr. Ist goet by den Coninck.
margenoot20
D. laetse morgen in de stadt Susan doen, dat heden op de Burcht Susan geschiet is. Andere verstaen dit alsoo, datter te Susan noch eenige waren, die haer tegen de Ioden stelden, die oock nootsakelick mosten uytgeroeyt werden.
margenoot21
Hier staet aen te mercken, dat de sonen Hamans zijn gehangen geworden, na datse doot geslagen waren. Siet vers 10.
margenoot22
Dat is, daer wert een bevel gedaen van wegen den Coninck, door het welcke den Ioden te Susan wiert toe-gelaten hare vyanden des anderen daechs oock te dooden, gelijck Esther vers 13. is versoeckende.
margenoot23
Hy wil seggen, Sy vergaderden om haer leven te beschermen, ende om in vrede te mogen leven, sonder hare vyanden te vreesen.
margenoot24
Hebr. ziele. And. ende stonden voor haer leven, ende hadden ruste, etc.
margenoot25
Siet bov. vers 10
margenoot26
Te weten, In de stadt Susan.
margenoot27
Te weten, op den xiij dach der maent Adar.
margenoot28
T.w. van wegen de victorie die sy op dien dach over hare vyanden verkregen hadden.
margenoot29
Siet Deut. 16.11, 14. Nehem. 8.10, 11.
margenoot30
Hebr. goeden.
margenoot31
Of, gerichten, T.w. tafel-gerichten. Siet. 1.Sam. 1.4, 5. Neh. 8.11, 13.
margenoot32
Hebr. De man aen sijnen naesten.
margenoot33
Hebr. in alle jaer ende jaer.
margenoot34
Verstaet, hy ordineerde datmen die feest-dagen alle jaer met sulke vreugt soude onderhouden, als sy die dagen onderhouden hadden, in de welcke sy ruste ende vrede verkregen hadden: Ende dat sy sulcx doen souden in die maent, die hen verandert was van smerte in blijtschap.
margenoot35
Hebr. goeden dach.
margenoot36
T.w. dat sy alle jaer den xiiij dach der maent Adar met vreuchde souden vyeren, ende onderhouden.
margenoot37
T.w. dat sy oock den xv dach der maent Adar jaerlicks souden onderhouden.
margenoot38
Siet bov. 3.7.
margenoot39
T.w. Esther.
margenoot40
Verstaet hier by alles wat Esther voorder gedaen heeft doe sy tot den Coninck gekomen is.
margenoot41
Te weten, de Coninck.
margenoota
Esther cap. 8.8.
margenoot42
Hebr. geseyt.
margenoot43
T.w. Hamans.
margenoot44
T.w. den xiiij ende den xv der maent Adar.
margenoot45
Daer van boven 3.7. gesproken wort.
margenoot46
Van den welcken siet bov. versen 20, 21.
margenoot47
T.w. door ’t geruchte, ofte, door brieven.
margenoot48
D. op hare nakomelingen.
margenoot49
T.w. uyt de heydenen, der Ioden religie aennemende. siet bov. 8.17.
margenoot50
T.w. den xiiij ende den xv dach der maent Adar, vers 21.
margenoot51
Hebr. in alle jaer ende jaer, als vers 21.
margenoot52
Hebr. uyt het midden. And. vergaen uyt het midden der Ioden.
margenoot53
D. by hare nakomelingen.
margenoot54
T.w. in ’t volgende jaer, so men meent, ’t welck was het xiij jaer des Coninckrijcks Ahasveri.
margenoot55
Dat is, sy schreven dese brieven soo sterck, ende met sulcke eernstige woorden ende bevelen, als sy immer konden.
margenoot56
Van den welcken gesproken wort bov. versen 20, 21, 22.
margenoot57
Eerst hadde Mordechai de dagen der Purim bevesticht vers 20. Maer om het neerstich onderhouden der selver te vervolgen, so heeft Esther (wiens autoriteyt groot was by de Ioden) het bevel van het onderhouden deser dagen, wederom door hare brieven vernieuwt ende bekrachticht, op dat doch de memorie harer verlossinge niet en soude in vergetinge komen.
margenoot58
T.w. Mordechai.
margenoot59
D. haer vrede ende trouwe toe-wenschende.
margenoot60
Hebr. op haerlieder ziele.
margenoot61
Dat is, hare na-komelingen.
margenoot62
Dat is, de gedachtenisse van haerlieder noot, vasten, bidden, ende gevolchde verlossinge.
margenoot63
Als bov. vers 31.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken