Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Cxxxv.

De dienaren des Heeren worden vermaent Godt te loven voor sijne goedertierenheyt die hy Israël bewesen heeft, als oock ten aensien sijner almachticheyt, met een tegenstellinge van de ydelheyt der Afgoden, ende der gener diese maken, ende op de selve vertrouwen.

1

Ga naar margenoot1 HAlelu-Iah. Prijst den Name des HEEREN, prijst [hem] ghy knechten des HEEREN.

2

Die ghy Ga naar margenoot2 staet Ga naar margenoot3 in ’t Huys des HEEREN, Ga naar margenoot4 in de voorhoven des Huyses onses Godts.

3

Looft den HEERE, want de HEERE is goet: psalm-singt sijnen Name, want Ga naar margenoot5 hy is lieflick.

4

Want de HEERE heeft sich Ga naar margenoot6 Iacob verkoren: Ga naar margenoot7 Israël Ga naar margenoota tot sijn eygendom.

5

Want ick weet dat de HEERE groot is: ende dat onse Heere Ga naar margenoot8 boven alle Ga naar margenoot9 Goden is.

6

Al wat den HEERE behaegt, doet hy, inde hemelen, ende op d’aerde, in de Zeen, ende alle Afgronden.

7

Hy Ga naar margenootb doet dampen opklimmen Ga naar margenoot10 van het eynde der aerde: Ga naar margenoot11 Hy maeckt de blixemen Ga naar margenoot12 met den regen: Hy brengt den wint Ga naar margenoot13 uyt sijne schat-kameren voort.

8

Ga naar margenootc Die d’eerstgeborene Ga naar margenoot14 van Egypten sloech, Ga naar margenoot15 van den mensche aen tot het vee toe.

9

Ga naar margenootd Hy sondt teekenen ende wonderen in ’t midden van u, ô Egypten: tegen Pharao, ende tegen alle sijne knechten.

10

Die Ga naar margenoot16 vele Ga naar margenoote volcken sloech: ende machtige Coningen doodde:

11

Sihon den Conink der Amoriten, ende Ga naar margenoot17 Og den Coninck van Basan: ende Ga naar margenoot18 alle de Coninckrijcken van Canaan.

12

Ende Ga naar margenootf hy gaf haer lant ten erve, ten erve aen sijn volck Israël.

13

O HEERE, uwen Name Ga naar margenoot19 is in eeuwicheyt: Heere, Ga naar margenoot20 Ga naar margenootg uwe gedachtenisse is van geslachte tot geslachte.

14

Ga naar margenooth Want Ga naar margenoot21 de HEERE sal sijn volck Ga naar margenoot22 richten, ende Ga naar margenoot23 ’tsal hem berouwen over sijne knechten.

15

Ga naar margenooti De Ga naar margenoot24 Afgoden der heydenen Ga naar margenoot25 zijn silver ende gout: een werck van menschen handen.

16

Sy hebben eenen mont, maer en spreken niet: sy hebben oogen, maer en sien niet.

17

Ooren hebben sy, maer en hooren niet: Ga naar margenoot26 oock en isser geen adem in haren mont.

[Folio 285v]
[fol. 285v]

18

Dat diese maken, hen gelijck worden, [ende] al wie op haer vertrouwt.

19

Ga naar margenoot27 Ghy huys Israëls, lovet den HEERE: Ga naar margenoot28 Ghy huys Aarons lovet den HEERE.

20

Ghy huys van Levi, lovet den HEERE: ghy die den HEERE vreest, lovet den HEERE.

21

Gelooft zy de HEEEE uyt Zion, die te Ierusalem woont, Halelu-Iah.

margenoot1
Siet d’aent. Psal. 104. op vers 35. ende Psal. 106. op vers 1.
margenoot2
Dat is, dient. siet Psal. 134. op vers 1. ende Deut. 1. op vers 38.
margenoot3
D. in den Tabernakel, of, inden Tempel. hy spreeckt de Priesters, ende Leviten, ofte oock het volck aen.
margenoot4
Aldus spreeckt hy, om datter twee voorhoven waren, d’een voor de Priesters ende Leviten, d’ander voor ’t volck, 2.Chro. 4.9.
margenoot5
And. het is lieflick, T.w. datmen hem psalm-singt, Psal. 147.1.
margenoot6
T.w. Iacob, ende sijne nakomelingen. siet Exod. 19.5.
margenoot7
D. Israel ende sijne nakomelingen.
margenoota
Exod.19.5. Deut. 7.6. Tit. 2.14. 1.Pet. 2.9.
margenoot8
Of, meer dan.
margenoot9
D. Afgoden, die de heydenen haer selven verdichten.
margenootb
Ierem. 10.13. ende 51.16.
margenoot10
D. van de zee, die aen het eynde der aerde is.
margenoot11
D. hy maeckt dat het te gelijcke blixemt ende regent, onaengesien dat water ende vyer van contrarie natuere zijn.
margenoot12
Of by, of nevens. of, tot den regen.
margenoot13
In de welcke hy de winden, als sijne schatten, besloten hout. als Iob 38.22.
margenootc
Exod. 12.12, 29. Psal. 78.51.
margenoot14
Of, der Egyptenaren.
margenoot15
D. soo den mensche, als het vee.
margenootd
Leest de historien Exodi, te weten, de 7. 8. 9. 10. 14. capitt.
margenoot16
Of, groote.
margenoote
Ios. 12.
margenoot17
Een Reuse, die eene yseren bedde-stede hadde, negen Cubiten lanck, ende viere breet, Num. 21.23, 35. Deut. 3.11.
margenoot18
Zijnde in getale xcxj. als te lesen is Ios. 12.9,..... 24.
margenootf
Psal. 78.55.
margenoot19
D. duert. ende alsoo stracx wederom.
margenoot20
D. het bewijs ende blijck der weldaden die ghy u volck doet, duert altoos.
margenootg
Psal. 102.13.
margenooth
Deut. 32.36.
margenoot21
Als of hy seyde, Of schoon Godt de Heere sijn volck, van wegen haren sonden, somtijts swaerlick is kastijdende, also dat het schijnt, dat sijne goedertierenheyt niet altoos op haer en blijft: Nochtans na dat hyse eenen tijt lanck sal gecastijt hebben, so sal het hem berouwen, ende hy salse uyt de handen harer vyanden verlossen.
margenoot22
Siet Gen. 15. d’aenteeck. op vers 14.
margenoot23
D. sijn toornich gemoet sal veranderen in een vriendelick gemoet. ’t is een menschelicke maniere van spreken, siet Genes. 6.6.
margenooti
Psal. 115.4, etc.
margenoot24
Hebr. De smerten. Siet d’aenteeck. 1.Sam. 31. op vers 9.
margenoot25
D. sy zijn van silver ende gout. Dit vers, ende eenige der naest-volgende, staen oock Psal. 115. Siet de aent. aldaer.
margenoot26
And. Oock en isser geen wesen des adems in haren mont.
margenoot27
Of, Ghy van den huyse Israëls.
margenoot28
Of, Ghy van den huyse Aarons, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken