Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xlviij. Capittel.

Uytdeylinge des nieuwen erflants onder de twaelf stammen Israels, alsoo dat de plaetse (waer van cap. 45. begonnen is te spreken) welcke afgesondert was voor’t heylichdom de Priesteren, Leviten, stadt, ende den Vorst, quam tusschen de seven Noordlicke, ende vijf Suydlicke stammen, vers 1, etc. De mate, ende poorten der Nieuwe stadt, met de namen der poorten, ende der stadt, 30.

1

DIt nu zijn de namen der Ga naar margenoot1 stammen: Ga naar margenoot2 van’t eynde Noordwaert, aen de Ga naar margenoot3 zijde des weegs van Hethlon, daermen komt te Hamath, Hazar Enan, de lantpale van Damascus, Noordwaert aen de zijde van Hamath, (oock sal Ga naar margenoot4 hy den Ga naar margenoot5 ooster [ende] Ga naar margenoot6 wester-hoeck hebben,) [sal] Dan een Ga naar margenoot7 [snoer hebben].

2

Ende aende lantpale van Dan, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Aser een.

3

Ende aen de lantpale van Aser, van den ooster-hoeck af tot den wester-hoeck toe, Naphtali een.

4

Ende aen de lantpale van Naphtali van den ooster-hoeck, tot den wester-hoeck toe, Manasse een.

5

Ende aen de lantpale van Manasse, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Ephraim een.

6

Ende aen de lantpale van Ephraim, van den ooster-hoeck af tot den wester-hoeck toe, Ruben een.

7

Ende aen de lantpale van Ruben van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Iuda een.

8

Aende lantpale nu van Iuda van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe; sal’t Ga naar margenoot8 hef-offer zijn, dat ghylieden sult offeren, vijf ende twintich duysent [meet-rietten] in breette, ende de lengte, als van een der [andere] deelen, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe: ende het heylichdom sal in’t midden desselven zijn.

9

Het Hef-offer, dat ghylieden den HEERE sult offeren, sal wesen de lengte van vijf ende twintich duysent, ende de breette van tien duysent.

10

Ende daer in sal het heylich hef-offer zijn voor de Priesteren, Noordwaert [de lengte] van vijf ende twintich duysent, ende west-waert de breette van tien duysent, ende oostwaert de breette van tien duysent, Ende zuydwaert de lengte van vijf ende twintich duysent: ende het heylichdom des HEEREN sal in’t midden desselven zijn.

11

’Tsal zijn voor de Priesteren, die geheylicht Ga naar margenoot9 zijn uyt de kinderen Zadoks, die mijne wacht hebben waer genomen: Die niet gedwaelt en hebben, als de kinderen Israëls dwaelden; Ga naar margenoot10 gelijck als de [andere] Leviten gedwaelt hebben.

12

Ende ’tgeofferde van’t hef-offer des lants sal haerlieden eene Ga naar margenoot11 heylicheyt der heylicheden zijn: aende lantpale der Leviten.

13

Voorts sullen de Leviten, tegen over de lantpale der Priesteren, hebben de lengte van vijf ende twintich duysent, ende de breette van tien duysent: de gantsche lengte sal zijn, vijf ende twintich duysent, ende de breette, tien duysent.

14

Ende sy en sullen daer van niet verkoopen, nochte de Ga naar margenoot12 eerstelingen des lants verwisselen, nochte overdragen: want het is eene heylicheyt den HEERE.

15

Maer de vijf duysent, [dat is] ’tgene overgelaten is in de breette, Ga naar margenoot13 voor aen de vijf ende twintich duysent, dat sal Ga naar margenoot14 onheylich zijn, voor de Stadt, tot bewooninge, ende tot voorsteden: ende de Stadt sal in’t midden desselven zijn.

16

Ende dit sullen hare maten zijn; de noorder-hoeck, vier duysent en vijf hondert [meet-rieten]; ende de suyder-hoeck vier duysent ende vijf hondert: ende van den ooster-hoeck vier duysent ende vijf hondert; ende de wester-hoeck vier duysent ende vijf hondert.

17

De voorsteden nu der Stadt sullen zijn, noordwaert twee hondert ende vijftich; ende suydwaert twee hondert ende vijftich; ende oostwaert twee hondert ende vijftich, ende westwaert twee hondert ende vijftich.

18

Ende het overgelatene in de lengte tegen over het Ga naar margenoot15 heylich hef-offer, sal zijn tienduysent oostwaert, ende tien duysent

[Folio 95v]
[fol. 95v]

westwaert; ende het sal tegen over het heylich hef-offer zijn: ende de inkomste daer van sal wesen tot Ga naar margenoot16 onderhoudt, voor de gene die der Stadt dienen.

19

Ende die der Stadt Ga naar margenoot17 dienen; sullen Ga naar margenoot18 haer dienen uyt alle stammen Israëls.

20

Het gantsch hef-offer sal zijn van vijf ende twintich duysent Ga naar margenoot19 [meet-rieten], met vijf ende twintich duysent: Ga naar margenoot20 vierkant sult ghylieden het heylich hef-offer offeren, Ga naar margenoot21 met de besittinge der Stadt.

21

Ende het overgelatene sal voor den Vorst zijn, van dese ende van gene zijde des heyligen hef-offers, ende der besittinge der Stadt, Ga naar margenoot22 voor aen de vijf ende twintich duysent [meet-rieten] des hef-offers, tot aen de ooster ende wester lantpale, voor aen de vijf ende twintich duysent aende wester lantpale, tegen over de Ga naar margenoot23 [andere] deelen, [dat] sal voor den Vorst zijn: ende het heylich hef-offer, ende het heylichdom des huyses, sal in’t midden desselven zijn.

22

Van de besittinge nu der Leviten, ende van de besittinge der Stadt af, zijnde in’t midden van’t gene dat des Vorsten sal zijn; [dat] tusschen de lantpale van Iuda, ende tusschen de lantpale van Benjamin is, sal des Vorsten zijn.

23

Aengaende voorts het overige der stammen: van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Benjamin een [snoer].

24

Ende aen de lantpale van Benjamin, van den ooster-hoeck tot den westerhoeck toe, Simeon een.

25

Ende aen de lantpale van Simeon, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Issaschar een.

26

Ende aen de lantpale van Issaschar, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Zebulon een.

27

Ende aen de lantpale van Zebulon, van den ooster-hoeck tot den wester-hoeck toe, Gad een.

28

Aende lantpale nu van Gad, aen den suyder-hoeck Ga naar margenoot24 suydwaert; daer sal de lantpale zijn van Thamar af, [nae] het twist-water van Kades, [voort] nae de beke henen, tot aen de groote zee:

29

Dit is het lant, dat ghylieden sult doen vallen Ga naar margenoot25 in erffenisse, voor de stammen Israëls: ende dat sullen Ga naar margenoot26 hare deelen zijn, spreeckt de Heere HEERE.

30

Voorts sullen dit de uytgangen der Stadt zijn: van den noorder-hoeck, Ga naar margenoot27 vier duysent ende vijf hondert Ga naar margenoot28 maten.

31

Ende de Ga naar margenoot29 poorten der Stadt sullen zijn nae de namen der stammen Israëls; drie poorten noordwaert: eene poorte van Ruben, eene poorte van Iuda, eene poorte van Levi.

32

Ende aen den ooster-hoeck, vier duysent ende vijf hondert [maten], ende drie poorten: namelick, eene poorte van Ioseph, eene poorte van Benjamin, een poorte van Dan.

33

De suyder-hoeck oock vier duysent ende vijf hondert maten, ende drie poorten: eene poorte van Simeon, eene poorte van Issaschar, eene poorte van Zebulon.

34

De Ga naar margenoot30 wester-hoeck, vier duysent ende vijf hondert; der selver poorten drie: eene poorte van Gad, eene poorte van Aser, eene poorte van Naphtali.

35

Rontom achtien duysent: ende de naem der Stadt sal van [dien] dage af zijn, Ga naar margenoot31 DE HEERE IS ALDAER.

FINIS

margenoot1
Soo als de selve d’een aen d’ander hare erffenisse sullen hebben.
margenoot2
Hier begint de beschrijvinge van’t eerste deel, dat Dan soude besitten.
margenoot3
Hebr. hant: alsoo terstont wederom.
margenoot4
Dan, uyt het volgende.
margenoot5
D. ’Tgene van de voorseyde Noorder lantpale af, tusschen de Ooster ende wester lantpale in de breette gelegen is: alsoo in’t volgende.
margenoot6
Hebr. der zee, alsoo in’t volgende. Des Suyderhoecks en wert niet gedacht, behalven in’t heylich afgesondert deel, ende in’t gemeyn van gantsch Israel, achter Gad, vers 28.) dat sommige houden voor een teecken vande uytbreydinge des Rijcks Christi, tot aen de eynden der aerde.
margenoot7
D. deel. Dit is hier ende vers 23. ingevoecht tot vervullinge van den sin, uyt cap. 47.13. ende moet in’t volg. oock daer op verstaen worden. hier (ende in’t volgende) als oock bov. 47.14. blijckt wederom een mercklick onderscheyt tusschen het voorgaende oudt vleeschlick, ende dit nieuw geestelick Israel. want te vooren waren de erfdeelen seer ongelijck, hier is gelijckheyt in de gemeenschap aller heyligen, ende geestelicke kinderen Abrahams, hebbende elcken stam even veel, (niet tegenstaende eenich particulier onderscheyt in de plaetsinge) ende zijn gantsch anders geplaetst, als te vooren. oock is d’ordre van de opnoeminge der stammen, (die in’t Noorden van den geringen, ende te vooren seer sondigen Dan wort aengevangen) aenmerckelick. Apoc. 7.5, etc. wort Dan uyt gelaten, siet aldaer.
margenoot8
Siet boven 45.1, 2, etc. met d’aenteeck. aldaer.
margenoot9
Hebr. is. D. elck een van hen, die geheylicht is.
margenoot10
Ofte, als. Dat is, wanneer de [andere] Levijten dwaelden.
margenoot11
Siet Levit. 2. op vers 3.
margenoot12
D. ’tgene Gode gegeven ende geheylicht is, gelijck de eerste lant-vruchten hem plegen geheylicht te worden.
margenoot13
Hebr. aen’t aengesichte.
margenoot14
D. eene gemeyne plaetse tot gemeynen burgerlicken gebruyck, zijnde onheylich in vergelijckinge van de andere, die Gode bysonderlick tot den Godts-dienst ende voor de geheylichde persoonen geheylicht ende afgesondert was. Vergel. Deut. 20. op vers 6. ende Ier. 31.5. Dit konde hier dienen tot afbeeldinge van’t onderscheyt datter is tusschen kercklicke ofte geestlicke, ende wereltlijcke ofte politijcke saken. Andersins wort de stadt oock genomen, als beduydende het hemelsch Ierusalem, ofte de kercke. als ond. vers 31. etc. ende vers 35. ende elders dickwijls: ende in dien verstande wortse de heylige Stadt genoemt. Apo. 21.2. etc. Ten ware datmen’t alsoo wilde nemen, dat dese stadt (D. de kercke) op aerden sal zijn in plaetsen, die te vooren onreyn ende onheylich waren. Siet Ierem. 31. op vers 40. Doch vergel. boven 42.20. met d’aenteeck.
margenoot15
Hebr. hefoffer der heylicheyt. alsoo in’t volgende.
margenoot16
Hebr. broot. D. tot onderhoudt, leeftocht.
margenoot17
Hebr. dient.
margenoot18
And. sullen dat (overich deel) bouwen, ofte, bearbeyden, onderhouden. ofte, sullen uyt alle stammen Israels den selven (Israel) dienen. D. die inde stadt dienen, sullen allen anderen Israeliten bevorderlick ende gedienstich zijn in’t verrichten harer saken, ofte, men sal die Dienaers uyt alle stammen nemen.
margenoot19
T.w. inde lengte, met gelijcke veel inde breette: vergel. de maniere van spreken met bov. 45.2.
margenoot20
Aengaende de vierkanticheyt, kanmen dit vergelijcken met Apo. 21.16. and. het vierde deel, sult ghy van’t heylich hefoffer offeren tot de besittinge der stadt, nemende de plaetse des heylichdoms voor t’eerste deel, der Priesteren voor het tweede, der Leviten voor het derde, ende der stadt, voor het vierde.
margenoot21
D. de stadt daer in mede (nae sommiger verklaringe) begrepen zijnde.
margenoot22
Hebr. tegen, ofte, aen, voor’t aengesichte. alsoo in’t volg.
margenoot23
Ofte, [voorgemelde]. and. tegen over de deelen des Vorsten, ende het sal een heylich hefoffer zijn. etc.
margenoot24
Ofte, nae Theman henen. Siet van dese plaetsen boven 47. op vers 19.
margenoot25
In’t Hebr. is de maniere van spreken wat duyster, ende schijnt verklaert te zijn door eene andere, bov. 45.1. ende 47.14, 22. gebruyckt, die hier oock om klaricheyts wille in den text gestelt is. Hebr. eygentl. van de erffenisse, ofte, om der erffenisse wille, datmen kan verstaen, ofte van’t uytdeylen der gemeyne erffenisse elcker stamme aen de particuliere onder-hoorige, ofte van’t werpen des lots over de bysondere erffenissen, zijnde den sin eenderley. And. van de beke (Sichor) af. D. van de lantpale Egypti af.
margenoot26
Der stammen.
margenoot27
Siet boven vers 16. alwaer verklaert schijnt te worden, watmen hier door dese uytgangen sal verstaen, te weten, het begrijp van de vier deelen der stadt, uyt de welcke men nae de respective poorten uytginck, soo verre als elck deel sich uytstreckte, aen welckes uyt-eynde de poorten waren. andere verstaen door de uytgangen de poorten selfs.
margenoot28
D. meet-rieten. Siet bov. 40.5.
margenoot29
Waer door men kan verstaen, dat eenen openen inganck in Godts kercke ofte het nieuwe Ierusalem sal zijn, niet alleen voor de uytverkorene uyt Israel, maer oock uyt de heydenen, ofte, alle natien, uyt de vier hoecken der werelt. Vergel. Malach. 1.11. Matt. 8.11. Luc. 13.29. Apoc. 21.12, 13, 14, 21, 25. item 7.9, 10.
margenoot30
Hebr. hoeck der zee, als boven dickwijls.
margenoot31
Ende dien volgens, heyl ende salicheyt: Hebr. IEHOVAH SCHAMMAH. Siet Ierem. 3.17. Ioel. 3.21. Zach. 2.10, 11. Apoc. 21.3, 22. ende 22.3, 4, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken