Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xvj. Capittel.

Vermaninge aen de Moabiten, dat sy hare lammeren brengen souden, vers 1. ende dat sy haer tegen de verdrevene Ioden, vriendelick ende goedertierenlick dragen souden, 3. Maer dewijle sy sulcks niet en deden uyt hooch-moet, 6. so dreycht haer Godt, dat sy soo schrickelick souden uytgeroeyt ende verdelcht worden, 7. dat de Prophete over haer medelijden heeft, 9. Doch hy gaet voort in het verhalen der elenden die haer nakende waren, 10. Ende hy noemt den tijt wanneer het geschieden soude, 14.

1

Ga naar margenoot1 SEndet Ga naar margenoot2 de lammeren des Ga naar margenoot3 heerschers des lants van Ga naar margenoot4 Sela af, Ga naar margenoot5 nae de woestijne henen Ga naar margenoot6 tot den berch der dochter Zions.

2

Ga naar margenoot7 Andersins sal 't geschieden, dat Ga naar margenoot8 de dochteren Moabs aen de veyren van Ga naar margenoot9 Arnon sullen zijn, Ga naar margenoot10 als een swervende vogel, [uyt] het nest gedreven zijnde.

3

Ga naar margenoot11 Brengt eenen raet aen: Ga naar margenoot12 houdt gerichte, Ga naar margenoot13 maeckt uwe schaduwe op 't midden van den middach, gelijck den nacht: Ga naar margenoot14 verbercht Ga naar margenoot15 de verdrevene, [ende] Ga naar margenoot16 en meldet Ga naar margenoot17 den omswevenden niet.

4

Ga naar margenoot18 Laet Ga naar margenoot19 mijne verdrevene Ga naar margenoot20 onder u verkeeren, ô Moab, Ga naar margenoot21 weest ghy hen een schuylplaetse voor 't aengesichte Ga naar margenoot22 des verstoorders: want de onderdrucker Ga naar margenoot23 heeft een eynde, de verstooringe is te niete geworden, Ga naar margenoot24 de vertreders Ga naar margenoot25 zijn van der aerde verdaen.

5

Want daer sal Ga naar margenoot26 een Throon Ga naar margenoot27 bevesticht worden Ga naar margenoot28 in goedertierenheyt, ende op den selven sal Ga naar margenoot29 bestendelick een sitten Ga naar margenootc Ga naar margenoot30 in de tente Davids, een die oordeelt, ende 't recht soeckt, ende Ga naar margenoot31 veerdich zy ter gerechticheyt.

6

Ga naar margenoot32 Wy Ga naar margenootd hebben gehoort de hoovaerdye Ga naar margenoot33 Moabs, hy is seer hoovaerdich: sijnen hoochmoet, ende sijne hoovaerdye, ende sijne verbolgentheyt, Ga naar margenoot34 en zijn alsoo sijne grendelen niet.

7

Ga naar margenoot35 Daerom sal Ga naar margenoot36 Moab over Moab Ga naar margenoote huylen, altemael sullen sy huylen: over de Ga naar margenoot37 fundamenten van Kir-Hareseth sult ghylieden Ga naar margenoot38 suchten, gewisselick Ga naar margenoot39 sy zijn gebroken.

8

Ga naar margenoot40 Want Ga naar margenoot41 de velden van Ga naar margenoot42 Hesbon Ga naar margenoot43 zijn verflaeuwt, [oock] de wijnstock van Ga naar margenoot44 Sibma, Ga naar margenoot45 de heeren der heydenen hebben hare uytgelesene-planten verplettert, Ga naar margenoot46 sy Ga naar margenoot47 reycken tot Iaëzer toe, sy dwalen [door] Ga naar margenoot48 de woestijne: Ga naar margenootf hare Ga naar margenoot49 scheuten zijn uytgespreyt, sy zijn Ga naar margenoot50 gegaen over zee.

9

Ga naar margenoot51 Daerom beweene ick in de weeninge over Iaëzer, den wijnstock van Sibma, Ga naar margenoot52 ick make u door-nat met mijne tranen, ô Hesbon, ende Eleale: want het vreugden-geschrey over uwe somer-vruchten, ende over uwen oogst, Ga naar margenoot53 is gevallen:

10

Also dat de blijtschap ende vrolick-

[Folio 9v]
[fol. 9v]

heyt Ga naar margenoot54 wech-genomen is Ga naar margenoot55 van 't vruchtbare velt: ende in de wijngaerden en wort niet gesongen, [noch], eenich gejuych gemaeckt; Ga naar margenoot56 de [druyve]-treder en treedt Ga naar margenoot57 geenen wijn uyt Ga naar margenoot58 in de wijn-backen, Ga naar margenoot59 Ick hebbe Ga naar margenoot60 het vreuchden-geschrey doen ophouden.

11

Ga naar margenoot61 Daerom Ga naar margenoot62 rommelt mijn ingewant Ga naar margenoot63 over Moab, Ga naar margenoot64 als een harpe: ende Ga naar margenoot65 mijn binnenste Ga naar margenoot66 over Ga naar margenoot67 Kir-heres.

12

Ende 't sal geschieden alsmen sien sal dat Moab Ga naar margenoot68 vermoeyt is geworden Ga naar margenoot69 op de hoochten: dan sal Ga naar margenoot70 hy Ga naar margenoot71 in sijn heylichdom gaen om te aenbidden, maer Ga naar margenoot72 hy en sal Ga naar margenootg niet vermogen.

13

Dit is het woort, dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, Ga naar margenoot73 van doe af.

14

Maer Ga naar margenoot74 nu spreeckt de HEERE, seggende, Ga naar margenoot75 Binnen drye jaren Ga naar margenoot76 (als de jaren eenes huerlincks) dan sal de eere Moabs verachtsaem gemaeckt worden, Ga naar margenoot77 met alle die groote menichte: ende het overblijfsel sal kleyn, weynich, onmachtich wesen.

margenoot1
O ghy Moabiten.
margenoot2
Hebr. het lam. D. soo veel lammeren als ghy tot tribuyt te geven schuldich zijt. De Moabiten betaelden aen den Coninck van Iuda jaerlicks hondert duysent lammeren, ende hondert duysent rammen met de wolle, als af te nemen is uyt 2.Sam 8.2. Verg. met 2.Reg. 3.4.
margenoot3
T.w. des Conincks van Iuda, die een heere ofte heerscher over u lant is geworden, van dier tijt af doe David u heeft overwonnen. 2.Sam. 8.2. And. des heerschappers des aerdrijcks, verstaende daer by Godt den Heere, in desen sin, als of hy de Moabiten vermaende, dat sy den waren Godt souden aen-nemen, sulcks doende blijcken met hem lammeren op te offeren.
margenoot4
D. van u lant af, 't welck ten deele met clippen ende rotzsen is besett, ten deele met de woestijne. Sela was de hooftstadt op een rotse gelegen.
margenoot5
Hier kan men verstaen die woestijne van Iuda, die daer is streckende tot aen de Iordane, daer die riviere in de doode zee valt.
margenoot6
D. tot Ierusalem 't welck aen den berch Zion leyt.
margenoot7
De sin is, Indien ghylieden dat niet en doet, namelick, Indien ghy Moabiten den huyse Davids niet en gehoorsaemt, So salt geschieden, etc. And. want het sal geschieden.
margenoot8
D. de Moabitische vrous-persoonen, getrouwde ende ongetrouwde, als Luc. 23.28. daer staet, Ghy dochteren Ierusalems, daer onder te verstaen zijn soo wel ongehylickte, als de gehylickte. Andre verstaen hier door de dochteren, de kleyne steden des Moabitischen lants.
margenoot9
Arnon was het uyterste van der Moabiten lant. Soo dat als de Prophete hier dreycht, dat de dochteren Moabs aen de veyren van Arnon souden gebracht, ende overgevoert worden, dat is te seggen, dat sy souden verjaecht, ofte gevanckelick uyt haer lant souden gevoert worden.
margenoot10
D. als een vogel die heen en weer vliecht. Alsoo sullen de dochteren der Moabiten uyt haren nest, D. uyt haer Vaderlant, ende uyt hare huysen en welvaert gedreven worden.
margenoot11
T.w. hoe ghy het aenstaende ongeluck sult cunnen ontloopen.
margenoot12
Hier raedt de Prophete de Moabiten dat sy oprechtelick handelen souden, insonderheyt met de arme verdrevene Ioden, met de selve niet handelende gelijck eertijts hare voor-ouderen gedaen hadden, Deut. 23. Ier. 48.
margenoot13
D. maeckt dat uwe schaduwe, D. de verquickinge die sy van u lieden versoecken, haer so verquicke in hare grootste vervolginge, als de schaduwe, ofte duysternisse des nachts in den heeten somer tijt, de menschen verquickt.
margenoot14
Hier spreeckt de Prophete duydelick uyt, 't gene hy stracx met verbloemde woorden geseyt heeft.
margenoot15
T.w. de Ioden die uyt haer lant verdreven zijn.
margenoot16
D. en verraetse niet, geeftse niet over in de handen harer vyanden, gelijck ghy wel pleecht te doen.
margenoot17
D. de Ioden die haren toevlucht tot u nemen.
margenoot18
Dit spreeckt Godt de Heere.
margenoot19
D. die my toebehooren, alhoewel ickse, om harer sonden wille, nu eenen geruymen tijt, dapperlick gecastijt hebbe. Aengaende de maniere van spreken siet Psal. 37. op vers 22.
margenoot20
Hebr. in u, D. by u, in het Moabitische lant.
margenoot21
D. oeffent medelijden ende barmherticheyt over de Israëliten, laetse herberge by u vinden.
margenoot22
D. des Assyriers, die de Ioden ende andre Natien seer vervolcht, ende jammerlick geplaecht heeft.
margenoot23
Of, sal haest een eynde hebben, ende soo in 't volgende. Als of de Heere seyde, Ghy Moabiten behoordet u beleefdelick tegens mijn volck te dragen, want het en sal niet altoos onderdruckt worden van sijne vyanden, Ick sal het eyndelick redden, ende het Coninckrijcke van Iuda alsoo her-stellen, dat het gelegentheyt ende macht sal hebben, om u lieden te vergelden de weldaden die sy van uwe hant ontfangen sullen: Daer sy ulieden ter contrarye sullen cunnen vergelden de schade ende onbarmherticheyt, die ghy haer sult bewijsen.
margenoot24
Hebr. De vertreder, D. alle, ende een yegelick vertreder, D. verdrucker mijns volcx.
margenoot25
D. sullen. etc.
margenoot26
D. Een Coninckrijcke, of Conincklicke weerdicheyt.
margenoot27
Of bereyt worden.
margenoot28
T.w. door de goedertierenheyt Godes. And. in genade.
margenoot29
Hebr. in waerheyt. D. stijf en vaste.
margenootc
Ies. 16.5. Dan. 7.14, 27. Mich. 4.7. Luc. 1.33.
margenoot30
D. Een van 'tgeslachte Davids, T.w. Christus, hy alleen besit bestendichlick den stoel Davids, want hy heeft een eeuwich Coninckrijcke.
margenoot31
D. haestelick gevende dat recht is, het zy den goeden, ofte den quaden. Anders in 't recht wel ervaren, als Ezr. 7.6. So dat de Prophete in dit versken wederom de Moabiten vermaent, dat sy haer over de verdrevene Ioden ontfermen souden, dewijle haer vervallen Coninckrijcke wederom soude opgericht worden, ende in der eeuwicheyt bestendelick blijven soude.
margenoot32
T.w. Godt de Vader, Soon, ende Heylige Geest. sommige verstaen den Prophete, ende Ioden, ende andre omliggende natien. Eenige voegen hier het woordeken maer, by, aldus, [Maer] wy hebben gehoort, etc. als of hy seyde, Dit voor-verhaelde vereyscht wel Godt van de Moabiten, ende sy warent wel schuldich te doen, oock soudet haer profijtelick zijn: Maer sy zijn soo hoovaerdich, dat sy geenen goeden raet, die andre haer geven, en willen volgen.
margenootd
Ier. cap. 48. versen 29, 30.
margenoot33
Dat is, der Moabiten.
margenoot34
D. te vergeefs nochtans verlaet hy hem op de selve, als op grendelen, of hantboomen. And. [Maer] sijne leugens en [doen 't] soo niet.
margenoot35
T.w. van wegen den grouwelicken inval der Assyrriers, als af te nemen is uyt vers 14.
margenoot36
D. d'een Moabiter over den anderen. T.w. de levendige, soo over de doode, als over de levendige.
margenoote
Ier. 48.20.
margenoot37
And. flesschen. van dese plaetse siet boven cap. 15. vers 1.
margenoot38
And. rouwe dragen, And. murmelen, binnen 'smonts spreken.
margenoot39
Of, sy sullen gebroken worden. of, gebroken zijnde, dit nemen sommige op de fundamenten, sommige op de suchtende lieden.
margenoot40
Hier wijst de Prophete nu breeder aen de oorsake van het weenen der Moabiten, ende hy spreeckt hier, als elders meer, als oft alreets geschiet ware 't gene dat noch geschieden soude.
margenoot41
Als 2.Reg. 23.4. And. Wijnstocken.
margenoot42
Siet Ios. 13.17.
margenoot43
And. sullen verflaeuwen, of verswacken, D. verwelckeren.
margenoot44
Van Sibmah wort oock mentie gemaeckt Num. 32.38. Ios. 13.19.
margenoot45
D. de Vorsten der Assyriers.
margenoot46
T.w. die wijnstocken.
margenoot47
Siet Ier. 48. op vers 32.
margenoot48
Verstaet hier de woestijne aen de Iordane, als vers 1.
margenootf
Ier. 48.32, 33.
margenoot49
Of scheutelingen, of rancken.
margenoot50
Verstaet de zee by Iaëzer, als blijckt Ier. 48.32.
margenoot51
And. daerom beweene ick het geween Iaëzers (D. het jammer 't welck die stadt sal doen weenen), den wijnstock van Sibma, als of hy seyde, Ick hebbe sulck eenen schrick van de destructie van Sibma, dat so wanneer my de selve in den sin comt, soo beweecht sy my tot schreyen, alsoo wel als ick doe over Iaëzer, Hesbon, ende Eleale. siet boven 15.5. ende onder 21.3.
margenoot52
Ofte, ick bedouwe, begiete, besprenge, bespuyte u.
margenoot53
D. heeft een eynde. In den oogst pleechtmen vreuchde-liedekens te singen, die en hoortmen nu niet meer, wil de Prophete seggen. Siet. Ier. 25.30.
margenoot54
Hebr. versamelt is. siet Psal. 26.19.
margenoot55
And. van Carmel, 't welck is de name van eenen vruchtbaren berch ende contreye. Siet. 2.Reg.19. op vers 23. ende wijders 1.Sam. 25. op vers 2.
margenoot56
Siet de aenteeck. Ier. 25. op vers 30.
margenoot57
D. hy en treedt geen druyven daermen den wijn uyt perst.
margenoot58
Of, in de cuypen.
margenoot59
Dit spreeckt Godt de Heere.
margenoot60
Of, lof-liedekens, als Iud. 9.27.
margenoot61
Dit spreeckt de Prophete.
margenoot62
T.w. van treuricheyt.
margenoot63
D. van wegen die elende die Moab over komt. Siet de aenteeck. Ies. cap. 15. op vers 5.
margenoot64
T.w. wanneermen der selver snaren roert met den vinger.
margenoot65
D. mijn herte.
margenoot66
T.w. om dat die schoone stadt soo jammerlic verwoest ende geruyneert is.
margenoot67
And. oock genoemt Kir, ende Kir-hareseth. Siet bov. cap. 15. op vers 1. ende hier bov. vers 7.
margenoot68
T.w. van sijne Goden aen te roepen, ende de selve offerhanden te doen, hulpe versoeckende tegen sijne vyanden.
margenoot69
Op de hoochten hadden de Moabiten, ende andre afgodendienaers haer altaren.
margenoot70
T.w. Moab, D. de Moabiten.
margenoot71
T.w. in den tempel sijnes Afgodts Chamos. Num. 21.29. 1.Reg. 11.7. Hopende, dat of schoon die andre Goden hem niet geholpen en hadden, Chamos immers hem soude hooren, ende uyt den noot helpen.
margenoot72
T.w. Chamos, en sal hem niet kunnen helpen. Ofte, hy (t.w. Moab) en sal niet vermogen, of, niet kunnen uytrichten, alsoo weynich als hy op de hoochten uytgericht of afgebeden ende verkregen hadde.
margenootg
Deut. 32.37, 38, 39.
margenoot73
T.w. van dier tijt af, dat sy den Coninck van Iuda zijn onderwopen geweest, siet 2.Sam. 8.2. Ofte, van den tijt af der openbaringe deser Prophetye.
margenoot74
T.w. Nu sy alle vermaningen ende dreygementen der Propheten verachten.
margenoot75
Of, over drie jaren, of na den uytganck van drie jaren, T.w. in het vierde jaer des Conincks Hizkia, want de Prophete heeft dit gesproken in het eerste jaer van deses Conincks regeringe, als te sien is boven cap. 14. vers 28. daer dese predicatie begint. De volbrenginge der selver siet 2.Reg. 18.9. alwaer geschreven staet, dat Salmanassar tegen Samarien getogen zy in het vierde jaer van Hizkia, waer uyt af te nemen is, dat hy in het door-reysen de Moabiten heeft bedwongen, waer van hier in desen text gesproken wort. Maer dit en is maer een beginsel hares jammers ende verderfs geweest, 't welck eenen geruymen tijt hier na volkomelicker geschiet is, gelijck lange na den Prophete Iesaia, hen de Prophete Ieremia sulcx voorseyt heeft, Ier. cap. 48.
margenoot76
D. wel getelt, ende naeuwe gerekent. Men geeft eenen gehuerden knecht sijnen bedongenen loon, als sijnen tijt omme is, niet eer, oock niet spader. Verg. Ies. 21.16.
margenoot77
And. met al dien grooten rijckdom, of overvloet. Siet Psal. 37.16. Eccles. 5.9.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken