Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xl. Capittel.

Iob wort weder van den Heere bestraft, om dat hy de gerechticheyt, ende de macht Godts noch niet ten vollen bekent en hadde, vers 1, etc. de macht Godts wort beschreven door tegenstellinge van de swackheyt Iobs, 4. door eenige bevelen hem van Godt spotscher wijse voorgestelt, op dat hy sijne macht, in 't nakomen der selver soude betoonen, 5. door de beschrijvinge van den Behemoth, 10. ende van den Leviathan, die Godt beyde geschapen heeft, 20.

1

ENde de HEERE antwoordde Iob uyt Ga naar margenoot1 een onweder, ende seyde:

2

Ga naar margenoot2 Gordt nu als een man uwe lendenen; ick sal u vragen, ende Ga naar margenoot3 onderricht my.

3

Sult ghy Ga naar margenoot4 oock Ga naar margenoota mijn Ga naar margenoot5 oordeel te niete maken? sult ghy my Ga naar margenoot6 verdoemen, op dat ghy rechtveerdich zijt?

4

Hebt ghy eenen Ga naar margenoot7 arm gelijck Godt? ende kont ghy gelijck hy met de stemme donderen?

5

Ga naar margenoot8 Verciert u nu met voortreflicheyt, ende hoocheyt, ende bekleedt u met majesteyt, ende heerlickheyt.

6

Stroyt de Ga naar margenoot9 verbolgentheden uwes toorns uyt, ende Ga naar margenoot10 siet allen hoochmoedigen, ende vernedert hem.

7

Siet allen hoochmoedigen, [ende] brengt hem t'onder: ende verplettert de godtloose Ga naar margenoot11 in hare plaetse.

8

Verberchtse Ga naar margenoot12 t'samen in't Ga naar margenoot13 stof; Ga naar margenoot14 verbindt hare aengesichten in't verborgen.

9

Dan sal ick oock u loven, Ga naar margenoot15 om dat uwe Ga naar margenoot16 rechter-hant u sal verlost hebben.

10

Siet nu, Ga naar margenoot17 Behemoth, welcken ick gemaeckt hebbe Ga naar margenoot18 nevens u, Ga naar margenoot19 hy eet hoy, gelijck een runt.

11

Siet doch, sijne kracht is in sijne lendenen; ende sijne macht inden Ga naar margenoot20 navel sijns buycks.

12

Alst hem lust, Ga naar margenoot21 sijnen steert is als een Ceder: de senuwen sijner schaemte zijn Ga naar margenoot22 doorvlochten.

13

Sijne beenderen zijn [als] Ga naar margenoot23 vast coper: sijne gebeenten zijn als ysere hantboomen.

14

Hy is Ga naar margenoot24 een hooft-stuck der wegen Godts: die hem gemaeckt heeft, heeft [hem] Ga naar margenoot25 sijn sweert aengehecht.

15

Ga naar margenoot26 Om dat de bergen hem voeder voortbrengen, daerom spelen alle de dieren des velts Ga naar margenoot27 aldaer.

[Folio 249r]
[fol. 249r]

16

Onder Ga naar margenoot28 schaduwachtige-boomen leyt hy neder: Ga naar margenoot29 in een schuyl-plaetse des riets, ende des slijcks.

17

De schaduwachtige-boomen bedecken hem, Ga naar margenoot30 elck een met sijne schaduwe: de beeck-wilgen omringen hem.

18

Siet, hy Ga naar margenoot31 doet de riviere gewelt aen, [ende] en Ga naar margenoot32 verhaest sich niet: hy vertrouwt, dat hy de Ga naar margenoot33 Iordane in sijnen mont soude konnen intrecken.

19

Soude men hem Ga naar margenoot34 voor sijn oogen konnen vangen? soude men [hem] met stricken den neuse doorbooren konnen?

20

Sult ghy den Ga naar margenoot35 Leviathan met den angel Ga naar margenoot36 trecken, ofte Ga naar margenoot37 sijne tonge met eene koorde, [die] ghy laet neder sincken?

21

Sult ghy hem eene Ga naar margenoot38 biese inde neuse leggen? of met een Ga naar margenoot39 doorn sijne kake doorbooren?

22

Sal hy aen u Ga naar margenoot40 vele smeeckingen maken? sal hy Ga naar margenoot41 sachtkens tot u spreken?

23

Sal hy een verbont met u maken? sult ghy hem aennemen tot Ga naar margenoot42 eenen eeuwigen slave?

24

Sult ghy met hem spelen, gelijck [met] een Ga naar margenoot43 vogelken? of sult ghy hem binden Ga naar margenoot44 voor uwe jonge dochteren?

25

Sullen de Ga naar margenoot45 met-gesellen over hem een Ga naar margenoot46 maeltijt bereyden? sullen sy hem deelen onder de Ga naar margenoot47 koop-lieden?

26

Sult ghy sijne huyt met haken Ga naar margenoot48 vullen; of met een visschers Ga naar margenoot49 krauwel sijn hooft?

27

Legt uwe hant Ga naar margenoot50 op hem; gedenckt Ga naar margenoot51 des strijts, Ga naar margenoot52 doet het niet meer.

28

Siet, Ga naar margenoot53 sijne hope sal Ga naar margenoot54 feylen: sal Ga naar margenoot55 hy oock voor sijn Ga naar margenoot56 gesichte Ga naar margenoot57 nedergeslagen worden?

margenoot1
Siet bov. 38. op vers 1.
margenoot2
Siet bov. 38. op vers 3.
margenoot3
Siet op de voorgemelde plaetse.
margenoot4
D. niet alleen uwe oprechticheyt verdedigen, maer oock mijn gerechticheyt te kort spreken.
margenoota
Psal. 51.6. Rom. 3.4.
margenoot5
Verstaet het recht dat Godt hadde in het straffen van Iob.
margenoot6
Siet van dit woort Deut. 25. op vers 1.
margenoot7
D. macht, ende sterckte, als Godt. Alsoo Exod. 15.16. Deut 33.27. Psal.79.11. ende 89.14. ende 136.12.
margenoot8
T.w. gelijck ick daermede verciert, ende gekleedt ben. Siet Psal. 93.1. ende 96.6. ende 104.1. Iesa. 51.9. Godt wort geseyt, hiermede aengetogen, ende bekleet te zijn, om datse haer in alle sijne oordeelen, ende wercken vertoonen; het welcke Iob vermaent wert nae te komen, so hy met Godt lust hadde te rechten. Vergel. bov. 29.14. ende de aenteeck.
margenoot9
Verst. seer heftige, ende uytvarende gramschap, die Gode menschelicker wijse hier toegeschreven wort: als oock bov. 21.30. Psal. 78.49. De sin is, dat Iob de macht niet en hadde, om sijne vyanden, ende tegenpartijders te dempen, ende t'onder te brengen, gelijck wel Godt hadde, ende dat hy daerom sich niet en moeste tegen Godt gestelt hebben, willende tegen hem, als tegen sijne partye sijne sake verdedigen. Siet bov. 13.22. ende 16.21. ende 23.3, 4, 5, etc.
margenoot10
D. veracht hem, ende schouwt hem aen met eene gramme, ende dreygende ooge, alsoo in't volgende vers, ende ond. 41.25.
margenoot11
T.w. daerse verheven, ende prachtich zijn, hebbende daer al haren staet, vermogen, ende gewelt.
margenoot12
T.w. de godtloose.
margenoot13
D. in't graf, alwaer sy in stof verandert worden; dat is, dootse. Vergel. de maniere van spreken met Psal. 22.16.
margenoot14
D. maeckt datmense niet meer in de werelt en sie, want de aengesichten der dooden pleechtmen met doecken te verbinden, ende te decken. Vergel. Prov. 10.6. ende de aenteeck. item Iohan. 11.44. ende 20.7.
margenoot15
D. dat ghy genoechsaem voor u selven zijt, gelijck ick ben, om u in't gerichte tegens my te vergelijcken.
margenoot16
D. uwe kracht, ende sterckte. Alsoo Psal. 89.43. Ies. 41.13.
margenoot17
Dit woort wert van velen overgeset Elephant. Andere meynen, dattet een gemeyne name is, begrijpende alle aerdsche beesten, soo wel tamme, als wilde, die seer groot van lichaem zijn, onder welcke den Elephant een van de voorneemste is. Het woort staet in 't getal van vele, om de grootheyt deser beeste uyt te drucken. Alsoo wijsheden, voor de opperste, ende hoochste wijsheyt. Prov. 1.20.
margenoot18
D. soo wel als u; ofte, met u; dat is, op den selven sesten dach der scheppinge, als ick de twee eerste menschen, ende in de selve u oorspronckelick gemaeckt hebbe. And. op dat hy met u op der aerde woonen soude.
margenoot19
Het welcke een bewijs, ende teecken is van Godts voorsienicheyt, ende macht, waer door de aldergrootste, ende sterckste beesten worden getemt, ende den menschen onderworpen.
margenoot20
De sin is, dat hy niet alleen in de lendenen; D. inde opperste deelen sijns lichaems, maer oock in de onder-deelen, (die swackst plegen te zijn) als inde buyck, ende navel, etc. seer sterck is.
margenoot21
And. hy roert, ofte, richt sijnen steert op, als etc. T.w. soo recht opgeheven, ende soo onbeweeglick, als een Ceder.
margenoot22
D. door elck anderen ingewickelt, ende doortrocken.
margenoot23
Hebr. sterckten des kopers, ofte, des staels.
margenoot24
Dat is, het voornaemste stuck der wercken Godts, onder de vier-voetige dieren, ten aensien van sijne grootte, ende sterckte.
margenoot25
Die het woort Behemoth voor den Elephant nemen, verstaen door sijn sweert sijne snuyte, ofte uytstekende tanden, daermede hy hem als met eene hant behelpt, ende groote kracht bedrijft. And. kan sijn sweert tot hem voegen; te weten, om hem te dooden; dat is, kan hem dooden.
margenoot26
D. om dat hy niet en leeft by den roof, maer by het gewas, dat op de bergen voortkomt, so is't dat andere dieren hem niet en vreesen, maer in sijne tegenwoordicheyt sonder schroom, ende sorge zijn. And. als de bergen etc. so spelen, etc.
margenoot27
Dat is, in de plaetse daer hy weydt.
margenoot28
D. die schaduwe van haer geven. alsoo in't volgende vers.
margenoot29
T.w. alwaer hy verkoelinge, ende ververschinge soeckt tegen de groote, ende felle hitte der sonne.
margenoot30
Ofte, [tot] sijner schaduwe; dat is, op datse hem schaduwe souden maken.
margenoot31
T.w. als hy in de riviere ingaet om te drincken, belet hy den loop van de riviere. ofte: hy swelcht de riviere met gewelt in. waer van de sin is, dat hy soo veel waters insuypt, dat hy schijnt de riviere te sullen inswelgen. Dit zijn poëtische, ende overtollige manieren van spreken.
margenoot32
T.w. in't drincken, niet vreesende den waterstroom, noch dat eenich mensche, ofte beest hem soude konnen verjagen, ende verhinderen: gelijckmen schrijft dat andere gedierten uyt de riviere Nilus met groote sorge drincken, vreesende vanden Crocodil verslonden te worden. And. [dat] sy. T.w. de riviere haer niet en kan haesten; te weten, om in haren loop voort te vloeyen.
margenoot33
Siet van dese riviere Genes. 14. op vers 10.
margenoot34
D. dat hy het siet, met gewelt, ende niet met behendicheyt.
margenoot35
Verstaet, een seer groot ende schrickelick zee-gedierte, het welck Leviathan genoemt wort, na sommiger gevoelen, van het Hebr. woort Lavah, het welcke beteeckent bydoen, byvoegen, om dat sijn lijf met vele schubben bedeckt is, die seer vast t'samen gevoeget zijn. Sommige verstaen een zeedrake. Vergel. Ies. 27.1.
margenoot36
T.w. om hem te vangen, gelijckmen andere visschen vangt. Hy wil seggen, Neen ghy: want hy veel te groot ende te sterck is, om soo gevangen te worden.
margenoot37
T.w. trecken, na dat ghyse met den angel, ofte haeck gevat hebt. And. ende sult ghy sijne tonge met een koorde nedertrecken?
margenoot38
Verstaet eenen yseren angel, hebbende de forme van eene gekromde biese. De sin is, dat een mensche met een soodanich instrument, den Leviathan als hy hem gevangen hadde, niet en soude konnen vast houden, ende bedwingen, gelijckmen wel doet met andere beesten.
margenoot39
Ofte haeck uyt doornen, ofte nae de forme der doornen gemaeckt.
margenoot40
Te weten, om uyt uwe handen verlost te worden, na dat ghy hem gevangen hebt, ende sijns selfs weder te worden. 'T is van de beesten menschelicker wijse gesproken. Vergel. bov. 39. op vers 21.
margenoot41
Hebr. sachte, ofte glatte dingen, ofte propoosten, voort komende van de gene, die met ootmoedich bidden poogen yet te verkrijgen.
margenoot42
Hebr. tot een slave, ofte knecht der eeuwicheyt; dat is, tot een slave, die u eeuwichlick diene, ende onderworpen zy.
margenoot43
Siet van het Hebr. woort, Gen. 7. op vers 14. ende Lev. 14. op vers 4.
margenoot44
T.w. op datse daermede haer vermaken, ende tijtverdrijf hebben souden.
margenoot45
Verstaet de visschers, die t'samen in een verdrach, ende compagnie zijn, ende sulcken visch souden mogen gevangen hebben.
margenoot46
Te weten, uyt blijschap van een soodanich gevanck, ofte uyt hope daer van.
margenoot47
Hebr. de Canaaniten. Soo waren de kooplieden genaemt, om dat de oude inwoonderen des lants van Canaan veel met koophandel omgingen, zijnde daer toe aen de Midlandsche zee seer wel gelegen. Het woort is soo oock genomen, Prov. 31.24. Iesa. 23.8. Hos. 12.7.
margenoot48
D. om ende om vatten, ende gantsch doorsteken, om hem te vangen, ende vast te houden.
margenoot49
T.w. daer de visschen mede geslagen, vast gehouden, ende gevangen worden.
margenoot50
T.w. om hem te streelen, ende te troetelen, ende alsoo met vrientschap aen u te krijgen. And. legt ghy uwe hant op hem, om hem geweldelick aen te tasten, ende soo te vangen.
margenoot51
T.w. dien ghy sout moeten uytstaen, indien ghy hem eenichsins aentastedet, om hem te vangen.
margenoot52
D. poocht niet meer, om aen hem te komen, uyt vreese van schade te lijden. And. en wilt niet meer des strijts gedencken.
margenoot53
T.w. des genen die hem vangen wil, ende daer toe de hant aen hem legt. And. de hope van hem. T.w. te vangen.
margenoot54
Hebr. leugenachtich worden: dat is, gantsch nietich, ende te vergeefs, overmits hy hem niet vangen en sal.
margenoot55
T.w. de Leviathan. And. sal hy (T.w. die hem soeckt te vangen) oock [niet] voor sijn gesichte, ofte, als hy gesien wort, nedergeslagen, of neder geworpen worden?
margenoot56
D. des genen die hem soeckt te vangen.
margenoot57
T.w. door vreese van den genen, die hem vangen wil.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken