Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxiij. Capittel.

Prophetie van de verstooringe der stadt Tyrus, vers 1, etc. dat de Heere die verstooren soude, 8. ende dat, om hares prachts wille, 9. hy wijst oock aen hoe lange dat dese verdruckinge der Tyriers dueren soude, 15. hare weder-opcomste, 17. ende hare bekeeringe tot Christum, 18.

1

Ga naar margenoot1 DE last van Ga naar margenoota Tyrus. Huylt Ga naar margenoot2 ghy schepen van Ga naar margenoot3 Tharsis, want Ga naar margenoot4 sy is verwoest, Ga naar margenoot5 datter geen huys meer en is, dat niemant daer meer in en gaet, Ga naar margenoot6 uyt den lande Chitttim is't aen hen openbaer geworden.

2

Ga naar margenoot7 Swijcht ghy inwoonders Ga naar margenoot8 des eylants, Ga naar margenoot9 ghy, die de kooplieden van Ga naar margenoot10 Zidon, over zee varende, Ga naar margenoot11 vervulden.

3

Ende wiens inkomste was Ga naar margenoot12 het zaet van Ga naar margenoot13 Sichor over Ga naar margenoot14 de groote wateren, Ga naar margenoot15 de oogst Ga naar margenoot16 der riviere: ende sy was Ga naar margenoot17 de marckt der heydenen.

4

Wordet beschaemt, Ga naar margenoot18 ô Zidon, want Ga naar margenoot19 de Zee spreeckt, [ja] Ga naar margenoot20 de sterckte der zee, seggende, Ga naar margenoot21 Ick en hebbe geenen barens noot gehadt, ick en hebbe oock niet gebaert, noch ick en hebbe geen jongelingen Ga naar margenoot22 groot gemaeckt, [noch] geene jonge dochters opgebracht.

5

Gelijck als geweest is Ga naar margenoot23 de tydinge van Egypten, salmen oock Ga naar margenoot24 in weedom zijn, Ga naar margenoot25 alsmen van Tyrus hooren sal Ga naar margenoot* .

6

Ga naar margenoot26 Vaert over nae Tharsis, huylet ghy inwoonders Ga naar margenoot27 des Eylants.

7

Ga naar margenoot28 Is dit uwe vrolick-huppelende [stadt]? welcker outheyt [wel] van oude dagen af is, [maer] hare eygene voeten sullense verre wech dragen, Ga naar margenoot29 om in vreemdelinckschap te verkeeren.

8

Wie heeft dit beraetslaecht over Tyrus Ga naar margenoot30 die croonende [stadt], welcker koop-lieden Vorsten zijn, welcker Ga naar margenoot31 handelaers de heerlickste Ga naar margenoot32 in den lande zijn?

9

De HEERE der heyrscharen heeft het beraetslaecht, op dat hy Ga naar margenoot33 ontheylige Ga naar margenoot34 de hoovaerdye alles cieraets, om alle de heerlickste Ga naar margenoot35 der aerde Ga naar margenoot36 verachtelick te maken.

10

Ga naar margenoot37 Gaet door [nae] u lant, Ga naar margenoot38 als een riviere: Ga naar margenoot39 ghy dochter van Tharsis, Ga naar margenoot40 daer en is geen gordel meer.

[Folio 12v]
[fol. 12v]

11

Ga naar margenoot41 Hy heeft sijne hant Ga naar margenoot42 uytgestreckt Ga naar margenoot43 over de zee; hy heeft de Coninckrijcken Ga naar margenoot44 beroert: de HEERE Ga naar margenoot45 heeft bevel gegeven Ga naar margenoot46 tegen Canaan, om hare sterckten te verdelgen.

12

Ende Ga naar margenoot47 hy heeft geseyt, Ghy en sult niet meer vrolick huppelen, Ga naar margenoot48 ô ghy verdruckte maecht, ghy dochter Zidons: Ga naar margenoot49 Nae Chittim toe, maeckt u op, vaert over; Ga naar margenoot50 oock en sult ghy aldaer geen ruste hebben.

13

Ga naar margenoot51 Siet, het lant der Chaldeen, dit volck en wasser niet, Ga naar margenoot52 Assur heeft het gefondeert voor de gene die in de wildernissen woonden: sy richteden hare sterckten op, [ende] bouwden hare paleysen, [maer] Ga naar margenoot53 hy Ga naar margenoot54 heeft het Ga naar margenoot55 tot eenen vervallenen hoop gestelt.

14

Huylet ghy schepen van Tharsis, want Ga naar margenoot56 u lieder sterckte is verstoort.

15

Ende het sal geschieden te dien dage, Ga naar margenoot57 dat Tyrus sal vergeten worden Ga naar margenoot58 tseventich jaren, Ga naar margenoot59 gelijck eenes Conincks dagen: [maer] ten eynde van tseventich jaer, Ga naar margenoot60 sal in Tyro als een hoereliet zijn.

16

Neemt de harpe, gaet in de stadt rontom, Ga naar margenoot61 ghy vergetene Ga naar margenoot62 hoere, Ga naar margenoot63 speelt wel, Ga naar margenoot64 singt veel liedekens, op dat uwer gedacht werde.

17

Want het sal geschieden ten eynde van tseventich jaer, dat de HEERE Tyrus sal besoecken, ende dat sy wederkeeren sal tot haren hoeren-loon, ende sy sal Ga naar margenoot65 hoererye bedrijven met alle Coninckrijcken der aerde, die op den aerdbodem zijn.

18

Ende Ga naar margenoot66 haren koop-handel ende haren hoeren-loon, sal den HEERE Ga naar margenoot67 heylich zijn, Ga naar margenoot68 het en sal niet ten schatte vergadert, nocht opgesloten worden: maer haren koop-handel sal wesen voor die, Ga naar margenoot69 die voor den HEERE woonen, op datse eten tot versadinge, ende dat sy Ga naar margenoot70 duerich decksel hebben.

margenoot1
De sin is, Dit is een beswaerlicke Prophetie, voorseggende wat elende dat Tyro sal overkomen. siet Ies. 13. op vers 1.
margenoota
Ierem. 47.4. Ezech. capp. 26. 27. 28. Zach. 9.3, 4.
margenoot2
D. schippers en kooplieden die over zee met Tyrus handelen.
margenoot3
Siet 1.Reg. 10. op vers 22.
margenoot4
D. sy sal verstoort worden. Dit heeft de Prophete gesproken, doe Tyrus noch in haren fleur, ende grootste heerlickheyt was. Ende dit dreycht hier de Prophete niet alleen der stadt Tyrus, maer oock het gantsche Eylant.
margenoot5
Hebr. Van huys en van incomen, ofte, ingaen. Verg. ond. 24.10. Dese, ende de naest-volgende woorden verduytschen ende verklaren sommige aldus: Sy is verstoort van [hare] huysgenooten, ende van de incomelingen. D. niet alleen van de vreemdelingen, maer oock van hare eygene knechten en slaven. Want als dese sagen, dat harer heeren macht en vermogen schier tot niet gecomen was, so hebben sy t'samen gespannen, ende hebben hare heeren ende alle vrye persoonen vermoort, de regeringe aen haer genomen, ende eenen, genoemt Strato, Coninck gemaeckt. Iustin. in sijn historie. lib. 18.
margenoot6
D. 't sal hen T.w. schippers ende kooplieden, uyt den lande Chittim openbaer worden. D. uyt Cilicia, ofte Macedonia, (Siet Gen. cap. 10. op vers 4.) van waer de tijdingen van Tyri eerste verwoestinge door Nebucadnezar souden verspreyt worden, door de vluchtige die van daer nae Cilicien souden overvaren, ende van waer het verderf haer naderhant overkomen soude. De sin dan deser woorden is, Dese verwoestinge sal dien van Tyro overcomen eerst door den Coninck Nebucadnezar, Ier. c. 47. Ezech. 26.14. ende 29.18, 19, 20. ende lange daer na door de Griecken ende Macedoniers, t.w. door Alexandrum Magnum, die veel jaren hier na Tyrus ingenomen, ende over hoop geworpen heeft.
margenoot7
Als of hy seyde, En roemt niet meer van wegen uwen grooten rijckdom ende heerlickheyt, sy sullen haest een eynde nemen.
margenoot8
T.w. des eylants Tyri. Dese stadt lach in een Eylant doe Iesaias dit heeft gepropheteert.
margenoot9
Hebr. de koopman van Zidon over zee varende vervulden u.
margenoot10
Dit is oock eertijts een treffelicke koop-stadt geweest, nae by Tyrus gelegen, onder eenes Heeren gebiet gehoorende. Siet Ezech. 28.21.
margenoot11
T.w. met allerley waren ende koopmanschappen, die sy met hare geladene schepen daer in brachten.
margenoot12
Hier wort het zaet gestelt voor het vlas dat uyt het zaet wast.
margenoot13
Dit is de name eener riviere die Egypten van Canaan scheyt, Ios. 13.3. Siet de aent. aldaer. Egypten selfs wort somtijts Sichor genoemt nae dese riviere.
margenoot14
Eenige verstaen hier door de groote wateren de Oceaensche zee, andre de groote rivieren van Egypten.
margenoot15
D. het koorn-gewas.
margenoot16
D. het koorn 't welck langs de beken wast, daer van het bevochticht wort, als de Nilus over-loopt. And. der beke [ Egypti,] De Prophete wil seggen, dat Tyrus rijck wiert door het verhandelen der vruchten die in andre landen wiessen.
margenoot17
D. de handel-plaetse. siet Ezech. 27.3, 12.
margenoot18
D. ô ghy Zidoniten. Dese hebben eerst de stadt Tyrus gebouwt.
margenoot19
D. de inwoonders der Eylanden, die in de zee liggen, als Psal. 65.6.
margenoot20
Verstaet de stadt Tyrus, die van wegen de zee, daer sy in lach, scheen onwinbaer te zijn.
margenoot21
De sin deser woorden is, als of Tyrus seyde, het is met my, die soo volckrijcke pleecht te zijn, nu soo getelt, alsof ick heel onvruchtbaer ware geworden, ja als of ick voor desen geen kinderen, of inwoonders gehadt of opgevoet en hadde, ick ben heel doots geworden, het is met my uyt.
margenoot22
D. tot vollen wasdom gebracht.
margenoot23
Verstaet hier die straffe die eertijts de Egyptenaren ten tyde Mosis is overcomen, als Exod. 15.14. Ofte die straffe Egypti, daer van Iesaie cap. 19. gesproken wort.
margenoot24
Het Hebr. woort dat de Prophete hier gebruyckt, beteeckent eygentlick het wee ende de benautheyt, die een barende vrouwe over komt.
margenoot25
T.w. alsmen hooren sal, dat Tyrus, die rijcke machtige stadt, die onoverwinnelick scheen te wesen, soo geheelick is verwoest ende verdelcht. want alle andre steden sullen vreesen, dat het haer oock alsoo sal gaen, denckende, heeft die seer stercke stadt Tyrus niet kunnen bestaen, hoe sal het ons dan gaen?
margenoot*
Eenige verduytschen dit vers aldus, Als het geruchte tot de Egyptenaren [sal gekomen zijn] sy sullen droevich zijn van wegen 't gene dat sy van Tyrus hooren sullen.
margenoot26
D. vlucht uyt Tyro, soeckt nieuwe landen en steden, daer ghy u moocht nederslaen.
margenoot27
T.w. des Eylandts Tyri, als boven vers 2.
margenoot28
Van de treffelickheydt ende seer groote magnificentie Tyri, siet Ezech. 27.3, 4. etc.
margenoot29
Of, om haer in vremtheyt te onthouden. D. om andre woonplaetsen te gaen soecken. doe de Tyriers uyt hare stadt ende lant verdreven waren, soo hebbense wat omgeswermt ende gelegentheyt gesocht waer sy haer best souden nederslaen, ende hebben metter tijt gebouwt de steden Carthago, Leptis, Utica, ende Gades.
margenoot30
Of, die Croonster, T.w. die stadt, die niet alleen haer selven voor een gekroonde Coninginne uytgaf, maer oock alle hare inwoonders ende kooplieden met rijckdom ende heerlickheyt kroonde, vele der selver als tot Princen ende Vorsten makende.
margenoot31
Of kooplieden. Hebr. Canaaniten. siet de aent. Iob cap. 40. op vers 25.
margenoot32
Of, op der aerde.
margenoot33
D. besoetele, in verachtsaemheyt ende tot kleynachtinge brenge.
margenoot34
Of, den prael, T.w. der voortreffelicke Tyriers.
margenoot35
And. des lants.
margenoot36
Het Hebr. woort beteeckent eygentlick ontladen, licht maken, gelijckmen de schepen verlicht van hare vracht. het wort hier gestelt tegen een woort 't welck wy hier verduytschen de heerlickste, maer 't welck eygentlick beteeckent de geladene, doch oock heerlicke.
margenoot37
Dit is een aensprake aen de uytlantsche kooplieden. ofte aen de inwoonders van Tyrus, aldus, Gaet door uyt u lant.
margenoot38
D. haestelick, T.w. soo snellick als een riviere die van boven af vallende en vlietende, in de zee loopt. And. Als een riviere, D. geduerichlick, sonder ophouden.
margenoot39
D. Ghylieden, die op de zee nae Tyrus toe seylt, ende gewoon zijt daer te handelen. Eenige verstaen hier door de dochter van Tharsis, ofte des meers, de stadt Tyrus, die midden in de zee lach, ende daer uyt scheen gesproten te zijn, oock, daer in levende, swevende, ende haer geneerende.
margenoot40
D. Tyrus heeft alle hare macht, heerlickheyt ende koop-handel verloren. want men gebruyckt den riem, of, gordel, ten deele tot cieraet, ten deele om de lendenen en rugge te stijven. siet Iob 12.18, 21. ende 40.2. ende Prov. 31.24. met de aent. Item Ies. 11.5. ende 22.21. met de aent. Andre verstaen hier door den gordel, de mueren der stadt Tyri, daer mede sy omcingelt, ende als omgordet was.
margenoot41
T.w. de Heere.
margenoot42
T.w. om te slaen.
margenoot43
D. over de stadt Tyrus in de zee gelegen. And. over de schepen der zee, die gewoon zijn te Tyrus te handelen.
margenoot44
D. in roere gestelt, of beweecht tegen Tyrum op te staen.
margenoot45
T.w. den vreemden Coninckrijcken, of Coningen. D. Godt heeft sulcx dien volckeren ingegeven, ende hy drijftse daer toe, als boven cap. 13.3. ende 2.Sam. 16.11, 12. siet de aent. aldaer.
margenoot46
D. tegen de Tyriers, Canaans nacomelingen uyt Zidon, Gen. 10.15. Andre, de Heere heeft eenen koopman bevel gegeven, verstaende Nebucadnezar, of den Grooten Alexander. Andre, tegen de koopstadt. In de beteeckenisse van koopman wort het woort Canaan genomen boven vers 8. ende elders.
margenoot47
T.w. de Heere Godt.
margenoot48
And. ô ghy verdruckte, maecht der dochter Zidons. Aldus noemt de Prophete de stadt Tyrus, om dat sy van de Zidoniers eerst gebouwt is. Ende de Prophete noemt hier Tyrus eene verdruckte, ofte geschende maecht, om dat sy voorseker soude geschent ende verkracht, D. verdelcht ende uytgeroeyt worden.
margenoot49
Door dese afgekortte maniere van spreken wort te kennen gegeven, dat de Tyriers seer haestich souden vluchten, insonderheyt nae die van Chittim, ofte het lant der Chitteen (want beyds kan het Hebr. woort dragen) daer onder verstaende allerley over zee gelegene plaetsen, als Cilicien, Grieckenlant, oft Macedonien, Italien etc. waer van oock bov. vers 1.
margenoot50
D. Ghy en sult oock aldaer, daer ghy henen vluchtet, niet gerust zijn, noch in vrede mogen blyven, maer oock geplaecht ende verdreven worden. Siet bov. vers 7. And. Ghy Chittim, ofte Chitteers, maeckt u op, treckt voort, etc. nemende het als een godlicke aensprake aen Alexander den Grooten met sijn krijchs-heyr, dat hy hem haesten soude, niet alleen om Tyrus te verderven, maer oock vorder tegen de Chaldeen ende Babel te trecken. Siet bov. op vers 1.
margenoot51
Godt stelt den Tyriers voor oogen 't exempel van het Assyrische ofte Chaldeeusche Coninckrijck, als eensdeels t'ondergebracht ende verwoest zijnde, anderdeels sullende in't toekomende verwoest worden, op dat het den Tyriers niet vreemt en schijne, dat sy oock verwoest souden worden.
margenoot52
D. de Chaldeen die in de wildernissen in tenten plechten te woonen, zijn door de Assyriers vergadert, ende in steden by malcanderen gebracht. siet Gen. 10. vers 10, 11. ende 11.2, 8, 9. ende vergel. Psal. 72.9. ende 74.14.
margenoot53
T.w. Godt de Heere. van welcken gesproken is bov. vers 8, 9, 11, 12.
margenoot54
T.w. het lant der Chaldeen, ofte, hy heeftse, T.w. de Chaldeen heeft hy door de Assyriers t'ondergebracht, ofte, prophetischer wijse, hy sal de Assyriers door de Chaldeen ofte Babyloniers sekerlick t'onderbrengen, ende daer na de Babyloniers door de Persen, ende volgens uwe stadt, ô Tyrus, ende Coninckrijcke veel lichter verstooren.
margenoot55
D. hy heeftse t'onderste boven geworpen. Verg. ond. 25.2.
margenoot56
D. de stadt Tyrus, met alle vaste plaetsen daer aen ende daer by gelegen.
margenoot57
D. de Tyriers sullen lxx jaer lanck in hare elende blyven steken, als of Godt harer vergeten hadde, of geen achtinge meer op haer en hadde.
margenoot58
T.w. soo lange als de Ioden in de Babylonische gevanckenisse blyven souden.
margenoot59
D. soo lange als ongevaerlick een Coninck leeft, of leven kan. Of, in't gemeen, soo lange als een mensche leven kan, T.w. die tot eenen grooten ouderdom komt, siet Psal. 90.10. And. Soo lange als een Coninckrijcke dueren sal, Aldus wort het woort melech, voor Coninckrijcke oock genomen, Dan. 7.17. ende 8.21. ende wort hier verstaen het Coninckrijcke van Babel, 't welck lxx jaren gestaen heeft na den onderganck van Tyrus.
margenoot60
D. Tyrus sal weder bewoont worden, ende in goeden welstant komen, ende dan sullen de inwoonders, wederom, rijck ende weeldich geworden zijnde, haren ouden ganck gaen, met singen en springen, ende allerley wellusten des vleeschs te oeffenen, als versen 16. ende 17. breeder geseyt wort. Andre, om het woordeken als, oock sijne kracht te laten toekomen, verklaren dese woorden aldus: de inwoonders van Tyro, sullen de kooplieden soo lieflick weten aen te locken, ende te bedriegen, als de hoeren met haren lieffelicken sanck de hoereerders weten aen te locken.
margenoot61
D. die in vergetenheyt gekomen waert.
margenoot62
O Tyrus, ghy stadt vol hoererye, ofte ghy koop-lieden van Tyrus, die met uwen lieffelicken praet ende lieffelicke aenpresenteringe der waeren, de kooplieden weet aen te locken, gelijck de hoeren hare boelen.
margenoot63
Hebr. maectet wel met spelen, of, maeckt het spelen goet. Siet Psal. 33. op vers 3.
margenoot64
Hebr. vermenichvuldicht het Liedt.
margenoot65
Vast alle uytleggers verstaen hier door hoererye het vuylgewin der Tyriers, 't welck sy van hare koopmanschap kregen van alle de rijcke ende machtige persoonen die in de landen rontom haer gelegen, woonachtich waren.
margenoot66
Te weten, der Tyriers.
margenoot67
Of, geheylicht zijn. Hebr. in heylicheyt zijn.
margenoot68
Hier wort voorseyt, dat eenige der Tyriers in toekomende tijden, tot den waren Godt, ende Christelicke Religie bekeert zijnde, haer goet ende rijckdom niet en souden in hare kisten en kasten besluyten ende behouden, maer dat syse mildelick ter eere Godts, ende tot nootdurft der arme Christenen, souden uytdeylen. siet Act. 2.44. ende 4.34.
margenoot69
Verstaet de Christenen in 't gemeen, ende by namen de kercken-leeraers.
margenoot70
D. decksel dat duersaem zy, of, dat lange dueren kan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken