Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Godt geeft ses mannen last om sijne wrake binnen Ierusalem uyt te voeren, vers 1. De heerlickheyt des Heeren wijckt tot den dorpel des Tempels, 3. Godt gebiedt eenen man, in lijnen gekleedt, alle vroome eerst met een seker teecken te teeckenen, 4. den anderen, datse al de reste sullen verdelgen, 5. welcx beschickt zijnde, ontstelt sich de Propheet grootelicx, 8. ontfangt daer op Godts antwoort, 9. De man in lijnen gekleet, rapporteert de verrichtinge sijner commissie, 11.

1

DAerna riepGa naar margenoot1 hy Ga naar margenoot2 voor mijne ooren [met] luyder stemme, Ga naar margenoot3 seggende; Doet Ga naar margenoot4 d’Opsienders Ga naar margenoot5 der stadt naederen: ende elck een met sijn Ga naar margenoot6 verdervende wapen in sijne hant.

2

Ende siet, Ga naar margenoot7 ses mannen quamen vanden wech Ga naar margenoot8 der Hooger poorte, die gekeert is Ga naar margenoot9 nae het Noorden, ende Ga naar margenoot10 elck een met Ga naar margenoot11 sijn verpletterende wapen in sijn hant, ende Ga naar margenoot12 een man in’t midden van hen, was Ga naar margenoot13 met linnen bekleet, ende een Schrijvers Ga naar margenoot14 inctkoker was Ga naar margenoot15 aen sijne lendenen: ende sy quamen in, ende stonden by Ga naar margenoot16 den koperen Altaer.

3

Ende Ga naar margenoot17 de heerlickheyt des Godts Israels hief haer op vanden Ga naar margenoot18 Cherub, daerop Ga naar margenoot19 hy was, tot den Ga naar margenoot20 dorpel van het Huys: ende hy riep tot den Man, die met linnen bekleedt was, die den schrijvers inctkoker aen sijne lendenen hadde.

4

Ende de HEERE seyde tot hem; Gaet door, door het midden der stadt, door het midden van Ierusalem: ende Ga naar margenoot21 teeckent een Ga naar margenoot22 teecken op de voorhoofden Ga naar margenoot23 der lieden die suchten, ende uytroepen over alle die grouwelen die in’t midden Ga naar margenoot24 der selver gedaen worden.

5

Maer tot Ga naar margenoot25 die [andere] seyde hy voor mijne ooren; Gaet door, door de stadt achter Ga naar margenoot26 hem, ende Ga naar margenoot27 slaet: u lieder ooge en verschoone niet, ende en sparet niet.

6

Ga naar margenoot28 Doodet oude, jongelingen, ende maechden, ende kinderkens, ende wijven tot verdervens toe: maer en genaecket aen niemant, Ga naar margenoot29 op den welcken het teecken is, ende Ga naar margenoot30 beginnet Ga naar margenoot31 van mijn Heylichdom: ende sy begonnen vande Ga naar margenoot32 oude mannen, die voor het Ga naar margenoot33 Huys waren.

7

Ende hy seyde tot hen; Ga naar margenoot34 Verontreyniget het Huys, ende vervullet Ga naar margenoot35 de Voorhoven met verslagene, gaet henen uyt: ende sy gingen henen uyt, ende Ga naar margenoot36 sy sloegen in de stadt.

8

Het geschiedde nu, als sy- Ga naar margenoot37 se geslagen hadden, ende Ga naar margenoot38 ick overgebleven was; dat ick Ga naar margenoot39 op mijn aengesichte viel, ende riep, ende seyde, Ach Heere HEERE! sult ghy al het overblyfsel Ga naar margenoot40 Israëls verderven, met uwe grimmicheyt uyt te gieten over Ierusalem?

9

Doe seyde hy tot my; De ongerechticheyt van het huys Israëls ende Iuda is Ga naar margenoot41 gantsch seer groot, ende het lant is met Ga naar margenoot42 bloet vervult, ende de stadt is vol van Ga naar margenoot43 afwijckinge: Ga naar margenoot44 want sy seggen; De HEERE heeft het lant verlaten, ende de HEERE en siet niet.

10

Daerom oock wat my aengaet, Ga naar margenoota Ga naar margenoot45 mijne ooge en sal niet verschoonen, ende ick en sal niet sparen: ick sal Ga naar margenoot46 haren wech op haren cop geven.

11

Ende siet, de Man, die met linnen becleedt was, aen wiens lendenen den inctkoker was, bracht bescheyt weder, seggende: Ga naar margenoot47 Ick hebbe gedaen, Ga naar margenoot48 gelijck als ghy my geboden hadt.

margenoot1
Namelick, de Heere, van den welcken siet boven 1. op vers 26.
margenoot2
D. dat ick Ezechiel dit geroep hoorde. Verstaet door dit geroep de kracht van Godts voorsichtichheyt, waer door hy de schepselen beweecht, om sijnen wille, ende eeuwigen raet uyt te voeren.
margenoot3
T.w. tot de H. Engelen, die Gode ten dienste staen, om sijne bevelen, ende oordeelen uyt te richten, Psal. 103.20. Hebr. 1.14.
margenoot4
Hebr. opsichten. D. die opsicht hadden. Verstaet sekere H. Engelen, die van Godt als Opsienders der stadt gestelt waren. want over landen, volckeren, ende steden wordense van hem verordent, niet alleen, om de selve te bewaren, 2.Reg. 6.17. Dan. 10.20, 21, 22. maer oock om die te straffen, Gen. 19.12, 13. 2.Reg. 19.35. Sy worden Vorsten genaemt, Dan. 10.20, 21. item Heerschappijen, Overheden, Machten, Col. 1.18. dat is, Heerschappers, Overste, Machtige. Alsoo hier Opsichten, voor, Opsienders, Bestelde, Commissarisen.
margenoot5
Namelick, Ierusalem.
margenoot6
Hebr. wapen, ofte, gereetschap der verdervinge. D. daermede hy de inwoonderen der stadt verderven soude.
margenoot7
D. als eenige gevoelen, ses Engelen inde gedaente van mannen. Vergel. Gen. 18.2. Marc. 16.5. Act. 1.10. Sommige meynen dat door dese mannen verstaen, ende beteeckent worden de Chaldeen ofte de Overste van het heyr dat Ierusalem belegeren soude: andere de volckeren, ende Coninckrijcken, die de Chaldeen in dese tocht tot hare hulpe souden hebben.
margenoot8
Siet van dese poorte, 2.Reg. 15. op vers 35. item 2.Chron. 27.3. Ierem. 26.10.
margenoot9
T.w. van waer de Chaldeen souden comen, die de stadt, ende den Tempel verstooren souden.
margenoot10
T.w. van die ses mannen.
margenoot11
Hebr. de gereetschap sijner verpletteringe. D. het wapentuych, daermede hy verpletteren, ende in stucken slaen soude.
margenoot12
T.w. onderscheyden vande 6 voorgemelde, want die waren gesonden, om te verderven, hebbende haer wapentuych daer toe veerdich: maer dese, om te behouden, hebbende daer toe sijn schrijftuych, ende bevel om de vroome te teeckenen.
margenoot13
Als een Priester. siet Exod. 28.39. Levit. 6.10. Sommige verstaen door desen man, onsen eenigen Overpriester, den Heere Christum Iesum, die van den Vader gesonden is, om de sijne uyt het verderf der ziele te verlossen. Volgens wort hy hier niet aengesien in sijne Godtlicke Majesteyt, ende Heerlickheyt, die hy met den Vader, ende den H. Geest gemeyn heeft, als bov. 1.26. maer in den stant sijner vernederinge, ende het ampt sijns middelaerschaps.
margenoot14
T.w. daer uyt de Schrijver met de penne inct neemt.
margenoot15
Verstaet aen den gordel sijner lendenen hangende.
margenoot16
Soo genaemt, Exod. 38.30. 2.Reg. 16.14. anders, den Altaer des brandt-offers, Exod. 30.28. Van sijne plaetse. siet Lev. 1.3, 5. breedere beschrijvinge daer van, siet 2.Chron. 4. op vers 1.
margenoot17
Siet bov. 1. op vers 28,
margenoot18
Verstaet de Cherubim, die over de Arke waren in ’t Alderheylichste tot een teecken van sijne genadige tegenwoordicheyt by dat volck. sommige verstaen de Cherubim die Ezechiel in’t gesichte gesien heeft. Vergel. ond. c. 10. vers 4. met d’ aent. siet vande Cherubim. Gen. 3. op vers 24.
margenoot19
T.w. de Godt Israels. ofte, sy was, namelick de Heerlickheyt Godts.
margenoot20
D. den uytganck van het Alderheylichste. Dit beteeckende, dat Godt vanden Tempel scheyden wilde.
margenoot21
Dese teeckeninge en is niet lichaemlick geschiedt door een sichtbaer, ende uyterlick teecken aen het lichaem, maer geestelick, door een onsienelick, ende inwendich teecken aen den geest, het welcke de ware geloovige, van alle hypocrijten, ende ongeloovige onderscheyt. want dit al is geschiet in een geestelick gesichte, ende volgens niet door eene lichamelicke daet. Vergel. Apoc. 7.3.
margenoot22
Dese teeckeninge en is niet lichaemlick geschiedt door een sichtbaer, ende uyterlick teecken aen het lichaem, maer geestelick, door een onsienelick, ende inwendich teecken aen den geest, het welcke de ware geloovige, van alle hypocrijten, ende ongeloovige onderscheyt. want dit al is geschiet in een geestelick gesichte, ende volgens niet door eene lichamelicke daet. Vergel. Apoc. 7.3.
margenoot23
Die het overblijfsel waren van Godts volck, schuylende onder dat afvallich geslachte.
margenoot24
Namelick der stadt Ierusalem.
margenoot25
T.w. die ses andere mannen, die bescheyden waren, om te verderven, te dooden, ende uyt te roepen, van de welcke siet bov. vers 2.
margenoot26
Te weten, die het schrijftuych aen sijne lendenen hadde, ende voorginck. Siet van desen bov. vers 2. ende de aenteeck. De doodinge en mochte niet geschieden voor dat de gene, die behouden moesten zijn, geteeckent waren, ende alsoo uytgenomen van het gemeyne verderf. Vergel. Gen. 19.22.
margenoot27
D. doodet, verdervet, ende roeyet uyt. Vergel. boven 7.9.
margenoot28
Siet de vervullinge, 2.Chron. 36.17.
margenoot29
Dewijle dat van de uyterlicke straffe eenige geteeckende mede geleden hebben, als Ieremias die in Egypten ballinck geworden is, ende andere meer: verstaet dit, als vooren, vande geestelicke behoudenisse ter salicheyt.
margenoot30
T.w. de doodinge.
margenoot31
D. van mijnen Tempel. Siet 2.Chron. 20. op vers 8.
margenoot32
Siet van dese bov. 8.11. ende de aenteeck.
margenoot33
D. voor den Tempel. alsoo in ’t volgende.
margenoot34
Het welcke geschiedde door de doode lichamen, die daer in verslagen wierden. Vergel. Num. 19.11. 2.Reg. 23.16.
margenoot35
Siet van beyde de Voorhoven, het binnenste, ende het uyterste 1.Reg. 6. op vers 36.
margenoot36
D. sy maeckten eene groote slachtinge, ende doodinge van allerley menschen door de gantsche stadt. Siet van het woort slaen voor, dooden, genomen. Gen. 8. op vers 21.
margenoot37
T.w. de inwoonderen Ierusalems.
margenoot38
T.w. meynende alleen overgebleven te zijn. Vergel. 1.Reg. 19.10. Rom. 11.3.
margenoot39
T.w. door groote verslagentheyt voor Godts strenge wrake, ende door medelijden over het verslagene volck. Vergel. Gen. 17. op vers 3.
margenoot40
D. van Iuda, ende Benjamin, ende die van de andere stammen onder die mochten vermenget zijn. Siet 2.Chron. 21.2. ende de aenteeck.
margenoot41
Hebr. In seer seer groot. dat is, uytermaten groot. Vergel. Gen. 17.6, 20. ond. 16.13.
margenoot42
Hebr. bloeden: dat is, dootslagen, ende moorderyen. siet Gen. 4. op vers 10. ende 1.Reg. 2. op vers 33.
margenoot43
Ofte, verkeertheyt, ofte omkeeringe, ofte buyginge [des rechts].
margenoot44
Siet bov. 8. op vers 12.
margenoota
Ezech. 5.11. ende 7.4. ende 8.18.
margenoot45
Hy spreeckt in den toekomenden tijt, om dat het voor verhaelde noch niet en was geschiet inder daet, maer alleen in een gesichte, het welcke inden geest des Propheten was eene afbeeldinge, ende voorsegginge, van het gene dat dadelick te sijner tijt geschieden soude.
margenoot46
D. hen straffen, gelijckse met alle hare boose wercken verdient hebben. Siet 1.Reg. 8. op vers 32. ende bov. 7. op vers 3.
margenoot47
Vergel. Psal. 40.9. Ioh. 4.34. ende 5.30. ende 6.38. ende 17.4.
margenoot48
And. nae alles dat, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken