Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

De Coninck Zedekia laet in de belegeringe den Propheet vragen, offer hope ende troost by Godt zy, vers 1, etc. krijgt voor antwoort, van neen, maer gantsch het contrarie, 3. Godt geeft nochtans den volcke raet, wat voor hen best zy, 8. ende den huyse des Conincks eene lesse, met een scherp dreygement, 11.

1

HEt woort, dat van den HEERE geschiet is tot Ieremia: als de Coninck Zedekia tot hem sondt Pashur den Ga naar margenoot1 sone van Malchia, ende Zephania den sone van Maaseja, den Priester, seggende:

2

Vraegt doch den HEERE voor ons; want Ga naar margenoot2 Nebucadrezar, de Coninck van Babel, strijdt tegen ons: misschien sal de HEERE met ons doen Ga naar margenoot3 nae alle sijne wonderen, dat Ga naar margenoot4 hy van ons optrecke.

3

Doe seyde Ieremia tot hen: Soo sult ghylieden tot Zedekia seggen:

4

Soo seyt de HEERE de Godt Israëls; Siet ick sal de Ga naar margenoot5 krijgs-wapenen Ga naar margenoot6 omwenden, die in u lieder hant zijn, met dewelcke ghy strijdet tegen den Coninck van Babel ende tegen de Chaldeen, die u belegeren, van buyten aen den muer: ende ick Ga naar margenoot7 salse versamelen in ’t midden van dese stadt.

5

Ende ick selfs sal tegen u lieden strijden, met een’ uytgestreckte hant, ende met eenen stercken arm: ja met toorne, ende met grimmicheyt, ende met groote verbolgentheyt.

6

Ende ick sal de inwoonders deser stadt slaen, soo wel Ga naar margenoot8 de menschen als de beesten: door eene groote pestilentie sullense sterven.

7

Ende daerna, spreeckt de HEERE, sal ick Zedekia den Coninck van Iuda, ende sijne knechten, ende het volck, ende die in dese stadt overgebleven zijn van de pestilentie, van het sweert, ende van den honger, geven in de hant Nebucadrezars des Conincx van Babel, ende in de hant harer vyanden, ende in de hant der gener die hare Ga naar margenoot9 ziele soecken: ende Ga naar margenoot10 hy salse slaen Ga naar margenoot11 met de scherpte des sweerts; hy en salse niet sparen, noch verschoonen, noch sich ontfermen.

8

Ende tot dit volck sult ghy seggen; Soo seyt de HEERE: Siet ick stelle voor u lieder aengesichte, den wech des levens, ende den wech des doots.

9

Die in dese stadt Ga naar margenoota blijft, sal sterven door het sweert, ofte door den honger, ofte door de pestilentie: maer dieder uyt gaet ende Ga naar margenoot12 valt tot de Chaldeen, die u lieden belegeren, die sal leven, ende sijne Ga naar margenoot13 ziele sal hem tot eenen buyt zijn.

10

Want ick hebbe mijn aengesicht tegen dese stadt Ga naar margenoot14 gestelt ten Ga naar margenoot15 quade, ende niet ten Ga naar margenoot16 goede, spreeckt de HEERE: Sy sal gegeven worden in de hant des Conincks van Babel, ende hy salse met vyer verbranden.

11

Ende aengaende het huys des Conincx van Iuda, hooret des HEEREN woort.

12

ô Huys Davids, soo seyt de HEERE; Ga naar margenootb Richtet des morgens recht, ende verlost den beroofden uyt de hant des Ga naar margenoot17 verdruckers: op dat mijne gramschap niet uyt en vare als een vyer, ende brande dat niemant blusschen en konne; van wegen de boosheyt uwer handelingen.

13

Siet ick Ga naar margenoot18 [wil] aen u, Ga naar margenoot19 ghy inwoonersse des dals, ghy rotze Ga naar margenoot20 der pleyne, spreeckt de HEERE: ghylieden die segget, Wie soude tegen ons afkomen? ofte, wie soude komen in onse wooningen?

14

Ende ick sal Ga naar margenoot21 over u lieden besoeckinge doen Ga naar margenoot22 nae de vrucht uwer handelingen, spreeckt de HEERE: ende ick sal een Ga naar margenootc Ga naar margenoot23 vyer aensteken in Ga naar margenoot24 haer wout; dat sal verteeren al wat rontom haer is.

margenoot1
Van de nakomelingen deses Malchia, op wiens geslachte het vijfde lot in de afdeelinge der Priesteren by Davids tijt gevallen was 1.Chro. 24.9. gelijck op het geslacht van Maaseja het vier ende twintichste 1.Chro. 24.18.
margenoot2
Alsoo ond. vers 7. ende dickwijls by desen Propheet, anders genoemt Nebucadnezar.
margenoot3
Gelijck hy voor dese soo menichmael heeft gedaen, tot bescherminge ende verlossinge van sijn volck.
margenoot4
Nebucadnezar opbreke, ende de belegeringe verlate.
margenoot5
Hebr. instrumenten, ofte, gereetschap des krijchs.
margenoot6
Datse u onnut, ja u selven schadelick sullen zijn, hoewel ghy u door de selve meynt te beschermen, ende de Chaldeen af te keeren.
margenoot7
Ick sal de Babyloniers ofte Chaldeen laten inkomen, ofte inlaten, innemen. siet van het Hebr. woort Iudic. 19. op vers 15.
margenoot8
Hebr. ende den mensche ende het beest.
margenoot9
D. die nae haer leven staen. siet Exod. 4. op vers 19. ende 2.Sam. 4. op vers 8.
margenoot10
De Coninck van Babel.
margenoot11
Hebr. aen den mont des sweerts.
margenoota
Ierem. 38.2.
margenoot12
D. die sich gewillichlick tot haer begeeft.
margenoot13
D. leven, ofte, persoon. D. sijner behoudenisse sal hy hebben als tot eenen buyt, diemen met perijckel van den vyant haelt, ofte, die yemant onversiens in handen valt, ende desmen sich verheugt. alsoo ond. 38.2. ende 45.5.
margenoot14
Siet Levit. 17. op vers 10.
margenoot15
Tot harer straffe ende verderf.
margenoot16
Om haer wel te doen, ofte te segenen.
margenootb
Ierem. 22.3.
margenoot17
Die hem met list ofte gewelt verdruckt.
margenoot18
Ofte, ick [ben] tegen u, ofte, sal tegen u zijn. D. uwe tegenpartye zijn, ick sal my tegen u kanten. alsoo ond. 23.30, 31, 32. Ezech. 13.8. ende 21.3. ende 29.3, etc. elders wort dese maniere van spreken oock in ’t goede ofte ten besten genomen. Siet Ezech. 36.9.
margenoot19
Verstaet de stadt Ierusalem waer van het onderste deel inde leegte lach, het bovenste op den berch Zion, daer Davids stadt ende slot was.
margenoot20
Alwaer de Tempel op de pleyne van den berch Morija stont: ofte, voor welcke rotze buyten een effen velt leyt, als eenige dit verstaen.
margenoot21
D. ick sal u straffen. Siet Gen. 21. op vers 1.
margenoot22
Als bov. 17.10.
margenootc
Ierem. 17.27.
margenoot23
Siet 1.Chron. 36.19. ende ond. 52.13.
margenoot24
Ierusalems, waer van in’t voorgaende vers door het wout kanmen verstaen de schoone gebouwen der stadt, die getimmert waren van hout, dat uyt den woude Libanons gehouwen was. Vergel. ond. 22.7, 23. ofte, de gantsche stadt, met het lant, zijnde vol volcx, als een wout vol boomen. Vergel. Ezech. 20.46. met d’aenteeck. aldaer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken