Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 5r]
[fol. 5r]

Het ix. Capittel.

Hier wort het genaden-werck onses Heeren Christi, die sijn volck door sijn woort ende Geest tot sijner (der opperster wijsheyt) salige gemeenschap beroept ende brengt, voorgestelt onder de gelijckenisse van de toebereydinge eener maeltijt, ende noodinge van gasten, vers 1, etc. met eene tegenstellinge van den aert ende de conditie der spotteren, ende der wijsen, 7. ende ter contrarie het verleydich ende verderflick werck des Satans, onder de gelijckenisse van eene sotte vrouwe, (vyandinne der opperste wijsheyt) die oock hare gasten noodicht, maer tot haer eeuwich verderf, 13, etc.

1

DE Ga naar margenoot1 opperste Wijsheyt heeft haer Ga naar margenoot2 huys gebouwt: sy heeft hare Ga naar margenoot3 seven Ga naar margenoot4 pilaren gehouwen.

2

Ga naar margenoot5 Sy heeft haer Ga naar margenoot6 slacht-vee Ga naar margenoot7 geslacht, sy heeft haren wijn Ga naar margenoot8 gemengt; oock heeftse hare tafel Ga naar margenoot9 toegericht.

3

Sy heeft Ga naar margenoot10 hare dienstmaechden uytgesonden: sy noodicht op de Ga naar margenoota Ga naar margenoot11 tinnen, der hoochten der stadt:

4

Ga naar margenoot12 Wie is slecht? hy keere sich herwaerts: tot Ga naar margenoot13 den verstandeloosen, seyt sy:

5

Ga naar margenoot14 Comet, etet van mijn Ga naar margenoot15 broot, ende drincket van den wijn, dien ick gemengt hebbe.

6

Verlatet de Ga naar margenoot16 slechticheden, ende Ga naar margenoot17 levet: ende tredet in den Ga naar margenoot18 wech des verstants.

7

Wie den Ga naar margenoot19 spotter Ga naar margenoot20 tuchticht, Ga naar margenoot21 behaelt sich schande; ende die den godtloosen bestraft, sijne Ga naar margenoot22 schand-vlecke.

8

Ga naar margenootb En bestraft den spotter niet, op dat hy u niet en hate: bestraft den Ga naar margenoot23 wijsen, ende hy sal u lief hebben.

9

Ga naar margenoot24 Leert den wijsen, so sal hy noch wijser worden: onderwijst den rechtveerdigen, so sal hy in Ga naar margenoot25 leere toenemen.

10

Ga naar margenootc De vreese des HEEREN is het beginsel der wijsheyt: ende Ga naar margenoot26 de wetenschap der heyligen is verstant.

11

Ga naar margenoot27 Want door my sullen uwe Ga naar margenootd dagen vermenichvuldigen: ende jaren des levens Ga naar margenoot28 sullen u toegedaen worden.

12

Indien ghy wijs zijt, ghy zijt wijs Ga naar margenoot29 voor u selven: ende zijt ghy een spotter, ghy sult het Ga naar margenoot30 alleen dragen.

13

Eene Ga naar margenoot31 sotte Vrouwe Ga naar margenoote Ga naar margenoot32 is woelachtich, Ga naar margenoot33 de slechticheyt [selve]; ende Ga naar margenoot34 en weet niet met allen,

14

Ende Ga naar margenoot35 sy sit aen de deure van haer huys; op eenen stoel, [op] de hooge plaetsen der stadt:

15

Om te roepen de gene, die [op] den wech voorby gaen, Ga naar margenoot36 die hare paden recht maken, [seggende];

16

Ga naar margenoot37 Wie is slecht? hy keere sich herwaerts: tot den verstandeloosen, seyt sy:

17

Ga naar margenootf De Ga naar margenoot38 gestolen wateren zijn soete; ende het Ga naar margenoot39 verborgen broot is lieflick.

18

Ga naar margenoot40 Maer Ga naar margenoot41 hy en weet niet, dat Ga naar margenoot42 aldaer Ga naar margenootg Ga naar margenoot43 doode zijn, hare genoodde zijn in de diepten Ga naar margenoot44 der helle.

margenoot1
Hebr. de wijsheden. Siet bov. 1. vers 20.
margenoot2
Verstaet door dit huys, de Gemeynte der warer geloovigen, welcker opbouwinge hier door de predicatie de Euangeliums, ende de werckinge des heyligen Geestes begonnen wort, maer hier na voltrocken sal worden, door de volmakinge der kinderen Godts. Andere verstaen door dit huys den derden, ofte oppersten hemel, in den welcken de uytvercorene met alle goederen versadiget sullen worden.
margenoot3
D. vele. Een seker getal voor een onseker. Siet bov. 6. vers 31.
margenoot4
Door dese worden van velen verstaen de Patriarchen, Propheten, Apostelen, Euangelisten, Herders, ende Leeraers. Andere verstaen door dese pilaren de vasticheyt, ende eeuwichduericheyt van het hemelsche huys des Vaders, daer in ons Christus voorgegaen is, om ons eene plaetse te bereyden, Ioh. 14.2.
margenoot5
De wijsheyt wort hier vergeleken by eenen Coninck, die open hof houdt. Vergel. Matth. 22.2, 3, etc.
margenoot6
Verst. het woort Godts, het ware voetsel der ziele, mitsgaders alle geestelicke ende salichmakende weldaden die ons daer in belooft, ende inde Sacramenten aengeboden worden, waer op volgen sal de volmaeckte vreuchde des toekomenden levens.
margenoot7
T.w. om te koken, ende daer na den genoodden voor te setten. alsoo Genes. 43.16. 1.Sam. 25.11.
margenoot8
Dit siet op de wijse van doen gebruyckelick in heete landen, al waermen den wijn met water mengt, om sijne cracht te matigen, oft, vermengt met verscheyden specerien. ond. vers 5. ende 23.30. Ies. 5.22. ende 65.11.
margenoot9
T.w. met de gerichten daer op in order te setten. Vergel. de maniere van spreken met Psal. 23.6. ende 78.19. Ies. 21.5.
margenoot10
Verst. door dese de Bedienaren des goddelicken woorts, die van Christo uytgesonden worden, om de menschen te noodigen tot de gemeynschap der Kercke, ende aller geestelicker goederen, die daer in uytgedeelt worden. 2.Cor. 5.19, 20.
margenoota
Prov. 8,2.
margenoot11
Hebr. vleugelen. D. leege muerkens, ofte, lenen, gemaeckt boven op de platte daecken van hooge gestichten, op dat de gene, die op het dack gingen, buyten perijckel van afvallen souden zijn. Siet Deut. 22. op vers 8. ende vergel. bov. 8.2.
margenoot12
D. so wie slecht is, die wijcke tot my. ’t zijn de woorden der wijsheyt. Siet van het woort slechte, bov. 8. op vers 4.
margenoot13
Siet bov. 6. op vers 32.
margenoot14
T.w. wie ghy zijt vande onverstandige.
margenoot15
De geestelicke, ende eeuwige goederen worden dickwils by de lichamelicke, ende verganckelicke geleken, ende daerom oock door de selve te verstaen gegeven. Psal. 23.2, 5.
margenoot16
Soo wort het Hebr. woort genomen, bov. 1.22. And. laet de slechte varen, ofte, verlatet de slechte.
margenoot17
Een bevel inhoudende eene belofte, van te sullen leven. Siet bov. 3. op vers 25.
margenoot18
Dat is, waer door men tot het rechte verstant, ende de ware wijsheyt geraeckt, ende dien de verstandige betreden. Siet 1.Reg. 8. op vers 36.
margenoot19
Siet Psal. 1. vers 1.
margenoot20
Het woort beteeckent hier eygentlick yemant met woorden, ende redenen onderwijsen, vermanen, bestraffen. alsoo Deut. 4.36. Iob 4.3. 1.Chron. 15.22. Elders beteeckent het oock met slagen, ende straffen castijden, als 1.Reg. 12.11. Psal. 6.2.
margenoot21
T.w. om dat hy verloren arbeyt doet, ende vanden genen, dien hy bestraft, gelastert wort. Vergel. Matth. 7.6.
margenoot22
Het oorspronckelick woort beteeckent gemeynelick een gebreck des lichaems, als Levit. 21.17. ende 22.20. 2.Sam. 14.25. maer het wort oock genomen voor een gebreck der ziele, rakende het geloove, ende de seden, ofte de goede fame, ten aensien vande uytkomste eeniger sake, ofte daet, als hier, Deut. 32.5. Iob 11.15.
margenootb
Matth. 7.6.
margenoot23
D. die de wijsheyt bemint, godtvruchtich, ende sedich is. alsoo in’t volgende.
margenoot24
Hebr. geeft. T.w. heylsame leere.
margenoot25
Alsoo bov. 1.5. Siet de aenteeck.
margenootc
Iob 28.28. Psal. 111.10. Prov. 1.7.
margenoot26
D. daer mede de Heylige begaeft zijn, ende die sy anderen menschen voordragen. Verstaet door de Heylige de ware geloovige. Alsoo wordense genaemt, Psal. 16.3. ende 34.10. ende 89.6, 8. ond. 30.3. Hos. 12. vers 1. 1.Cor. 1.2. Siet de reden 1.Cor. 6.11. Andere verstaen hier, door de Heyligen, den waren Godt, die in’t getal van velen de Heyligen genoemt soude zijn, om dat hy drievuldich in persoonen is.
margenoot27
Siet bov. 3.2. ende d’aenteeck. ende verstaet door, my, de opperste-Wijsheyt, die hier reden in voert van hare voorgaende vermaningen.
margenootd
Prov. 10.27.
margenoot28
Hebr. sullen sy u toedoen; dat is, toegedaen worden; te weten, van hem diese toedoet, ofte vermenichvuldicht, ’t welck is Godt. Siet van dese maniere van spreken, Iob 4. op vers 19.
margenoot29
D. tot u eygen voordeel, ende welvaren. Godt en heeft geen profijt daer van, Psal. 16.2.
margenoot30
D. de schande, ende schade daer van hebben: niet Godt, nochte sijne eeuwige wijsheyt.
margenoot31
Hebr. Vrouwe der sotheyt. Dese Vrouwe wort hier voorgestelt, ende vertoocht als de voorneemste wederpartijdster, ende vyandinne der warer wijsheyt, noodende tot haer alle menschen, gelijck de wijsheyt te vooren gedaen heeft. Verstaet door de sotte Vrouwe, al wat gaet tegen de waerheyt der leere, ende de oprechticheyt des levens. Andere meynen, dat hier eygentlick eene overspeelster beschreven wort, ende dat dan door die, de voorgemelte sotte Vrouwe wort afgebeelt.
margenoote
Prov. 7.11.
margenoot32
Siet bov. 7. op vers 11.
margenoot33
D. die seer slecht is, vol onwijsheyt, ende quade sinnen.
margenoot34
T.w. om den mensche te onderwijsen, wat hy gelooven, ende hoe hy leven moet.
margenoot35
Verst. de voorgemelte sotte Vrouwe: dat is, de onwijsheyt, ofte sotticheyt, die hier wort bekent gemaeckt van hare stoutheyt, pracht, ende veelvoudich bedrijf, om de menschen te verleyden.
margenoot36
D. die haren wech recht doorgaen sonder nae de onwijse Vrouwe om te sien. Vergel. bov. 3.6.
margenoot37
Verg. dese woorden met de woorden der wijsheyt, bov. vers 4. die de onwijsheyt hier na spelen wilt, om met openbare versmadinge van de vermaninge der wijsheyt, de menschen tot haer af te trecken.
margenootf
Prov. 20.17.
margenoot38
Verst. hier door, de valsche leere, ydele goederen, ende verganckelicke lusten, die de onwijsheyt haren dienaren mededeelt. Sy worden genaemt gestolen wateren, ende verborgen broot, om datse vergeleken worden by de heymelicke byslapinge der gener, die in overspel leven. Want gelijck dese met vele listicheyt, ende bedecktheyt gepleecht wort, ende daertoe den verdorvenen vleesche in velen aengenamer is, dan de suyvere byeenkomste in den staet des houwelicx; alsoo is inde valsche leere niet dan listich bedroch, ende in het verganckelick goet, datse belooft, eene meerdere vermakinge voor den vleesche in dese werelt. Vergel. ond. 20.17. ende 30.20. ende d’aenteeck.
margenoot39
D. het goet, dat qualick gekregen, ende qualick verteert wort; te weten, gekregen door heymelicke, valsche, ende listige practijcken, ende verteert door onnutte, schandelicke, ende overdadige wercken, die haer voor het licht schamen. broot voor allerley tijdelick goet. Siet bov. 4. op vers 17.
margenoot40
De voorgaende woorden heeft de onwijsheyt gesproken; maer dese Salomo, om de menschen te waerschouwen.
margenoot41
T.w. de voorbygaende mensche, die van de onwijse Vrouwe genoodicht wort.
margenoot42
T.w. in’t huys der sotter Vrouwe.
margenootg
Prov. 2.18.
margenoot43
Siet bov. 2. op vers 18.
margenoot44
D. des tijdelicken, ende eeuwigen doots.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken