Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xiiij. Capittel.

1 Het gevoelen Herodis van Christo. 3 Verhael van Ioannis des Doopers gevanckenisse ende onthoofdinge op het versoeck van Herodias Dochter. 13 Christus versadicht inde woestijne over de vijf duysent menschen met vijf brooden ende twee visschen. 22 Comt tot sijne Discipelen die op Zee in noodt waren, ende wandelt op het water. 28 ende op sijn gebodt oock Petrus, die bevreest voor den windt begint te sincken, maer wort behouden van Christo. 32 Die het onweder stilt, waer door hy bekent wort Godts Sone te zijn. 34 Christus komt weder in ’t lant van Gennesareth ende geneest vele krancken.

1

Ga naar margenoota TE dier selver tijt hoorde Ga naar margenoot1 Herodes de Ga naar margenoot2 Vier-Vorst het geruchte van Iesu.

2

Ende seyde tot sijne knechten, Dese is Ioannes de Dooper: hy is opgeweckt van de dooden, ende daerom wercken die krachten in hem.

3

Ga naar margenootb Want Ga naar margenoot3 Herodes hadde Ioannem gevangen genomen, ende hem gebonden, ende in den kercker geset, om Ga naar margenoot4 Herodias de huysvrouwe Philippi sijns broeders wille.

4

Want Ioannes seyde tot hem: Ga naar margenootc Het en is u niet geoorloft haer Ga naar margenoot5 te hebben.

5

Ende willende hem dooden, vreesde hy het volck, Ga naar margenootd om dat sy hem hielden voor een Propheet.

6

Maer als Ga naar margenoote de dach van Herodis Ga naar margenoot6 geboorte gehouden wiert, danste de dochter van Herodias in het midden [van haer], ende sy behaechde Herodi.

7

Ga naar margenootf Waerom hy haer met eede beloofde te geven, wat sy oock eysschen soude.

8

Ende sy Ga naar margenoot7 te voren onderrecht zijnde van hare moeder, seyde, Geeft my hier in een schotel het hooft Ioannis des Doopers.

9

Ende de Coninck wiert Ga naar margenoot8 bedroeft, doch om Ga naar margenoot9 de eeden, ende de gene die [met hem] aensaten, geboodt hy, dat het [haer] soude gegeven worden.

10

Ende Ga naar margenoot10 sandt henen, ende onthoofde Ioannem inden kercker.

11

Ende sijn hooft wert gebracht in een schotel, ende het dochterken gegeven, ende sy droegh het hare moeder.

12

Ende sijne Discipelen quamen, ende namen het lichaem wech, ende begroeven het selve: ende gingen ende boodschapten het Iesu.

13

Ga naar margenootg Ende [als] Iesus [dit] hoorde, Ga naar margenoot11 vertrock hy van daer te schepe, na een woeste plaetse Ga naar margenoot12 alleen: ende de scharen [dat] hoorende, zijn hem Ga naar margenoot13 te voete gevolcht uyt de steden.

14

Ga naar margenooth Ende Iesus uytgaende sach een Ga naar margenoot14 groote schare, ende Ga naar margenooti wiert innerlick met ontferminge over haer beweeght, ende genas hare crancken.

15

Ga naar margenootk Ende als het nu avondt wierdt, quamen sijne Discipelen tot hem, seggende, Dese plaetse is woest, ende Ga naar margenoot15 de tijdt is nu voorby gegaen: laet de scharen van u, op dat sy henen gaen in de vlecken, ende haer selven spijse coopen.

[Folio 8v]
[fol. 8v]

16

Maer Iesus seyde tot haer, Ten is haer niet van noode henen te gaen: geeft ghy haer te eten.

17

Doch sy seyden tot hem: Wy en hebben hier niet dan vijf brooden ende twee visschen.

18

Ende hy seyde: Brenght my de selve hier.

19

Ende hy beval de scharen neder te sitten, op het gras, ende nam de vijf brooden, ende de twee visschen, ende opwaerts siende na den hemel Ga naar margenootl Ga naar margenoot16 segende de selve: ende als hyse gebroken hadde, gaf hy de brooden den Discipelen, ende de Discipelen den scharen.

20

Ende sy aten alle ende wierden versadicht, ende Ga naar margenoot17 sy namen op, het overschot der brocken, twaelf volle corven.

21

Die nu gegeten hadden, waren ontrent vijf duysent mannen, sonder de vrouwen ende kinderen.

22

Ga naar margenootm Ende terstont Ga naar margenoot18 dwanck Iesus sijne Discipelen in het schip te gaen, ende voor hem af te varen na d’ander zijde, terwijle hy de scharen van hem soude laten.

23

Ga naar margenootn Ende als hy nu de scharen van hem gelaten hadde, clam hy op den berch Ga naar margenoot19 alleen, om te bidden. Ende als het nu avont was geworden, so was hy daer alleen.

24

Ende het schip was nu midden inde zee, Ga naar margenoot20 zijnde in noodt van de baren: want de windt was [haer] tegen.

25

Maer ter vierder Ga naar margenoot21 waecke des nachts, quam Iesus af tot haer, wandelende op de zee.

26

Ende de Discipelen siende hem op de zee wandelen, wierden ontroert, seggende, Het is een Ga naar margenoot22 spoocksel, ende sy schreeuwden van vreese.

27

Maer terstont sprack haer Iesus aen, seggende, Zijt goets moets, Ga naar margenoot23 ick ben’t, en vreest niet.

28

Ende Petrus antwoordde hem, ende seyde, Heere, indien ghy het zijt, so gebiedt my tot u te comen op het water.

29

Ende hy seyde, Comt: ende Petrus clam neder van het schip, ende wandelde op het water, om tot Iesum te comen.

30

Maer siende den stercken windt, wiert hy bevreest, ende als hy begon neder te sincken, riep hy, seggende, Heere behoudt my.

31

Ende Iesus terstont de hant uytstekende greep hem aen, ende seyde tot hem, Ghy cleyn-geloovige, waerom hebt ghy Ga naar margenoot24 gewanckelt?

32

Ende als sy in’t schip geclommen waren, stilde de windt.

33

Die nu in’t schip [waren], quamen ende aenbaden hem, seggende, Waerlick ghy zijt Godts sone.

34

Ga naar margenooto Ende over gevaren zijnde, quamen sy in het landt Gennesareth.

35

Ende als de mannen van die plaetse hem wierden kennende, sonden sy in dat geheel omliggende landt, ende brachten tot hem alle die qualick gestelt waren.

36

Ende baden hem, dat sy alleenlick den Ga naar margenoot25 zoom sijns cleedts souden mogen aenraecken: ende so vele als Ga naar margenoot26 [hem] aenraeckten wierden gesont.

margenoota
Marc. 6.14. Luc. 9.7.
margenoot1
Dese was een soon van Herodes de Groote, ende was toegenaemt Antipas.
margenoot2
Gr. Tertarches, dat is, een Vorst over een vierden deel van een rijck. Want na de doot van Herodes de Groote, is sijn rijck vanden Keyser Augusto verdeelt onder sijne soonen: waer van by na de helft, namelick Iudea, Samaria, ende Idumea, hadde Archelaus de oudtste sone: een vierde part, namelick Galilea ende ’t lant over den Iordaen dese Herodes. ende het laetste vierde-part, namelick Iturea ende Trachonitis hadde Philippus de jongste sone. Siet Matth. 2.22. Luc. 3. versen 1, 19. ende by Ioseph. Antiq. lib. 17. cap. 15. Dese Tetrarchen worden oock Coningen genaemt, om datse als Coningen regeerden. Siet hier vers 9. Marc. 6. vers 14. Actor. 25.24.
margenootb
Marc. 6.18. Luc 3.19.
margenoot3
Dese historie wort hier by occasie verhaelt, hoewelse te voren geschiet is. Siet Matth. 4.12.
margenoot4
Dese Herodias was de huysvrouwe Philippi des broeders Herodis, van welcken sy verleydt zijnde, haren man verlaten heeft, ende by het leven des selven van Herode tot sijn wijf genomen was. Siet Ioseph. Antiq. lib. 18. cap. 7, 9.
margenootc
Levit. 18.16.
margenoot5
N. Een wijve.
margenootd
Matth. 21.26.
margenoote
Marc. 6.21. Genes. 40.20.
margenoot6
Van sulck vieren der geboorts-dagen heeft men noch eer exempel. Gen. 40.20.
margenootf
Iud. 11.30.
margenoot7
Ofte, opgemaeckt ende aengestouwet zijnde, na datse daer over hare moeder raedt gevraecht hadde. Marc. 6.24.
margenoot8
Niet so seer om Ioannis wille, als om den ondanck des volcks, dat hy vreesde.
margenoot9
N. die hy dese lichtveerdige dansersse onbehoorlick gedaen hadde. vers 7.
margenoot10
N. eenen trawant ofte scherp-rechter, gelijck te sien is Marc. 6.27.
margenootg
Marc. 6.31. Luce 9.10. Matth. 12.15.
margenoot11
Niet alleen om ’t perijckel te ontgaen, alsoo sijne uyre noch niet gekomen en was, maer oock om dat sijne discipelen ruste van nooden hadden. Marc. 6.30, 31.
margenoot12
Ofte, uyt de wege, aen d’een zijde.
margenoot13
Want Christus en was niet gevaren aen d’ander zijde vande Zee, maer over een inham, blijvende aen deselve zijde, daerse hem te voete konden volgen.
margenooth
Ioan. 6.5.
margenoot14
D. datter veel volcks was.
margenooti
Matth. 9.36.
margenootk
Marc. 6.35. Luce 9.12.
margenoot15
Gr. de uyre, N. van eten, ofte voedsel te nemen, ofte des daegs, om het volck niet langer op te houden.
margenootl
1.Sam. 9.13.
margenoot16
Het Gr. woort beteeckent somtijts wel danckseggen, maer moet hier voor segenen dat met dancksegginge gevoecht is, genomen worden, gelijck te sien is Luce. 9.16. welcke segeninge geschietis door een bysonder gebedt, dat dese brooden tot versadinge van allen mochten gedijen. 1.Tim. 4.4, 5.
margenoot17
N. de discipelen Christi, gelijck blijckt uyt Ioan. 6.12.
margenootm
Marc. 6.45. Ioan. 6.17.
margenoot18
N. met ernstige woorden, alsoosevan hem niet geerne en wilden scheyden.
margenootn
Marc. 6.46. Ioan. 6.15.
margenoot19
Siet het voorgaende 13 vers.
margenoot20
Gr. Gepynicht, D. zeer geslingert ofte geslagen van de baren.
margenoot21
De nacht wiert doen afgedeelt in vier waken, elck van drie uyren, waer van de vierde met den dach eyndichde. Daerom de selve oock de morgen-wake genoemt wort, Exod. c.14. vers 24. 1.Sam. 11.11. siet Luce 12.38.
margenoot22
D. een geest verschijnende in lichamelicke gedaente.
margenoot23
N. inder waerheyt, ende het en is geen schijnsel, ofte spoocksel.
margenoot24
Ofte, getwijffelt.
margenooto
Marc. 6.35.
margenoot25
N. tot een teecken datse van hem wilden geholpen wesen: niet datse den zoom sulcken kracht toeschreven. Siet diergelijck Matth. 9.21.
margenoot26
Ofte, dien. N. den zoom.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken