Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

1 Ioannes de Dooper inde gevanckenisse zijnde sendt twee Discipelen tot Christum. 4 Den welcken Christus uyt sijne leere ende wercken bewijst, dat hy de beloofde Messias is. 7 Geeft tot den volcke van Ioannis persoon ende ampt een heerlicke getuygenisse. 16 Verwijt den Ioden onder sekere gelijckenisse hare onbekeerlickheyt. 20 ende dreycht daerom de steden van Chorazin ende Bethsaida, ende Capernaum met seer sware straffen. 25 Stelt daer tegen het welbehagen sijns Vaders in’t onderwijsen der kleyne. 28 Noodt alle vermoeyde sondaers tot hem, ende belooft den selven verquickinge.

1

ENde het is geschiet, doe Iesus ge-eyndicht hadde sijne twaelf Discipelen Ga naar margenoot1 bevelen te geven, dat hy van daer voortginck, om te leeren ende prediken in Ga naar margenoot2 hare steden.

2

Ga naar margenoota Ende Ioannes inde Ga naar margenoot3 gevanckenisse gehoort hebbende Ga naar margenoot4 de wercken Christi, sant twee van sijne Discipelen.

3

Ende Ga naar margenoot5 seyde tot hem, Zijt ghy de gene Ga naar margenoot6 die komen soude, of verwachten wy eenen anderen?

4

Ende Iesus antwoordde ende seyde tot haer: Gaet henen ende bootschapt Ioanni weder, ’t gene ghy hoort ende siet:

5

Ga naar margenootb De Ga naar margenoot7 blinde worden siende, ende de kreupele wandelen, de melaetsche worden gereynicht, ende de doove hooren, de doode worden opgeweckt, ende den Ga naar margenoot8 armen wort het Euangelium verkondigt.

6

Ende salich is hy, die aen my niet en sal Ga naar margenoot9 ge-ergert worden.

7

Ga naar margenootc Als nu dese henen gingen, heeft Iesus tot de scharen beginnen te seggen van Ioanne, Wat zijt ghy uytgegaen in de woestijne te aenschouwen? Een Ga naar margenoot10 riet dat vanden wint gins ende weder beweegt wort?

8

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een mensche met Ga naar margenoot11 sachte kleederen bekleet? Siet die sachte [kleederen] dragen zijn in der Coningen huysen.

9

Maer wat zijt ghy uytgegaen te sien? Een Propheet? Ia ick segge u, oock veel meer dan een Propheet.

10

Want dese is ’t van den welcken geschreven staet, Ga naar margenootd Siet ick sende mijnen Ga naar margenoot12 Engel voor uw’ aengesichte, die uwen wech bereyden sal Ga naar margenoot13 voor u henen.

11

Voorwaer segge ick u, onder de gene die van vrouwen geboren zijn, en is niemant Ga naar margenoot14 opgestaen meerder dan Ioannes de Dooper: Doch die Ga naar margenoot15 de minste is in het

[Folio 6v]
[fol. 6v]

Coninckrijck der hemelen, is meerder dan hy.

12

Ga naar margenoote Ende van de dagen Ioannis des Doopers tot nu toe, wort het Coninckrijck der hemelen Ga naar margenoot16 gewelt aengedaen, ende de Ga naar margenoot17 geweldigers nemen het selve met gewelt.

13

Want alle de Propheten ende de Wet hebben tot Ioannem toe Ga naar margenoot18 gepropheteert.

14

Ga naar margenootf Ende soo ghy het wilt aennemen, hy is Ga naar margenoot19 Elias die komen soude.

15

Ga naar margenoot20 Wie ooren heeft om te hooren, die hoore.

16

Doch waer by sal ick dit geslachte Ga naar margenoot21 vergelijcken? Ga naar margenootg Het is gelijck de kinderkens, die op de merckten sitten, ende haren gesellen toeroepen.

17

Ende seggen, Wy hebben u op de fluyte gespeelt, ende ghy en hebt niet gedanst. Wy hebben u klaech-lieden gesongen, ende ghy en hebt niet Ga naar margenoot22 geweent.

18

Ga naar margenooth Want Ioannes is gekomen Ga naar margenoot23 noch etende noch drinckende, ende sy seggen, Hy heeft den Duyvel.

19

De Sone des menschen is gekomen, etende ende drinckende, ende sy seggen, Siet daer, een mensche [die] een vraet, ende wijnsuyper [is,] een vrient van tollenaren ende sondaren. Doch de wijsheyt is Ga naar margenoot24 gerechtveerdicht geworden van hare kinderen.

20

Ga naar margenooti Doe begon hy de steden, inde welcke sijne krachten meest geschiet waren, te Ga naar margenoot25 verwijten, om datse haer niet bekeert en hadden.

21

Wee u Chorazin, wee u Bethsaida: Want so in Ga naar margenoot26 Tyrus ende Sidon de krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy souden haer Ga naar margenoot27 eertijts in Ga naar margenootk[k] Ga naar margenoot28 sack ende assche bekeert hebben.

22

Ga naar margenootl Doch ick segge u, Het sal Tyro ende Sidon verdraechlijcker zijn inden dach des oordeels, dan u lieden.

23

Ende ghy Capernaum, die tot den hemel toe zijt Ga naar margenoot29 verhoogt, ghy sult tot de helle toe nedergestooten worden. Want so in Sodoma die krachten waren geschiet, die in u geschiet zijn, sy soude tot op den huydigen dach gebleven zijn.

24

Doch ick segge u, Ga naar margenootm dat het den lande van Sodoma verdraechlijcker sal zijn in den dach des oordeels, dan u.

25

Ga naar margenootn In die selve tijt Ga naar margenoot30 antwoorde Iesus ende seyde, Ick Ga naar margenoot31 dancke u vader, Heere des Hemels ende der aerden, Ga naar margenooto dat ghy dese dingen voor Ga naar margenoot32 den wysen ende verstandigen verborgen hebt, ende hebt de selve Ga naar margenoot33 den kinderkens geopenbaert.

26

Ia Vader, want alsoo is geweest Ga naar margenoot34 het welbehagen voor u.

27

Ga naar margenootp Alle dingen zijn my overgegeven van mijnen Vader: ende Ga naar margenootq niemant en kent den Sone dan de Vader, nochte yemant en kent den Vader dan de Sone, ende dien het de Sone wil Ga naar margenoot35 openbaren.

28

Komt herwaerts tot my alle Ga naar margenoot36 die vermoeyt ende Ga naar margenoot37 belast zijt, ende ick sal u ruste geven:

29

Neemt mijn Ga naar margenoot38 jock op u, ende leert van my, dat ick Ga naar margenootr sachtmoedich ben, ende nedrich van herten: Ga naar margenoots ende ghy sult ruste vinden voor uwe zielen.

30

Ga naar margenoott Want mijn jock is Ga naar margenoot39 sacht, ende mijn last Ga naar margenoot40 is licht.

margenoot1
N. die in’t voorgaende capittel verhaelt staen.
margenoot2
N. van Galileen, van waer sijne Discipelen waren. Siet Actor. 2.7.
margenoota
Luc. 7.18.
margenoot3
Siet vande oorsake ende het eynde deser gevanckenisse Ioannis des Doopers, Matth. 14. ende Marc. 6.
margenoot4
D. wonderteeckenen ofte mirakelen.
margenoot5
D. liet hem seggen.
margenoot6
D. de Messias door de Propheten belooft. Dit doet Iohannes vragen, niet om dat hy selve daer aen twijfelde. Want hy hadde lange te voren sulcks opentlick betuycht. Ioan. 1.29. maer om uyt d’antwoorde Christi oorsake te nemen, om sijne Discipelen, die daer aen noch eenichsins twijffelden, hier van daer na breeder te onderrichten.
margenootb
Ies. 29.18. ende 35.5. ende 61.1. Luc. 4.18.
margenoot7
Dese dingen waren voorgesegt datse van den Messia souden gedaen worden. Siet Iesa. 35.5.
margenoot8
N. So van staet als van geeste. Mat. 5.3. gelijck het oock wort genomen Iesa. 61.1. daer Christus hier op siet.
margenoot9
D. die uyt mijnen geringen staet ofte leeringen geen aenstoot en neemt om in my niet te gelooven. Siet Marc. 6.3. Ioan. 6.41, 52, 66.
margenootc
Luc. 7.24.
margenoot10
D. een ongestadich leeraer, die met allerley winden der leeringen gedreven wort. Ephes. 4.14.
margenoot11
D. kostelicke ende cierlicke.
margenootd
Malach. 3.1. Marc. 1.2. Luc. 7.27.
margenoot12
D. Gesante ofte Sendtbode.
margenoot13
By den Propheet Malach. 3.1. staet voor my: om dat Christus daer selve spreeckt: ende hier brengt Christus den Vader in sprekende tot sijnen Sone, alsoo Iohannes soo wel vanden Vader als van den Sone gesonden is. Ioan. 1.6. Luc. 3.2.
margenoot14
Gr. verweckt. Ofte, een meerder.
margenoot15
Gr. de mindere. N. onder de Leeraers des Euangeliums: overmits de selve Christum noch klaerder aenwijsen, als nu alles tot onser saligheyt noodich volcomelick volbracht hebbende, ende dat niet alleen aende Ioden maer oock aende Heydenen verkondigen.
margenoote
Luc. 16.16.
margenoot16
D. Wort met groote menichte ende yver aengenomen.
margenoot17
D. die met grooten ernst ende yver na de salicheyt trachten, gelijck als die met gewelt yet tot haer willen trecken. Phil. 3.8, 12.
margenoot18
D. hebben de comste des Messias voorsegt ende afgebeeldt, dien Ioannes heeft aengewesen als nu tegenwoordich, ende gecomen zijnde.
margenootf
Malach. 4.5. Luc. 1.17.
margenoot19
Niet Elias de Thesbiter in zijn persoon. Ioan. 1.21. maer die in den geest ende kracht Elie komen soude. Luc. 1.17.
margenoot20
D. die van God den Geest des verstants ontfangen heeft die lette hier op met aendacht. 2.Cor. 3.5.
margenoot21
Met dese gelijckenisse leert Christus, dat hy op alle manieren, so sachte als harde, gesocht heeft haer tot bekeeringe te brengen.
margenootg
Luc. 7.31.
margenoot22
Gr. Niet op de borst geslagen, dat is geen teecken van droefheyt getoont.
margenooth
Matth. 3.4. Marc. 1.6.
margenoot23
D. na de gemeene wijse van andere menschen.
margenoot24
D. Christus, die de wijsheyt des Vaders genoemt wort Proverb. 8.12, etc. 1.Corint. 1.24. ofte sijne Leere is voor goet ende recht bekent, ende ontfangen geweest, van hare rechte discipelen.
margenooti
Luc. 10.13.
margenoot25
Dat is, tot harer schande te bestraffen ende het wee te dreygen.
margenoot26
Dit waren twee steden der heydenen aen de Middelantsche Zee in Phenicien gelegen, die eertijts in groote weelde, pracht, ende dertelheyt leefden. Siet Esa. 23. ende Ezech. 26. ende 27.
margenoot27
N. als sy noch in haren bloeyenden staet ende weelde waren, eerse van Alexander de Groote met gewelt ingenomen ende verwoest waren.
margenootk[k]
2.Sam. 13.9. 2.Reg. 6.30. ende 19.1.
margenoot28
Met sulcke teeckenen wiert eertijts de boetveerdicheyt betoont. Siet Iesa. 58.5. Dan. 9.3. Ione 3.6. Thren. 2.10.
margenootl
Matth. 10.15.
margenoot29
So door u welvaren, als door de bywooninge, leere, ende miraculen Christi.
margenootm
Matth. 10.15.
margenootn
Luc. 10.21.
margenoot30
Dit schijnt te sien op het verhael het welck hem de 70 discipelen hadden gedaen, van de uytkomste van hare reyse, gelijck af te nemen is uyt Luc. 10. vers 17.
margenoot31
Gr. belijde. Dat is, dancke ofte prijse.
margenooto
Iob 5.12. Iesa. 29.14. Luc. 10.21. 1.Cor. 1.19. ende 2.7, 8.
margenoot32
D. na den vleesche, ofte deser werelt. Siet 1.Cor. 1.20, 26.
margenoot33
D. die kinderen in verstande zijn, ofte die kleyn geacht worden. Siet 1.Corint. 1.27. ende 14.20.
margenoot34
D. uw’ welbehagen: van welck welbehagen. Siet Luc. 2.14. ende 12.32. Ephes. 1.5.
margenootp
Matth. 28.18. Luc 10.22. Ioan 3.35.
margenootq
Ioan. 1.18. ende 6.46.
margenoot35
Naeml. door sijn woort ende Geest, 1.Corint. 2.11, 12.
margenoot36
Ofte, tot vermoeytheyt arbeydet.
margenoot37
N. met den last der sonden, ofte oock der wet ende der menschelicke insettingen.
margenoot38
D. mijne leere bestaende so in geboden als in beloften.
margenootr
Psal. 45.5.
margenoots
Ierem. 6.16.
margenoott
1.Ioan. 5.3.
margenoot39
D. gemackelick ofte wel om te dragen
margenoot40
Wort alsoo genaemt om dat Christus het selve door sijn verdiensten ende door de kracht sijnes Geests licht maeckt. Siet Rom. 8.26. ende 1.Ioan. 5.3, 4. het welck gestelt wort tegen het ondragelijck jock der wet. Actor. 15.10. ende der menschelicker insettingen. Matth. 23.4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken