Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

1 Christus wort te Bethlehem geboren. 8 ende sijne geboorte door eenen Engel aen de herderen bekent gemaeckt. 13 waer over de hemelsche heyrscharen met eenen lofsanck Godt prijsen. 15 De herders gaen na Bethlehem om 't kint te sien, ende verbreydt hebbende 't gene haer daer van gesegt was, keeren wederom. 21 Het kindeken wort besneden, ende IESUS genaemt. 22 den Heere inden tempel voorgestelt. 25 alwaer hem Symeon ontfangt in sijne armen, ende na eenen lofsanck van hem propheteert. 36 Desgelijcks doet oock Anna de Propheterse. 41 Christus twaelf jaren oudt zijnde, reyst met sijne ouders nae Ierusalem. 45 wort van haer gevonden inden tempel onder de Leeraers. 51 keert wederom na Nazareth, ende is sijne ouderen onderdanich, ende neemt toe in wijsheyt, grootte, ende genade.

1

ENde het geschiedde Ga naar margenoot1 in die selve dagen datter een gebodt uytginck vanden Keyser Ga naar margenoot2 Augusto, dat Ga naar margenoot3 de geheele werelt Ga naar margenoot4 beschreven soude worden.

2

Dese Ga naar margenoot5 eerste beschrijvinge geschiedde als Ga naar margenoot6 Cyrenius over Syrien Stadthouder was.

3

Ende sy gingen alle om beschreven te worden, een yegelick na Ga naar margenoot7 sijn eygen stadt.

4

Ende Ioseph ginck oock op van Galilea, uyt de stadt Nazareth na Iudeam, Ga naar margenoota tot de stadt Davids, die Ga naar margenootb Ga naar margenoot8 Bethlehem genaemt wort, (om dat hy uyt den Ga naar margenootc huyse ende geslachte Davids was)

5

Om beschreven te worden met Maria sijn Ga naar margenoot9 ondertrouwt wijf, welcke bevrucht was.

6

Ende het geschiedde als sy daer waren, dat de dagen vervult wierden, dat sy baren soude.

7

Ende sy Ga naar margenootd baerde haren Ga naar margenoot10 eerst-geboren soon, ende wandt hem in Ga naar margenoot11 doecken, ende leyde hem neder inde cribbe, om dat voor haer lieden geen plaetse en was inde herberge.

8

Ende daer waren herders in die selve landstreecke, haer houdende in het veldt ende hielden de nacht-wacht over hare cudde.

9

Ende siet een Engel des Heeren Ga naar margenoot12 stont by haer, ende de Ga naar margenoot13 heerlickheyt des Heeren omscheense, ende sy vreesden met groote vreese.

10

Ende de Engel seyde tot haer, En vreest niet, want siet ick Ga naar margenoot14 verkondige u groote blijdtschap, die Ga naar margenoot15 alle den volcke wesen sal.

11

[Namelick] dat u heden geboren is de Salichmaker, welcke is Ga naar margenoot16 Christus de Heere, in de stadt Davids.

12

Ende dit sal u Ga naar margenoot17 het teecken zijn, Ghy sult het kindeken vinden in doecken gewonden, ende liggende in de kribbe.

13

Ende van stonden aen was [daer] met den Engel Ga naar margenoote een menichte des hemelschen Ga naar margenoot18 heyrlegers, prijsende Godt ende seggende,

14

Ga naar margenoot19 Eere [zy] Godt in de hooghste [hemelen], Ga naar margenootf ende Ga naar margenoot20 vrede op aerden, in den menschen Ga naar margenoot21 een welbehagen.

15

Ende het geschiedde, als de Engelen van haer Ga naar margenoot22 wechgevaren waren nae den hemel, dat Ga naar margenoot23 de herders tot malkanderen seyden, Laet ons dan henen gaen tot Bethlehem, ende laet ons sien Ga naar margenoot24 het woort dat daer geschiet is, 't welck de Heere ons heeft kont gedaen.

16

Ende sy quamen met haeste, ende vonden Mariam, ende Ioseph, ende het kindeken liggende in de kribbe.

17

Ende als sy het gesien hadden maeckten sy alomme bekent het woort, dat haer van dit kindeken geseght was.

18

Ende alle die het hoorden verwonderden haer, over het gene haer geseght wiert van den herders.

19

Doch Maria bewaerde dese woorden alle te samen, Ga naar margenoot25 overleggende [die] in haer herte.

20

Ende de herders keerden wederom, verheerlijckende ende prijsende Godt over alles wat sy gehoort ende gesien hadden, gelijck tot haer gesproken was.

21

Ende als Ga naar margenootg acht dagen Ga naar margenoot26 vervult waren, datmen het kindeken besnijden soude, soo wiert sijnen Ga naar margenooth Name genaemt Ga naar margenoot27 JESUS, welcke genaemt was van

[Folio 29r]
[fol. 29r]

den Engel, eer hy in den lichame ontfangen was.

22

Ende als de dagen Ga naar margenoot28 harer Ga naar margenooti reyniginge vervult waren nae Ga naar margenoot29 de wet Mosis, brachten sy hem te Ierusalem, op dat sy [hem] den Heere voorstelden.

23

(Gelijck geschreven is Ga naar margenootk in de Wet des Heeren, Al wat Ga naar margenoot30 manlick is dat de moeder opent, sal den Heere Ga naar margenoot31 heyligh genaemt worden)

24

Ende op dat sy offerande gaven nae het gene dat in de Ga naar margenoot32 Wet des Heeren geseght is, Ga naar margenootl een paer tortelduyven, ofte twee jonge duyven.

25

Ende siet daer was een mensche te Ierusalem, wiens name was Symeon: ende dese mensche was rechtveerdigh ende Godtvreesende, verwachtende de vertroostinge Israëls: ende Ga naar margenoot33 de heylige Geest was op hem.

26

Ende hem was een Godtlicke openbaringe gedaen door den heyligen Geest, dat hy den doot Ga naar margenoot34 niet sien en soude, eer hy den Christum des Heeren soude sien.

27

Ende hy quam door den Geest in den Tempel: ende als de ouders het kindeken Iesum inbrachten, om Ga naar margenoot35 nae de gewoonte der Wet met hem te doen:

28

Soo nam hy het selve in sijne armen, ende Ga naar margenoot36 loofde Godt, ende seyde,

29

Nu Ga naar margenootm Ga naar margenoot37 laet ghy, Heere, uwen dienstknecht gaen in vrede, nae uw' woort.

30

Want mijne oogen hebben Ga naar margenoot38 uwe Ga naar margenootn salicheyt gesien,

31

Ga naar margenooto Die ghy bereydt hebt voor het aengesichte van Ga naar margenoot39 alle de volckeren:

32

Ga naar margenootp Een licht tot Ga naar margenoot40 verlichtinge der heydenen, ende tot heerlickheyt uwes volcks Israëls.

33

Ende Ioseph ende sijne moeder verwonderden haer over het gene dat van hem geseght wiert.

34

Ende Symeon segende haerlieden, ende seyde tot Mariam sijne moeder, Siet, Ga naar margenootq dese wort Ga naar margenoot41 geset tot eenen val ende opstandinge veler in Israël, ende tot Ga naar margenoot42 een teecken Ga naar margenootr dat wedersproken sal worden,

35

(Ende oock Ga naar margenoot43 een sweert sal door uw' selfs ziele gaen) op dat de Ga naar margenoot44 gedachten uyt vele herten geopenbaert worden.

36

Ende daer was Anna een prophetesse, een dochter Phanuëls, uyt de stamme Asar: Dese was Ga naar margenoot45 tot grooten ouderdom gekomen, welcke met [haren] man seven jaren hadde geleeft van haren maeghdom af.

37

Ende sy was een weduwe van ontrent vier en tachtentich jaren, de welcke Ga naar margenoot46 niet en weeck uyt den Tempel, met vasten ende bidden [Godt] Ga naar margenoots dienende nacht ende dach.

38

Ende dese te dier selver uyre daer by komende heeft ingelijcks den Heere Ga naar margenoot47 beleden, ende sprack van hem tot allen die Ga naar margenoot48 de verlossinge in Ierusalem verwachteden.

39

Ende als sy alles voleyndight hadden, wat nae de Wet des Heeren [te doen] was, keerden sy wederom nae Galileam, tot hare stadt Nazareth.

40

Ende het kindeken Ga naar margenoott wies op, ende Ga naar margenoot49 wiert gesterckt Ga naar margenoot50 in den geest, ende vervult met wijsheyt: ende de genade Godts was over hem.

41

Ende sijne ouders Ga naar margenoot51 reysden alle jare nae Ierusalem op het feest van Ga naar margenootv Pascha.

42

Ende doe hy twaelf jaren [oudt] geworden was, ende sy nae Ierusalem opgegaen waren, nae de gewoonte des feestdaeghs:

43

Ende de dagen [aldaer] voleyndight hadden, doe sy wederkeerden, bleef het kint Iesus te Ierusalem, ende Ioseph ende sijne moeder en wiste 't niet.

44

Maer meenende dat hy Ga naar margenoot52 in't geselschap op den wegh was, gingen sy een dagh-reyse, ende sochten hem onder de magen, ende onder de bekende.

45

Ende als sy hem niet en vonden, keerden sy wederom nae Ierusalem, hem soeckende.

46

Ende het geschiedde, nae drie dagen, dat sy hem vonden in den Tempel, sittende in het midden der leeraren, haer hoorende, ende haer ondervragende.

47

Ga naar margenootx Ende alle die hem hoorden ontsetteden haer over sijn verstant, ende antwoorden.

48

Ende Ga naar margenoot53 sy hem siende wierden Ga naar margenoot54 verslagen, ende sijne moeder seyde tot hem, Kindt waerom hebt ghy ons soo gedaen? Siet, Ga naar margenoot55 uw' vader ende ick hebben u met Ga naar margenoot56 angst gesocht.

49

Ende hy seyde tot haer, Wat [is 't] dat ghy my gesocht hebt? En wistet ghy niet, dat ick moet zijn in de dingen Ga naar margenoot57 mijns Vaders?

50

Ga naar margenooty Ende sy en verstonden het woort niet, dat hy tot haer sprack.

51

Ende hy ginck met haer af, ende quam tot Nazareth, ende was haer Ga naar margenoot58 onderdanich. Ende sijne moeder bewaerde alle dese Ga naar margenoot59 dingen in haer herte.

52

Ende Iesus Ga naar margenootz nam toe in wijsheyt, ende in Ga naar margenoot60 grootte, ende in genade by Godt ende de menschen.

margenoot1
Namelick, terwijle Maria swanger ginck.
margenoot2
Dese was de tweede Roomsche Keyser, volgende op Iulius Caesar den eersten: ende onder sijne regeeringe was het Roomsche rijck in sijn meeste kracht ende ruste. Heeft geregeert ontrent 56 jaren, ende is dit geschiet ontrent het 42 jaer sijns Keyser-rijcks.
margenoot3
Gr. alle het bewoonde, namelick aertrijck: het welck verstaen moet worden so verre hem het Roomsche rijck doen uytstreckte.
margenoot4
N. om daer uyt te weten de menichte der onderdanen des Roomschen rijcks, ende haer vermogen, op dat een yeder na het selve soude mogen geschat worden.
margenoot5
Dese beschrijvinge wort de eerste genaemt, ten aensien, van noch een tweede, die daer na geschiet is, waer van gewach gemaeckt wort, Act. 5.37. ende by Iosephum Antiq. lib. 18. cap. 1.
margenoot6
Dese wort in de Romeynsche historien genaemt Quirinus, die Stadt-houder was over gantsch Syrien, waer van Iudea doen ter tijdt een deel was.
margenoot7
N. van waer hy afkomstich was, ende daer sijn geslachte woonde.
margenoota
Ioan. 7.42.
margenootb
1.Sam. 16.4, etc.
margenoot8
Van dese stadt siet Matth. 2.1. Mich. 5.1. ende wort Davids stadt genaemt, om dat David daer geboren ende opgevoedt was, 1.Sam. 17.12. Ioa. 7.42.
margenootc
Matth. 1.1.
margenoot9
Het is wel gelooflijck dat Ioseph haer nu al tot hem genomen hadde, volgens 't bevel des Engels Matth. 1.20. maer wort evenwel hier noch genaemt ondertrouwde, om datse met hem alsoo leefde, als of sy maer ondertrouwt ware geweest.
margenootd
Matth. 1.25.
margenoot10
Siet hier van Matth. 1.25.
margenoot11
Gr. windelen.
margenoot12
N. onverwacht ende haestelick, gelijck het Gr. woort mede-brenght.
margenoot13
D. een Godtlicke glans ende klaerheyt.
margenoot14
Gr. Euangelizere, D. verkondige blijde tijdinge.
margenoot15
N. Godts volck siet Matth. 1.21.
margenoot16
Ofte, de Gesalfde.
margenoot17
N. daer aen ghy het kindeken kennen sult, ende bevinden waer te zijn, dat ick u verkondige.
margenoote
Dan. 7.10. Apoc. 5.11.
margenoot18
D. der Engelen, die als een heyr des Heeren zijn, door welcke hy de vrome beschermt ende de quade straft. Psal. 34.8. ende 103.21.
margenoot19
Ofte heerlickheyt.
margenootf
Iesa. 57.19. Ephes. 2.17.
margenoot20
N. met Godt. Rom. 5.1.
margenoot21
D. het wel-behagen Godts worde door hem aen de menschen vervult. 2.Thes. 1.11. And. des wel-behagens, D. in de menschen die Godt na sijn wel-behagen heeft uyt-verkoren, Ephes. 1.5.
margenoot22
Gr. wechgegaen.
margenoot23
Gr. de menschen, de herders.
margenoot24
D. de geheele sake. Hebr.
margenoot25
Ofte, vergelijckende die met het andre, dat namelick haer te voren hier van meer geopenbaert ende geschiet was cap. 1.
margenootg
Gen. 17.12. Levit. 12.3. Ioan. 7.22.
margenoot26
D. als de achtste dagh gekomen was. Siet Actor. 2.1.
margenooth
Matth. 1.21. Luc. 1.31.
margenoot27
Siet hier van ende vande uytlegginge deses naems Matth. 1.21.
margenoot28
N. Marie.
margenooti
Levit. 12.6.
margenoot29
Siet van dese wet Levit. 12.2, 4.
margenootk
Exod. 13.2. Num. 3.13. ende 8.16, 17.
margenoot30
N. so wel van menschen als van gedierten, Exod. 13.2. Num. 18.15, 16, 17.
margenoot31
N. om ofte opgeoffert te worden, so het reyne gedierten waren, ofte voor vijf sickels gelost te worden, sose na de wet niet op-geoffert en mochten worden.
margenoot32
Siet Lev. 12.6. ende 8. alwaer sulcx wort geordineert voor geringe luyden: want de rijcke moesten een jarigh lam op-offeren met een tortel-duyve, ofte jonge duyve: het lam ten brand-offer, ende de duyve ten sondt-offer.
margenootl
Levit. 12.8.
margenoot33
N. de Geest der prophetie.
margenoot34
D. niet sterven.
margenoot35
Gr. na het gewoonlicke: waer van hier te voren gesproken is.
margenoot36
Gr. segende.
margenootm
Gen. 46.30.
margenoot37
Gr. ontbindt, laet los, N. van dit elendigh leven, volgens uwe belofte. Siet diergelijck Phil. 1. vers 23.
margenoot38
Ofte, uwe salichmakinge, D. Salichmaker, ende 't gene waer door de saligheyt te wege gebracht wort. Siet Iesa. 52.10. ende Luc. 3.6.
margenootn
Psal. 98.2. Iesa. 52.10.
margenooto
Actor. 28.28.
margenoot39
N. so wel Heydenen als Ioden, gelijck volght.
margenootp
Iesa. 42.6. ende 49.6. Actor. 13.47.
margenoot40
Gr. openbaringe.
margenootq
Iesa. 8.14. Rom. 9.32. 1.Pet. 2.8.
margenoot41
D. verordineert, N. van Godt. Dese woorden zijn genomen uyt Iesa. 8.14. ende worden verklaert van Paulo, Rom. 9. versen 32, 33. 1.Cor. 1. versen 23, 24. ende 2.Cor. 2.16. ende 1.Pet. 2.6, 7. Siet aldaer de aenteeck.
margenoot42
D. als een doel-wit daer na elck een mickt ende schiet.
margenootr
Actor. 28.22.
margenoot43
D. bittere smerten, voornamelick over het lijden ende sterven deses uwes Soons.
margenoot44
D. haer geloove ende ongeloove sal voor den dagh gebracht worden. Siet 1.Cor. 11.19.
margenoot45
Gr. tot vele dagen.
margenoot46
D. was geduerigh ofte dagelijcks in den Tempel.
margenoots
1.Sam. 1.22.
margenoot47
D. bekent ende betuyght, dat hy de verwachte Messias was.
margenoot48
N. die belooft was door den Messiam te sullen geschieden.
margenoott
Luc. 1.80.
margenoot49
Het selve wort oock Luc. 1.80. geseght van Ioanne, doch Christus heeft dese gaven ontfangen niet met mate, Ioa. 3.34.
margenoot50
Ofte, door den Geest.
margenoot51
N. na het bevel Godts, Deut. 16.16.
margenootv
Exod. 23.15, 17. Levit. 23.5. Deut. 16.1.
margenoot52
N. der gene die met haer na Nazareth wederkeerden. Want de Ioden na de groote feesten met groote hoopen te samen op-gingen ende wederkeerden, Psal. 42.5.
margenootx
Matth. 7.28. Marc. 1.22. Luc. 4.22, 32 Ioan. 7.15.
margenoot53
N. Ioseph ende Maria.
margenoot54
N. om dat sy sagen, dat hy noch een kindt zijnde hem onderstaen hadde, met sulcke groote leeraers te spreken ende te handelen.
margenoot55
N. Ioseph. So spreeckt Maria na de meyninge der Ioden, Luc. 3.23. ofte om dat men oock een behouwt Vader met den name van Vader plach te noemen.
margenoot56
Gr. beanghst, ofte, benauwt zijnde.
margenoot57
N. die Godt mijnen hemelschen Vader my heeft bevolen, ende waer toe ick van hem in de werelt gesonden ben.
margenooty
Luc. 9.45. ende 18.34.
margenoot58
N. Gelijck de kinderen hare ouders schuldich sijn te gehoorsamen na de wet, de welcke hy hemselven hadde onderworpen.
margenoot59
Gr. woorden.
margenootz
1.Sam. 2.26. Luc. 1.80.
margenoot60
Ofte, in ouderdom: want het Gr. woort beyde beteeckent. Luc. 19.3. Ioan. 9.21, 23.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken