Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm xciiij.

De Prophete bidt Godt dat hy wrake doe over de tyrannen ende godtloose, die hy hier beschrijft, hen aenwijsende Godes voorsichticheyt in het scheppen ende regeren der werelt, ende hy troost de godtsalige met de hulpe, ende verlossingen, die de Heere gewoon is den sijnen te bewijsen.

1

O Godt Ga naar margenoot1 der wraken, o HEERE, Godt der wraken, Ga naar margenoota Ga naar margenoot2 verschijnt blinckende.

[Folio 275v]
[fol. 275v]

2

Ghy Ga naar margenoot3 Richter der aerde, Ga naar margenoot4 verheft u: brengt vergeldinge weder over de hoovaerdige.

3

Hoe lange sullen de godloose, o HEERE? hoe lange sullen de godloose Ga naar margenoot5 van vreucht opspringen?

4

Uytgieten? hardt spreken? alle werckers der ongerechticheyt sich beroemen?

5

O HEERE, sy verbryselen u volck: ende sy verdrucken Ga naar margenoot6 u erfdeel.

6

De weduwe ende den vreemdelinck dooden sy: ende sy vermoorden de weesen,

7

Ende seggen, Ga naar margenootb de HEERE en siet het niet: ende de Godt Iacobs en merckt het niet.

8

Ga naar margenootc Aenmerckt Ga naar margenoot7 ghy onvernuftige onder den volcke, ende ghy dwase, wanneer sult ghy verstandich worden?

9

Ga naar margenootd Soude die de oore plant, niet hooren? soude die de ooge formeert, niet aenschouwen?

10

Soude Ga naar margenoot8 die de heydenen tuchticht, niet straffen? Ga naar margenoot9 Hy die den mensche wetenschap leert?

11

Ga naar margenoote De HEERE weet de gedachten des menschen, datse ydelheyt zijn.

12

Welgelucksalich is de man, o HEERE, Ga naar margenoot10 dien ghy tuchticht: ende dien ghy leert uyt uwe wet,

13

Om hem ruste te geven van de quade dagen: Ga naar margenoot11 tot dat de kuyl voor den godloosen gegraven wert.

14

Want Ga naar margenootf de HEERE en sal sijn volck niet begeven: noch hy en sal sijn erve niet verlaten.

15

Want Ga naar margenoot12 ’t oordeel sal weder keeren tot de gerechticheyt: ende alle oprechte van herte sullen Ga naar margenoot13 ’tselve navolgen.

16

Wie sal voor my Ga naar margenoot14 staen tegen de boosdoenders? wie sal sich voor my stellen tegen de werckers der ongerechticheyt?

17

Ten ware dat de HEERE my een hulpe geweest ware: Ga naar margenoot15 mijne ziele hadde Ga naar margenoot16 by nae Ga naar margenoot17 in de stilte gewoont.

18

Als Ga naar margenoot18 ick seyde, Mijn voet wanckelt, uwe goedertierenheyt, o HEERE, ondersteunde my.

19

Ga naar margenoot19 Als mijne gedachten binnen in my vermenichvuldicht wierden, hebben uwe vertroostingen mijne ziele verquickt.

20

Soude sich Ga naar margenoot20 de stoel der schadelicheden met u vergeselschappen? die moeyte verdichtet Ga naar margenoot21 by insettinge?

21

Sy Ga naar margenoot22 rotten sich t’ samen tegen de ziele des rechtveerdigen: ende sy Ga naar margenoot23 verdoemen onschuldich bloet.

22

Doch de HEERE is my geweest tot een hooch-vertreck: ende mijn Godt tot Ga naar margenoot24 een steenrotse mijner toevlucht.

23

Ende Ga naar margenoot25 hy sal hare ongerechticheyt op hen doen wederkeeren, ende hy salse Ga naar margenoot26 in hare boosheyt verdelgen: de HEERE onse Godt salse verdelgen.

margenoot1
Dat is, die sware wrake of straffe doet over de ongerechticheyt, ende dien alle wrake toe behoort. Deut. 32.35.
margenoota
Deut. 32.2. Psal. 50.2. ende 80.2.
margenoot2
Te weten, tot onsen troost, ende tot schrick onser vyanden. Siet Psal. 80.2.
margenoot3
D. der menschen die op der aerde woonen, als Gen. 18.25. Psal. 82.8.
margenoot4
T.w. tot rechtveerdige wrake. siet Psal. 7. vers 7.
margenoot5
Te weten, van wegen de onderdruckinge ende het kruys der vroomen.
margenoot6
D. u volck, ’twelck u soo lief is als den mensche sijn erfgoet.
margenootb
Psal. 10.11, 13. ende 59.8.
margenootc
Psal. 92.7.
margenoot7
D. die sonder verstant zijt als beesten. siet de aenteeck. Psal. 49. op vers 11. ende Psal. 92.7.
margenootd
Exod. 4.11.
margenoot8
Dat is, die geheele volcken ende lantschappen wel weet te besoecken met sijne geesselingen, soude die niet een voor een, wannneer hy swaerlick tegen hem sondicht, straffen?
margenoot9
Als of hy seyde, soude die niet weten, watter omme-gaet onder de menschen, ende wat de godtloose doen?
margenoote
1.Corint. 3.20.
margenoot10
T.w. om hem tot verstant, ende tot kennisse van u, ende van hem selven te brengen.
margenoot11
D. Tot dat de godtloose tot sijnen verderve kome.
margenootf
1.Sam. 12.22. Rom. 11.1, 2.
margenoot12
De sin deser woorden is, het laet sich nu aensien, als of de oordeelen Godes, tegen sijne gerechticheyt liepen, dewijle Godt de goede plaecht, maer de godtloose in goede ruste ende vrede sitten laet: Maer ’toordeel Godes sal eyndelick wederkeeren tot de gerechticheyt, ende de vrome sullen verlost ende salich gemaeckt, maer de godtloose sullen gestraft ende verdoemt worden. Vergel. Iesa. 28.17.
margenoot13
T.w. recht, of oordeel, daer hy stracks van gesproken heeft, namelick, na dat sy Godes gerechticheyt over de godtloose sullen gesien hebben. And. sullen hem, of, den selven, T.w. Heere, navolgen. Hebr. achter het selve, ofte, hem [zijn].
margenoot14
T.w. om my te helpen: Als of hy seggen wilde, Niemant onder de menschen, maer het sal Godt de Heere zijn. Siet Esther 8.11. de Psalmist klaecht dat hy van sijne vrienden inden noot is verlaten geweest.
margenoot15
D. ick, wel verstaende so veel mijn lichaem aengaet.
margenoot16
Of haest, schier, op weynich nae, korts.
margenoot17
D. Ick ware haest om hals geweest, en onder d’aerde, daermen sprakeloos leyt, ende den Heere niet prijsen en kan, Als Iob 3.17, 18. Psal. 88.13. ende 105.18. ende 115.17.
margenoot18
T.w. niet anders wetende, dan dat ick teenemael ter neder, ende als onder voet lach.
margenoot19
Ofte, Inde veelheyt mijner gedachten in ’t midden van my. Siet de aenteeck. Iob 20. op vers 14.
margenoot20
Dat is, de schadelicke ende godtloose Richters: Verstaet hier by, Geensins.
margenoot21
D. door een besluyt. Of, Tegen d’insettinge? D. tegen de geboden die Godt heeft in gesett. Anders voor een wet, D. in de plaetse van goede wetten.
margenoot22
T.w. de godtloose ende onrechtveerdige Richters.
margenoot23
Siet Iob 10. op vers 2.
margenoot24
Te weten, daer ick seker wesen konde, ende buyten alle perikel. siet Psal. 91.14.
margenoot25
D. hy sal hen nae hare verdiensten vergelden.
margenoot26
Of, van wegen hare boosheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken