Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Lxv.

David looft Godt, eerst van wegen der geestelicke gaven, die hy over sijne gemeynte uytstort in Christo, in welcken, als Godts rechten Tempel, de gebeden verhoort, de sonden vergeven, ende alle genaden-gaven rijcklick verleent worden. Daer na van wegen des tijtlicken segens, ende der weldaden, die hy den menschen in’t gemeyn, soo in de regeringe der werelt, als in den overvloet van lichamelicke nootdrufticheden, mededeylt.

1

EEn Psalm Davids, een Ga naar margenoot1 liedt: voor den Ga naar margenoot2 Opper-sang-meester.

2

De lofsanck is Ga naar margenoot3 [in] stilheyt tot u, ô Godt, in Zion: ende u sal Ga naar margenoot4 de gelofte betaelt worden.

3

Ga naar margenoot5 Ghy hoort het gebedt; tot u sal Ga naar margenoot6 alle vleesch komen.

4

Ga naar margenoot7 Ongerechtige dingen hadden de overhant over my: [maer] onse overtredingen, die Ga naar margenoot8 versoent ghy.

5

Wel gelucksalich is hy [dien] ghy verkiest, ende doet naederen, dat hy woone in uwe Ga naar margenoot9 voorhoven: wy sullen Ga naar margenoot10 versadicht worden met het goet van u huys, [met] het Ga naar margenoot11 heylige van u Paleys.

6

Vreeslicke dingen sult ghy ons in gerechticheyt Ga naar margenoot12 antwoorden, o Godt onses heyls; ô Ga naar margenoot13 vertrouwen aller eynden der aerde, ende der verre gelegenen [aen] de zee.

7

Die de bergen vast sett door sijne kracht: omgordt zijnde met macht.

8

Die het bruysen der zeen stilt; het bruysen harer golven, ende het rumoer der volcken.

9

Ende die op de eynden woonen vreesen voor uwe teeckenen: ghy doet de Ga naar margenoot14 uytgangen des morgens ende des avonts juychen.

10

Ghy Ga naar margenoot15 besoeckt het lant, ende hebbende het Ga naar margenoot16 begeerich gemaeckt, verrijckt ghy het grootlicx; de Ga naar margenoot17 riviere Godts is vol waters: wanneer ghy Ga naar margenoot18 het alsoo bereyt hebt, maeckt ghy Ga naar margenoot19 haerlieder koorn gereedt.

11

Ghy maeckt sijne Ga naar margenoot20 opgeploechde aerde Ga naar margenoot21 droncken; ghy doetse dalen [in] sijne voren: ghy maeckt het Ga naar margenoot22 weeck door de Ga naar margenoot23 droppelen, ghy segent sijn uytspruytsel.

12

Ghy Ga naar margenoot24 croont het jaer uwer Ga naar margenoot25 goetheyt: ende uwe Ga naar margenoot26 voetstappen Ga naar margenoot27 druypen van vetticheyt.

13

Sy bedruypen de Ga naar margenoot28 weyden der woestijne: ende de heuvelen zijn Ga naar margenoot29 aengegordt met verheuginge.

14

De velden zijn bekleedt met kudden, ende de dalen zijn bedeckt met koorn: sy juychen, oock singense.

margenoot1
Siet Psal. 48 op vers 1.
margenoot2
Siet Psal. 4 op vers 1.
margenoot3
Ofte, swijgende, dat is, in uwe kercke prijstmen u, met stilheyt ende gedult verwachtende ende waernemende uwe weldaden. Vergelijckt Psal. 62. op vers 2.
margenoot4
T.w. van danckbaerheyt, diemen in noot biddende u belooft heeft. siet in den volgenden Psalm vers 13, 14. ende bov. Psal. 61. op vers 6.
margenoot5
Ofte, ghy die’t gebedt hoort, ofte, ô ghy hoorder des gebedts.
margenoot6
D. alle soorten van menschen. Vergel. Genes. 6.12. Psal. 145.21. Ioel 2.28. Actor. 2.17. aldus kanmen dit nemen als eene Prophetye van de bekeeringe der heydenen tot Godt. And. [dies] komt alle vleesch, dat is, plegen allerley stants menschen tot u te komen, T.w. om dat ghy soo genadich zijt in’t verhooren der gebeden.
margenoot7
Hebr. woorden, ofte, dingen, saken der ongerechtigeden waren geweldiger, ofte, machtiger dan ick. dit kanmen duyden op Sauls regeringe ofte Absaloms oproer; ende voorts nemen als eene bekentenisse van Godts volck, aengaende de sonden, die sy somtijts, in den geestlicken strijdt onderliggende, bedreven hadden.
margenoot8
Ofte, ghy bedecktse genadichlick, ghy vergeeftse om de versoeninge des Messie. Vergel. Dan. 9.24. ende Lev. 1. op vers 4. het Hebr. woort siet op het versoen-decksel, dat op d’Arcke des verbonts was, (Exod. 25. versen 17, 18.) zijnde een voorbeelt der versoeninge onses Heeren Iesu Christi.
margenoot9
Siet 2.Chron. 33. op vers 5. ende Hebr. 12.22, etc. ende Ephes. 2. versen 19.
margenoot10
Siet bov. Psal. 63. op vers 6. ende 36. op vers 9.
margenoot11
Ofte, heylige dingen, als offerhanden, etc. op den Messiam siende. And. heylige [plaetse], Heylichdom. in ’t volg. Paleys. Dat is, Tabernakel. Siet Psal. 5. op vers 8.
margenoot12
Op onse gebeden antwoort gevende uyt u heylichdom, ende teecken van den Hemel, tegen onse vyanden, tot versekeringe uwes verhoorens: zijnde beyds seer ontsichtelick ende overeenkomende met uwe gerechticheyt. Siet Num. 7.89. Psal. 3.5. ende 18.7, 8, etc.
margenoot13
Dit kan alsoo verstaen worden, dat alle menschen in de werelt haer onderhout, bewaringe ende voorstant van Godt moeten hebben, indien sy bestaen sullen, vergel. Psal. 104.27, etc. ofte, men mach het nemen van het salichmakende vertrouwen op Godt, ten opsien van de beroepinge der Heydenen tot het geloove in Christum. Siet Iesa. 42. versen 4, 5, 6, etc.
margenoot14
D. de menschen ende wilde dieren, die ’s morgens ende ’s avonts uytgaen. Siet Psal. 104. versen 20, 21, etc. And, d’uytkomsten. Dat is: het is van u dat een vrolicken morgen ende avont komt.
margenoot15
D. ghy doet wel by ’t lant, ofte de aerde, door uwen milden segen, als volgt. Vergel. Deut. 11.12. ende siet Genes. 21. op vers 1.
margenoot16
Ofte, graech, dat is, dorstich nae regen. And. ghy zijt het wel genegen. Anderen setten’t over, ghy watert het. nemende het Hebr. woort van eenen anderen oorspronck.
margenoot17
Soo noemt de Prophete Godts regen, dien hy sent om het lant vruchtbaer te maken: ofte, de wolcken, daer uyt hy den regen afsent: sommige nemen het woort, Godts, als bygevoecht tot uytdruckinge eenes overvloedigen regens, als bergen ende cederen Godts, dat is, seer groote, hooge. Vergel. Deut. 11. versen 10, 11.
margenoot18
T.w. het lant.
margenoot19
T.w. der menschen, dae van sy sullen leven.
margenoot20
Van’t Hebr. woort, beteeckenende, nae veler gevoelen, de scherpe ruggen tusschen twee voren op geworpen ende uytstekende, Siet Iob 31. op vers 38.
margenoot21
D. ghy bewatert ende begietse overvloedich met den regen.
margenoot22
Hebr. ghy smelt, ofte, ontdoet het, te weten, het lant.
margenoot23
D. druppenden regen, ofte, slach-regen, dichten regen. het Hebr. woort komt van menichte, ofte grootheyt der droppelen.
margenoot24
Elck deel des jaers vercierende met bysondere segeningen.
margenoot25
D. u goet jaer, dat van uwe goet-daden overvloeyt: als, berch uwer heylicheyt, ende diergelijcke.
margenoot26
Hebr. wagen-sporen. D. voet-paden, als of hy seyde: over al waer ghy henen vaert ofte passeert, laet ghy uwen segen achter. Vergel. Ioël 2.14. ofte, uwe sporen. D. uwe wolcken, daer op ghy vaert, als op eenen wagen. Psal. 104. Siet oock Iob 36.28. ende 38.26, 27.
margenoot27
Ofte, druppen vetticheyt.
margenoot28
Als Psal. 23.2. And. de hutten der woestijne druypen.
margenoot29
Groenende ende verciert zijnde met gras door den regen, waer door sy, als vrolick, den menschen toelacchen. siet Iob 8. op vers 18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken